Rob's web

De ouderwordende hond

Home - Kynologie - De duitse herdershond - De ouderwordende hond


Oud worden en oud zijn is een proces waaraan niemand ontsnapt, tenzij hij die jeugdig sterft. Het is nochthans een individueel gebeuren: het ene individu wordt sneller oud dan de algemene regel is, het andere langzamer. De kalenderleeftijd komt niet steeds overeen met de biologische leeftijd. Een twaalfjarige hond kan lichamelijk en geestelijk het gedrag en het uiterlijk vertonen van een van zeven, en omgekeerd kan een zevenjarige hond er uitzien alsof hij twaalf jaar oud is. Bij het dier, evenals bij de mens, verlopen de sleet- en degeneratieprocessen volgens een afzonderlijk ritme; bij de ene snel, bij de andere langzaam.

De wetenschap van het ouder worden, de geriatrie, staat nog in de kinderschoenen. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd aan dit verschijnsel meer en meer aandacht besteed. En dit vooral omwille van de over-veroudering van de bevolkingsstruktuur. In de kynologie, evenals in de diergeneeskunde, is de kennis van de ouderdomsverschijnselen nog te gering. Voor de fokker en evenzeer voor de koper, is het van even groot belang een hond te hebben die oud wordt, als een hond die mooi is en een prima karakter heeft. Dit wordt in de fokkerij soms verwaarloosd.

Om te beginnen een korte uiteenzetting over wat verouderingsprocessen zijn en welk mechanismen voor het verouderen van weefsels en organen verantwoordelijk zijn.

In de eerste plaats: het genotype (de erfelijke aanleg). Er zijn foklijnen die langer leven, en er zijn er die een kortere levensduur beschoren is. Grote rassen leven over het algemeen minder lang dan de kleine rassen. Zo is bekend dat de Duitse Boxer, de Duitse Dog en ook de Rottweiler eerder minder lang leven; eik jaar boven de 10 jaar kan beschouwd worden als een geschonken jaar! Hier zou de kynoloog toch even de oren moet spitsen en zoeken naar de mogelijkheid tot verlenging van de levensduur.

Naast het genotype is het fenotype (milieu, voeding, manier van houden) bepalend of een wezen zijn erfelijke aanleg kan benutten en oud kan worden of niet. Het vervroegde verouderen wordt ook beïnvloed door te veel lichamelijke belasting, door te weinig bezigheid, door kwantitatieve en kwalitatieve ondervoeding. Tekort aan beweging en gebrek aan bezigheid bevordert de eetlust uit verveling, vreten wordt hoofdzaak voor de hond en dat leidt tot vetzucht en luiheid.

Terug naar de vraag: Welke fysiologische processen doen sneller verouderen? We weten - eerlijk - nog veel te weinig hierover, ondanks een hele hoop theorie. Van belang is de veroudering van de cellen, die in aantal en grootte afnemen. De cellen spelen een grote rol in het hele gebeuren van de stofwisseling, vooral bij de vorming van eiwitten. Als in de cellen de afbraak van de eigenlijke celsubstantie: het eiwit, overweegt, worden de organen aangetast en vermindert hun funktie. Andere oorzaken van het verouderen liggen bij de verandering van het bind- en kraakbeenweefsel, vooral van 't kollageen. Dit laatste verliest bij het ouder worden water en kan zijn beschermende funktie niet meer uitoefenen. Gewrichts-, wervelkolom- en gewrichtsbanden-veranderingen zijn hiervan het gevolg. Dit gebeuren is echter weer een typisch rasgebonden voortijdig ouder worden dat tot ziekte kan leiden. Ik bedoel hier de Teckelverlamming, die niet alleen bij Teckels voorkomt, maar vooral ook bij de concrodystrophe rassen (stompsnuitige, zoals Boxers en Pekingezen). Verouderingssymptomen treden dikwijls in de jeugd op en leiden meermaals tot afbraak van de gewrichtsbanden met als gevolg verlamming van de achterhand, van de blaas en de endeldarm. We zijn hier reeds een hele stap verder. De afbraak van de gewrichtsbanden is hier niet als fysiologisch ouderdomsverschijnsel te zien, maar als veroudering ten gevolge van ziekte. Het fysiologisch verouderen is onafwendbaar en voor elk individu weggelegd. Het ziekelijk verouderen is bijlange niet algemeen, maar overkomt afzonderlijke individuen. Tegen voortijdig en ziekelijk verouderen moeten we als fokkers en bezitters strijden, want in elk geval worden ziekten begunstigd door de fysiologische verouderingsprocessen. De gemiddelde levensverwachting van de mens is in de laatste honderd jaar geweldig gestegen. Dat gemiddelde geldt niet voor elke mens apart, maar zegt welk de doorsneeleeftijd van een in hetzelfde jaar geboren populatie is. De ene zal deze verwachting overtreffen, de andere ver beneden deze verwachting blijven. Er zijn immers altijd al zeer oude mensen geweest. De verlenging van de gemiddelde levensduur is door de massale bestrijding van de kindersterfte, de verbetering van de hygiëne te verklaren.

