Rob's web

Het geslachtsapparaat bij de hond

Home - Kynologie - De duitse herdershond - Het geslachtsapparaat bij de hond


Bij de voortplantingsorganen kan men enkele geslachtsklieren en afvoerwegen herkennen die in beide geslachten aanwezig zijn, echter met volledig van elkaar verschillende strukturen.

De aanleg van de mannelijke en vrouwelijke urine- en geslachtsorganen zijn deels met elkaar vergelijkbaar. De testikels van het mannelijke dier en de eierstokken bij het vrouwelijke dier, hebben hier een dubbel-funktie. Zij kweken namelijk de geslachtscellen en ook geslachtshormonen. De geslachtscellen zijn echter totaal verschillend en ook worden er andere hormonen geproduceerd hetgeen zich openbaart in de uiterlijke verschijningsvormen.

Mannelijke voortplantingsorganen

Mannelijk geslachtsapparaat

In het scrotum (balzak) bevinden zich de mannelijke voortplantingsorganen. Een tussenschot verdeelt het scrotum in twee delen. In het scrotum bevinden zich de twee zaadballen en hun bijballen, eveneens bevindt zich hierin het begin van de zaadleider.

De zaadballen bevatten een enorm aantal zeer kleine kanaaltjes. Om deze kanaaltjes heen worden de zaadcellen gevormd. Door de kanaaltjes komen de zaadcellen in de bijbal (epidydimis), die voor verdere rijping zorg draagt.

De zaadcellen (spermatozoiden) gaan vanaf de bijbal via de zaadleider het lichaam binnen, die zich in de buikholte weer ombuigt en naar de penis loopt. Hier mondt tevens de urinebuis uit, deze ligt in het gootvormige penisbeentje, dat de penis steunt.

De zaadleider mondt uit in de urinebuis. Hier ligt de prostaatklier. De producten van de prostaatklier maken het eind van de urinebuis en zaadleider (urethra) schoon, zorgen voor vochttoevoeging aan de zaadcellen, waardoor het sperma ontstaat, maken het uitwendige (de eikel) glad en vochtig, zodat een gemakkelijk heen en weer glijden tijdens de paring mogelijk wordt.

De zaadleider wordt omgeven door twee caverneuse lichamen, die een groot haarvatennet omvatten, dat volloopt met bloed, zodat de penis hard wordt. Alleen bij honden bevindt zich onder het caverneuse lichaam nog een zwellichaam. Wanneer het opzwelt, ziet men er een aan weerszijden van de penis als een bolvormige verdikking. Het is hierdoor, dat tijdens de paring de dieren vast blijven zitten, hetgeen trouwens niet direct noodzakelijk is. Ook zonder vastzitten kan de teef bevrucht worden.

Bij de paring wordt de eikel sterk geprikkeld, waardoor het zaad wordt uitgestort. Een slijmvliesplooi, de voorhuid, omgeeft de eikel.

Monorchisme noemt men het verschijnsel, als slechts 1 testikel in de bijbal te recht is gekomen, de tweede testikel ligt dan nog in de buikholte.

Cryptorchisme, indien beide testikels in de buikholte zijn gebleven. Een dergelijke reu is onvruchtbaar, de monorchide reu beslist niet. Beide afwijkingen zijn erfelijk. Aangezien de testikels zich buiten het lichaam behoren te bevinden, heeft het zaad hierin de juiste temperatuur. In het lichaam is de temperatuur vanzelfsprekend hoger, hetgeen een vruchtbare zaadvorming belet.

Bij de paring zwiepen millioenen zaadcellen naar de eicellen, zwiepen want zij hebben een staartje wat hen razendsnel maakt. Eicellen zijn er veel minder, per loopsheid misschien 30 à 40. Slechts èèn zaadcel gelukt het, zo'n eicel binnen te dringen, direct daarna komt er een vliesje om de bevruchte eicel, die het binnendringen van andere zaadcellen belet. Zo'n bevruchte eicel heet: kiemcel.

Vrouwelijke voortplantingsorganen

Vrouwelijk gelsachtsapparaat

Deze liggen in de buikholte, de vulva is het enige uitwendige zichtbare deel. De eicellen komen tot' rijping in de eierstokken (ovarium = eierstok).

Als de eicellen rijp zijn komen ze vrij in de buikholte, waar ze aangetrokken worden door het trechtervormige begin van de eileider. (Eileider = oviduct; het begin: tuba oviducti). Door de eileider komen de eicellen in de baarmoeder (uterus). Deze bestaat uit twee hoorns, die aan de voorzijde samenkomen en een gezamenlijke afsluiting hebben, de cervix uteri, het is een verdikking van de vagina ( = schede). Het onderste deel van de vagina is de vulva, hier komt de urinebuis in de vagina en bevindt zich de kittelaar (clitoris), die een vergelijkbare werking heeft als de eikel.

