Rob's web

Botten voor de hond

Home - Kynologie - De duitse herdershond - Botten voor de hond


"Botten voor de hond" is een controversieel onderwerp. Ingeslikte botstukken veroorzaken vrij regelmatig bij honden verstoppingen van het maag-darmkanaal en scherpe beensplinters kunnen zelfs darmperforaties veroorzaken. Rauwe varkensbotten kunnen, eventueel de voor de hond dodelijke ziekte van Aujeszky (jeuk- pest, pseudorabiës), overbrengen. Om die reden adviseren veel dierenartsen de hond nooit botten te geven. En daar iedere westerse hondeneigenaar in principe zijn dier een goed uitgebalanceerde maaltijd kan voorzetten, is het voeren van botten om in de kalkbehoefte van de hond te voorzien niet nodig. Geen botten voor de hond dus?

Dat staat nog te bezien.

Het opjagen, vangen en verscheuren van een prooidier is bij alle hondachtige dieren een diepgeworteld instinct. Dat instinct is bij een aantal hondenrassen in het verloop van de huisdierwording dan wel afgezwakt, maar het is bij alle rassen nog wel degelijk aanwezig. Het gros van onze huishonden heeft echter in het dagelijks leven weinig of geen gelegenheid om met die aangeboren gedragingen rond prooivangen en prooiverscheuren iets te doen. Dat kan aanleiding zijn tot frustraties en een gefrustreerde hond is vaak een probleemhond die zijn onlustgevoelens op allerlei, meestal ongewenste, manieren afreageert. Zo'n hond heeft een grote kans een voortdurend aandacht eisende neuroot of een maffende karikatuur van een hond te worden. Het ligt voor de hand dergelijke problemen te voorkomen of te verhelpen door voor de huishond omstandigheden te scheppen waarin hij zoveel mogelijk van zijn instincten op een voor hem zinvolle en voor de mens aanvaardbare wijze kan uitleven. Ten dele kunnen die omstandigheden gevonden worden in diverse vormen van africhting, jachthondenproeven en windhondenrennen. Maar niet iedere hond is voor zulk werk geschikt en menige eigenaar heeft er geen zin in.

Wat kan dan een alternatief zijn?

In de praktijk blijkt het vaak een goede zaak de hond van tijd tot tijd zijn prooigedrag te laten uitleven op een naar zijn verhouding groot stuk vlees of pens, waarmee hij naar hartelust kan rondsjouwen, schudden en gooien, waarop hij kan knagen, dat hij uiteen kan' scheuren en verslinden. Het gewicht van zo'n stuk vlees of pens mag best 10 procent van het lichaamsgewicht van de hond bedragen. Het zal van de portemonnee en zeker ook van de woonomstandigheden van de hondeneigenaar afhangen of hij zijn dier af en toe zo'n festijn kan geven. Flatbewoners, bijvoorbeeld, zullen zich allicht nog wel eens bedenken voordat zij hun hond binnenshuis laten uitdollen met een lap pens van enige kilo's. Bovendien kan men tegen te frequente maaltijden van uitsluitend vlees voedingstechnische bezwaren aanvoeren, want vlees alléén is een verre van complete maaltijd.

Met botten ligt de zaak anders. De hond haalt er meestal weinig voedingsstoffen uit, maar daar gaat het in dit geval niet zo om. Botten veroorzaken heel wat minder smeerboel in huis dan vlees of pens en betaalbaar zijn ze zeker. Bovendien heeft de hond van een groot bot veel langer plezier en door het knagen erop blijft zijn gebit nog schoon ook. En menige hond die vernielingen aanricht als hij eens alleen thuis moet blijven, is de braafheid zelve als hij een verse kluif krijgt vlak voordat zijn baas de deur uitgaat.

Toch botten voor de hond dus. Maar met mate en vooral met verstand gegeven, want de bezwaren van diergeneeskundige zijde zijn bepaald niet uit de lucht gegrepen. Lang niet alle botten zijn voor de hond geschikt. Met name de botten van wild en gevogelte geven vaak vlijmscherpe en levensgevaarlijke splinters. Rauwe varkensbotten kunnen de dodelijke jeukpest overbrengen. Gekookte varkensbotten zijn weliswaar erg hard, maar er breken vaak vrij gemakkelijk grote stukken af. Als de hond die doorslikt kan een verstopping het gevolg zijn. Botten van schapen en geiten hebben voor middelgrote en grote honden hetzelfde gevaar. Ook deze botten kunnen gemene splinters geven. Maar heel geschikt zijn de grote zware schenkelbeenderen van volwassen paarden en runderen, als die door urenlang koken (4 tot 6 uur) keihard zijn geworden. In het algemeen geldt: hoe groter en harder een bot is, hoe beter.