Een doktores aan de dierenkliniek te Zürich berekende de gemiddelde levensduur van de hond, dat wil zeggen de som van alle leeftijden gedeeld door het aantal honden van 1953 tot 1963. Het verhoogde van 3,9 jaar in 1953 tot 5,5 jaar in 1963. Dus een gelijklopende maar niet zo extreme ontwikkeling. Hier kan geen rekening gehouden worden met de nog steeds zeer hoge sterfte van de welpen, maar wel met het nog zelden optreden van infektieziekten, zoals de hondeziekte, leverontsteking en leptospirose, die vooral ziekten van jonge honden zijn. Een over het algemeen betere huisvesting en een betere instelling van de bezitter tegenover de hond, en de diergeneeskunde die de humane geneeskunde op de voet volgt, alsmede een betere chirurgische verzorging, hebben tot deze ontwikkeling zeer veel bijgedragen.

Veel dieren, waarvan de toestand hopeloos scheen en uit dierlievende overwegingen werden gedood, kunnen heden genezen worden. Als voorbeeld voor vele andere ziekten zullen hier twee gevolgen van ongevallen aangevoerd worden: beenderbreuken, vooral als ze sterk versplinterd waren of verscheidene ledematen betroffen leidden vóór de ontwikkeling van de beendernageling tot de dood.

Scheuren in het middenrif, door ongeval veroorzaakt, en uitstulpingen van de buikingewanden konden, vóór de moderne narkosetechniek in gebruik was, niet geopereerd worden. De hondebezitter vindt het fijn de hondenleeftijd met de overeenkomstige mensenleeftijd te vergelijken. Er wordt nog steeds gemeend dat één jaar hondeleven overeenkomt met zeven jaar van een mensenleven. Dat is fout. De lichamelijke groeiperiode en de geestelijke rijpheid bij de hond verloopt veel sneller dan bij de mens. De hond wordt met 7 tot 13 maanden geslachtsrijp, de lichamelijke groeiperiode is, volgens ras, beëindigd met 10 tot 18 maanden.

Bij de mens verloopt de puberteit tussen 11 en 15 jaar, de groeiperiode is afgesloten rond ongeveer 20 jaar. Een hond van 6 maanden komt overeen met een kind van 10 jaar, een éénjarige hond is, in mensenleeftijd uitgedrukt 15 tot 20 jaar oud, volgens het ras. Afb. 1 probeert de hondenleeftijd met de mensenleeftijd te vergelijken.

afb. 1

Nu willen wij een beschouwing wijden aan de ziekten die de normale levensduur vooral verkorten. Ziekten dus, die vooral tijdens de ouderdom optreden. Ziekten die veelal tijdens het eerste levensjaar voorkomen zijn infektieziekten en darmparasieten.

Van het tweede tot het vijfde levensjaar is er een duidelijke vermindering van ziekten, gevolgd door weer een stijging in het zesde en vooral het zevende levensjaar. Dat zijn dus de kritieke jaren. Om onze hond de mogelijkheid te geven lang en gezond te leven, moeten we de ziekten vroeg herkennen, maar vooral trachten te voorkomen. Een bezoek aan de dierenarts is beter te vroeg dan te laat en de behandeling moet zeer nauwkeurig opgevolgd worden. Worden ouderdomsziekten - zoals vaak het geval is - niet tijdig opgemerkt en behandeld, leiden ze door voortijdig ziekelijk verouderen tot de dood. De meeste en gevaarlijkste ouderdomsziekten zijn die welke het hart, de bloedsomloop, de nieren en urinewegen, de lever en de bewegingsapparatuur betreffen. Daarbij komen nog de gezwellen. Ze behoren ook tot de meest voorkomende doodsoorzaken. Ouderdomsziekten waarvan de oorsprong te zoeken is op jeugdige leeftijd en die de levenskwaliteit erg aantasten en de hond de kans ontnemen op een -mooie oude dag- zijn: vetzucht, tandziekten en deze van de kaakbeenderen. Hier een kleine uitleg over deze ziekten.

