Rob's web

Huisdieren raken hersenen kwijt

Home - Kynologie - De duitse herdershond - Huisdieren raken hersenen kwijt


Tot voor enige decennia dacht men dat het huisdier beter af was dan het wilde, ongerepte dier. Er werd immers voor voedsel, onderdak en bescherming gezorgd. Het dier werd ingeënt tegen ziekten en er werd geholpen bij de bevalling.

Over het algemeen dacht de mens, dat de relatie mens-huisdier ook ten gunste was van het dier. Pas sinds kort denken we er genuanceerder over. De mens kreeg deze eeuw steeds meer vrije tijd, en dus ook meer tijd om zich te ontplooien. Een logische konsekwentie zou zijn dat er ook iets met ons huisdier is veranderd.

In 1916 beweerde de Journal of Genetics, een vooraanstaand tijdschrift, nog over de kalkoen: de hersenmassa van de tamme kalkoen zal in volume toenemen.

De kalkoen nota bene: volgens sommigen het minst snuggere huisdier. in de regen of in de kou kan de vogel soms zijn eigen hok niet meer terugvinden. Dan blijft hij stokstijf op dezelfde plaats staan, wat vaak de dood tengevolge heeft. Verder heeft de mannelijke kalkoen het vermogen tot natuurlijke voortplanting verloren. De vogel is zo zwaar geworden dat hij een vrouwtje zou verpletteren.

Blijkbaar veronderstelde men dat het huisdier op een gegeven moment op zijn rug liggend in de wei een krant zou kunnen gaan lezen. Deze veronderstelling was gebaseerd op het feit dat de mens zich had ontdaan van alle natuurlijke vijanden - behalve zichzelf - voor voldoende voedsel en onderdak kan zorgen, en zijn eigen voortplanting kan reguleren.

De mens had zichzelf gedomesticeerd. De ontwikkeling van holenmens naar de moderne mens ging gepaard met het alsmaar groter worden van de hersenen. Totnutoe is niet duidelijk wat de oorzaak is en wat het gevolg. Stimuleerden groter wordende hersenen de ontwikkeling van de mens, of zorgde een intellectueler wordende mens voor steeds grotere en vollere hersenen?

Hoe dan ook, het "volraken" werd telkens gecompenseerd door meer hersenvolume: meer plooiing in de cortex. Dit wordt encephalisatie genoemd. Door meer vrije tijd kreeg de mens ook meer tijd om na te denken.

Kleine wereld

Geheel anders verliep de ontwikkeling van de hersenen bij het door de mens getemde dier. Ondanks het feit dat encephalisatie bij zijn wilde voorouders voor iets grotere hersenen zorgde, namen de hersenen van de huisdieren ten opzichte van deze voorouders af. De oorzaak is een sterk afgenomen "Merkwelt". Bij de mens werd deze Merkwelt steeds groter: de mens werd van nomade tot kosmopoliet, niet meer van tentenkamp naar tenten kamp, maar van hotelkamer naar hotelka: mer. Bij het huisdier werd het wijde veld omgebouwd tot varkenskot, ligbox en kippenhok. Een vrije bewegingsruimte bestaat voor de meeste gedomesticeerde dieren niet meer.

Bij gevangen genomen wilde dieren in een dierentuin begint deze hersenafname zich al na enige jaren voor te doen. Overigens is verminderde bewegingsruimte niet alleen bepalend voor een afname in hersenvolume; andere factoren spelen ook een rol. Immers, een kat gaat zijn eigen weg, maar heeft ook een kleiner hersenvolume, vergeleken met de wilde kat.

De mens heeft gedurende tienduizend jaar domesticatie uitsluitend geselecteerd op dieren met een hoge produktie. Zo ontstonden koeien met een steeds hogere melkgift. Al die eeuwen heeft men nooit geselecteerd op slimme eigenschappen. Het dier zou eens op het idee kunnen komen om op te stappen.

Lang fokken

Er is maar weinig onderzoek gedaan naar de oorzaken van dit afgenomen hersenvolume. Een paar conclusies zijn: Hoe langer er is gefokt, des te meer hersenafname. Ter vergelijking: de honderd jaar gefokte mink raakte vijf procent van zijn hersenen kwijt, de tweeduizend jaar gefokte fret 32 procent.

Andere mogelijke oorzaken, zoals mate van intensiteit van de domesticatie - een karbouw wordt minder intensief gefokt dan een Westerse melkkoe - en de mate van ontwikkeling van de hersenen - roofdieren moeten slimmer zijn dan knaagdieren - geven geen uitsluitsel.

Interessant is een onderzoek uit 1985, waarbij tachtig soorten roofdieren werden vergeleken met honderdveertien soorten hoefdieren. De meeste hoefdieren worden bejaagd door de roofdieren. Daaruit bleek niet dat roofdieren over een hogere ontwikkeling van de hersenen beschikken.

Verwildering

Een tweede konklusie is dat verwilderde dieren nimmer het hersenvolume van hun voorouders bereiken. Bij verwilderde katten, fretten, honden en varkens nam de herseninhoud slechts tien procent toe. Er is dus iets definitief verloren gegaan.

Het deel dat zich het meest en het laatste ontwikkeld heeft, de voorhersenen, neemt ook het sterkste af. Het is voor driekwart van de totale afname verantwoordelijk. Het gezichtsvermogen, het gehoor en de reuk gaan het sterkst terug.

Vrouwelijk voordeel

Voor de derde, meest recente konklusie keren we terug naar de kalkoen. Bij de kalkoen is namelijk vastgesteld, dat naast hersenen ook de ogen aanzienlijk afnemen: maar liefst 27 procent. Ook bij varkens is het aantal lichtgevoelige kegeltjes in de ogen kleiner geworden.

Tevens is bij de kalkoen aangetoond dat de hersenen van vrouwelijke dieren minder afnemen dan die van mannetjes: 24 procent t.o.v. 35 procent. Dit verschil is waarschijnlijk erfelijk bepaald. Wat zal prof. Swaab uit Amsterdam hiervan zeggen? Hij beweert immers dat vrouwen minder hersenen hebben dan mannen. Ze kunnen dus ook minder hersenen verliezen.

Cultuurvolgers

Misschien stammen onze huisdieren af van ondersoorten met een kleinere hersenvolume dan de overige ondersoorten. De hond zou niet van de Europese wolf afstammen, maar van de kleinere Indische wolf; de kat van de kleinere Lybische wilde kat en niet van de Europese wilde kat. Deze kleinere ondersoorten zouden zogenaamde commensalen zijn: cultuurvolgers van de mens, met wie ze leerden samenleven. Aanvankelijk profiteerde de dieren van de mens, en beschikte ze over schranderheid: denk maar aan de pimpelmezen die melkdoppen openpikken. Maar door een kleiner hersenvolume drongen bepaalde prikkels niet door tot het dier. Gecombineerd met het feit dat een aangehaald dier minder alert wordt, kon de mens het dier opsluiten en meenemen naar ander oorden. De domesticatie was begonnen.

Een gevolg van domesticatie kan zijn, dat het tamme dier zich afsplitst van de voorouders en een nieuwe soort ontstaat. Eigenaardig dat dit nog niet gebeurd is, hoewel dit proces in de vrije natuur zich al binnen enkele duizenden jaren kan voltrekken.

Misschien willen de huisdieren nog niet op eigen benen staan, bang om naast hun hersenen nog meer te verliezen: hun eigen cultuur.

Voor de mens is het een wijze les dat hij nog geen nieuwe diersoorten heeft geschapen, maar alleen dieren met minder hersenen.

©De Gelderlander 13-2-1990.