Ziekten van het hart en de bloedsomloop

Ze kunnen aangeboren of aangekweekt zijn. Aangeboren hartziekten komen meestal vroeg tot uiting en deze dieren worden meestal niet oud. Aangekweekte hartziekten, vooral endocarditis, degeneratieve verouderingen van de hartspieren, veroudering van de kransslagaders veroorzaakt door arteriosclerose, zijn meermaals de oorzaken van voortijdige dood. Bij jongere honden heeft slechts een klein percentage hartziekten, die dan vooral aangeboren zijn. Vanaf het vijfde jaar nemen de hartziekten toe: vlugge vermoeidheid, ademnood vooral na lichamelijke belasting, hartgeruis, storingen van het ritme en vaak ook moeilijkheden met het terugvloeien van het bloed in de longen, harthoesten, bij het uitvallen van de rechter hartzijde leveropstopping die bij langere duur tot levercyrrhose voert; zwelling van de milt, buik- en borstwaterzucht zijn de hoofdsymptomen. In veel gevallen treedt verbetering in na het toedienen van digitalispreparaten en ontvochtingsbehandeling. Lichamelijk en psychische belasting kunnen een plotselinge dood veroorzaken.

Nierziekten

Nierziekten komen bij honden veel vaker voor dan bij de mens of bij andere diersoorten. De frekwentie stijgt met de leeftijd. Bij meer dan 50 procent van de honden boven de acht jaar kan door klinisch onderzoek, bij meer dan 80 procent door weefselonderzoek veroudering van meestal de twee nieren worden vastgesteld. Het begin van de ontsteking veroorzaakt door bakteriën, virussen, afscheiding van giftige stofwisselingsprodukten, gifstoffen, auto-immune ziekten, kan jaren geleden zijn. De aanvankelijk lichte ontsteking kan in latente toestand jaren voortduren. Het aktieve nierweefsel wordt steeds meer aangetast en vervangen door een weefsel vol littekens. De nieren verschrompelen samen. Tenslotte worden de nieren erdoor gehinderd de afvalstoffen in voldoende mate uit te scheiden, het komt tot uremie. De dieren drinken ongelooflijk veel, plassen ook zeer veel. De opeenhoping van afvalstoffen in het bloed leidt tot het aantasten van andere organen. In het laatste stadium zal het dier heftig overgeven. Als deel van de behandeling moeten deze dieren een afvalarm dieet krijgen dat de nieren spaart. Ze mogen zich niet meer inspannen en men moet ze van veel drinken voorzien. Het zou levensgevaarlijk zijn deze dieren het drinken te beperken. Volgens een Amerikaanse statistiek sterft ongeveer 15 procent van de honden boven de acht jaar aan uremie.

Prostaat en baarmoederontsteking

Oudere reuen lijden regelmatig aan prostaatziekten. Terwijl bij de man bij vergrote prostaat moeilijkheden bij het urineren, ontstaan, veroorzaakt dit bij de hond meermaals moeilijkheden bij de stoelgang. De vergrote prostaat, die op de bekkenbodem ligt, klemt samen met de wervelzuil de endeldarm af. Daardoor kan de mest niet voorbij. De hond perst en daardoor kan het tot een perineaalbreuk komen. Door deze breuk wordt het einde van de darm verplaatst en vergroot en er ontstaat een uitzakking. En juist deze uitzakking is de oorzaak dat de stoelgang nog meer bemoeilijkt wordt. De eenvoudige prostaatvergroting kan gemakkelijk door kastratie of door langwerkende injekties van hormonen genezen worden. Bij meervoudige moeilijkheden moet operatief ingegrepen worden. Een relatief veel voorkomende ziekte bij de oudere teef is de baarmoederontsteking die kan genezen worden door operatief ingrijpen.

Slijtage van het bewegingsapparaat

Zeer veel voorkomend bij de grote rassen is de slijtage van het bewegingsapparaat. Het komt tot beenderige vergroeïingen aan de ruggegraat, waarbij vergroeïingen tussen de onderlinge wervels kunnen ontstaan. Dit noemt men spondylose. Het leidt tot verstijving van de wervelzuil met als gevolg verlamming van de achterhand. Tevens drukken deze aanwassen op de zenuwbanen die uit de ruggewervels komen en darm, blaas en spieren verzorgen. Het gevolg is: pijnlijke verlamming van de achterhand, blaas en darm. Ook de nevenverschijnselen van de heupdysplasie worden met het voortschrijden van de jaren meer en meer zichtbaar en zijn zeer vaak de oorzaak dat het dier voortijdig gedood wordt. Er treden toenemend arthrotische verouderingen op alsmede vervormingen aan de dijbeenkop, -hals en -pan, die erge pijnen, verlamming en de onmogelijkheid tot gaan als gevolg hebben.

Tumoren

Met toenemende leeftijd worden tumoren van de huid en de inwendige organen veelvuldiger. Veelal ongevaarlijk, maar storend voor het uiterlijk zijn de huidtumoren. Tumoren aan de melkklieren moeten altijd zeer vroeg geopereerd worden, zo niet, kunnen ze als gevolg van hun grootte of omwille van ouderdomszwakte, inoperabel worden of metastasen in de inwendige organen veroorzaken, vooral in de longen.

Hormonen - klieren

Als ziekten die met het ouder worden frekwenter voorkomen, moeten we nu nog de leukemie en de ontsporingen van de endokriene klieren aanhalen. Van deze laatsten zijn de diabetes mellitus, de schildklier en de hormonale haaruitval te noemen, allemaal ziekten die gedeeltelijk succesvol te behandelen zijn.

Preventie en verzorging

Na dit overzicht waarin enkele belangrijke ziektegroepen besproken werden die samen op hogere leeftijd kunnen optreden, willen we nog even uitwijden over de preventie van deze ziekten en de verzorging van de ouderwordende honden. Gezond oud worden wordt niet alleen bepaald door een goedaardig lot en een gezonde erfelijke aanleg, maar wijzelf als hondenbezitters kunnen hier en daar een groot woord meespreken. De ouderwordende hond wordt rustiger, slaapt meer, zijn aktiviteiten en bewegingsdrang nemen af; daarentegen staat helaas dat hij "meer vreugde voor het voedsel" krijgt. Hij wordt vraatzuchtiger. In tegenstelling tot de mens is hij nog sexueel aktief en tot op hoge leeftijd. De loopsheden bij de teef worden onregelmatig. Vanaf ongeveer 7 jaar ziet men het fysiologisch ouder worden aan de ooglenzen: het ouderdomsstaar wordt zichtbaar. Rond 5-6 jaar wordt de hond reeds grijs. De eerste grijze haren komen te voorschijn in de omgeving van de kin en de lippen. Het grijs worden van de hond beperkt zich tot deze plaatsen.

In het begin van de periode waarin men denkt dat de hond begint te verouderen, is het van belang ervoor te zorgen dat hij lichamelijk en geestelijk fit blijft door hem bezig te houden en hem binnen redelijke grenzen voldoende aktiviteiten te verschaffen. Nu vooral geldt het spreekwoord: "Rust Roest". Het is belangrijk dat hij genoeg bewegingsvrijheid heeft, voldoende plaats om zijn behoeften te doen en altijd voldoende fris drinkwater binnen zijn bereik heeft. Dit is een probaat middel om verstopping te voorkomen en tevens infekties van de urinewegen tegen te gaan. Indien deze honden een dagelijks gerantsoeneerde hoeveelheid drinkwater krijgen in de onzinnige veronderstelling dat de hond "proper" zou worden, kan een plots uitvallen van de nierwerking de dood betekenen. Ook voortdurende stresstoestanden kunnen dodelijk zijn.

Van groot belang is de regelmatige tandenverzorging, iets wat vanaf de prille jeugd zou moeten gebeuren. Tandaanslag en tandsteen moeten regelmatig verwijderd worden. Men mag het absoluut niet uitstellen tot er "kalkbergen" gevormd zijn. Tandsteen leidt tot ontsteking van het tandvlees, tot het oplossen van het alveolaarbeen dat de tand vasthoudt en tenslotte tot tanduitval. Voor de hond betekent dit een gans pakket van grote moeilijkheden plus een voortdurend stinkende adem die het huis kan verpesten.

De voeding is van kapitaal belang voor de gezondheid van de hond. Zonden, zoals overgewicht, zijn meestal slechts met een enorm geduld weer goed te maken. De stofwisselingsprocessen zijn verminderd ten gevolge van de celveroudering van ondermeer de spijsverteringsklieren. Beenderen aan de hond te geven is vanaf nu sterk af te raden. Zo moet ook het vetgehalte van het voedsel onder kontrole gehouden worden. Vet wordt door een oude hond zeer moeilijk verteerd. Geef hem biologisch hoogwaardig dierlijke eiwitten. Daardoor krijgt hij eiwitten die door zijn stofwisseling volledig verwerkt kunnen worden en een minimum aan afvalstoffen geven en dus de nieren niet belasten. Een oudere hond heeft minder kalorieën nodig. Voorbeeld: een opgroeiende hond van 5 kg heeft per dag en per kg ongeveer 176 Kcal nodig, een volwassen hond van 5 kg nog slechts 88 Kcal en een hond van 50 kg heeft reeds genoeg aan 50 Kcal per kg lichaamsgewicht. Om zijn nu beperkt werkend spijsverteringsstelsel te sparen moet het dagrantsoen over 2 maaltijden verdeeld worden. Om de demineralisering van het beendergestel te voorkomen, moet nu, evenals bij het opgroeien, een calcium-fosfaatpreparaat gegeven worden; dit als vervanging van de afgeraden knabbelknoken. Waardevol is het af en toe vitamine B-kompleks toe te dienen. Vetzucht kan behandeld worden met kleinere porties voedsel en meer beweging. Een menselijke gewoonte is dat vanaf een bepaalde leeftijd de gezondheidstoestand regelmatig gekontroleerd wordt. Laat ook uw hond tenminste tweemaal per jaar grondig onderzoeken: de urine, het bloed en de bloedneerslag, waaruit veel kan worden afgeleid in verband met de lever- en nierfunkties. Er kan ook een RX- en EKG genomen worden. En tenslotte het nazien van tanden en de eventuele tandsteenverwijdering.

Fokken

Tenslotte nog een hoofdstuk waarvan ik hoop dat het in goede aarde valt. Bij het begin van dit artikel heb ik beklemtoond dat als fokdoel, naast exterieur (schoonheid) en de aan het ras eigen zijnde eigenschappen in verband met de gebruikswaarde, ook aandacht moet geschonken worden aan de gezondheid en de lange levensduur. Wij kennen rassen en bloedlijnen met een lang en een kort leven, we kennen rassen en bloedlijnen met erfelijke patronen voor bepaalde ziekten.

We moeten méér dieren fokken waarvan we weten dat ze uit een lijn met verhoogde levenskansen stammen. Dit juist wordt door sommige fokreglementen, reuen vanaf acht jaar voor de fokkerij uit te sluiten, tegengewerkt. Juist van deze vitale reuen kan verwacht worden dat ze naar alle waarschijnlijkheid het erfgoed van een langer leven bezitten en kunnen vererven. Op tentoonstellingsvlak zou de nutteloze veteranenklas moeten vervangen worden door een klasse voor "jong uitziende oudere honden". Zo'n klas zou door een schoonheidskeurmeester moeten beoordeeld worden op uiterlijk en temperament, en door een dierenarts in verband met de gezondheidstoestand. Een team van vaklui zou een lijst moeten opstellen van beoordelingskriteria uit het oogpunt van de voor het ras specifieke ziektemogelijkheden. Ik ben ervan overtuigd dat een dergelijke beoordeling voor de gehele fokkerij door het gebruiken van "jeugdige" oudere honden een zegen zou zijn.

Prof. Dr. U. Freudiger, direkteur van de Universiteitskliniek voor kleine huisdieren te Bern.
Vertaling: Klara Hertogs.