Twee maal per jaar begint bij de teef de eirijping. Dit is geen absolute wet, er zijn teven, die om de 8 maanden loops zijn, om de 5 en soms slechts eenmaal per jaar. Het heeft niets te maken met meer of minder vruchtbaar zijn.

Dan scheidt de hypophyse hersenaanhangsel, gelegen in het Turkse zadel, een uitholling in het wiggebeen) het FSH hormoon af (Follikel Stimulerend Hormoon). Hierdoor begint in de eierstokken de eirijping. De normaal dunne en slappe baarmoederwand wordt nu dikker, terwijl talrijke bloedvaten en haarvaten ontstaan, die ingeval van bevruchting het embryo voedsel en zuurstof moeten leveren.

In de eierstokken gaan de eicellen zich omgeven door lagen van andere cellen. Na enige tijd ontstaan in de massa holten (vacuolen), die met vloeistof gevuld zijn. De verschillende holtes vloeien tenslotte samen tot een grote holte, die de eicel tesamen met een laagje cellen U-vormig omgeeft. Men noemt dit een Graafse follikel. Het gaat tegen de wand van de eierstok liggen.

Wanneer het volledig is gerijpt, scheidt de hypophyse het LH ( = Luteïne Hormoon) af, waardoor de follikel openbarst en de eicel vrijkomt in de buikholte. De baarmoederwand is nu het dikst. Zoals gezegd gaat dan de eicel via de eileider naar de baarmoeder. Wat van de follikel overblijft wordt een klier, die oestron en progesteron gaat produceren, beiden van belang voor een goedverlopende zwangerschap.

Indien de eicel niet bevrucht wordt, verlaat deze via de vagina het lichaam. De oestron en progesteron producerende klier verschrompelt en blijft als een lidteken in de eierstok achter. De dikke baarmoederwand wordt afgebroken. Bij mensen en apen binnen enkele dagen, met bloedingen gepaard gaande en "menstruatie" genoemd, bij honden gaat dat afbreken veel langzamer en komen geen bloedingen voor. De loopsheid van een teef, menstruatie noemen of ermee te vergelijken is dus foutief. De bloedingen, die gepaard gaan met de loopsheid zijn precies het tegenovergestelde. Deze treden op, wanneer de baarmoederwand zo dik geworden is, dat de daarin aanwezige bloedvaatjes springen. In het begin is dit bloed donker, het wordt allengs lichter van kleur, om dan op te houden. Wordt de teef bevrucht, dan ontwikkelen de pups zich in de beide baarmoederhoorns. Ze worden nu nog geen "pups" genoemd, maar embryo's of foeten. (Enkelvoud: foetus).

In de baarmoederhoorns liggen de foeten op een rijtje, de ene met de stuit naar voren, de andere met de kop en zo komen ze er ook uit. Ze zitten ingepakt in vliezen, het binnenste vlies heet amnion, het buitenste chorion.

Het amnion is gevuld met vloeistof, de foetus zweeft als het ware in het vruchtwater. Zijn navelstrengetje doorboort het amnion en de bloedvaten hiervan vertakken zich in het chorion. Dit buitenste vlies vormt samen met het slijmvlies van de baarmoederwand de placenta (moederkoek). De hond heeft, in tegenstelling tot de mens, die een schijfvormige heeft, een gordelplacenta, deze omgeeft het embryo met de vliezen als een brede ceintuur.

De villi (kleine uitsteeksels op het chorion) dringen het baarmoederslijm binnen en zo ontstaat een sponsachtig weefsel, dat goed doorbloed is. Via de bloedvaten van de moeder worden voedsel en zuurstof naar de placenta aangevoerd. In de placenta worden deze overgenomen door het bloed van de foetus, zonder dat het bloed van moeder en kind vermengd wordt. Koolzuur wordt via de placenta uitgescheiden. Zonder de placenta zou het embryo niet kunnen leven.

Na plm. 63 dagen scheidt de hypophyse het pitruitrine af, waardoor de geboorte wordt ingezet. De spieren van de baarmoeder trekken zich samen, (weeën) de bekkenbeenderen gaan iets uiteen en nadat de navelstreng is afgebeten is de foetus geen embryo meer, maar puppie. Het puppie krijgt nu zijn voedsel uit moeders tepel, zij heeft er 10. Soms geven er slechts 7 of 8 melk. Elke tepel heeft 8-13 gaatjes, waaruit melk vloeit. Tevenmelk is 3 maal zo voedzaam als koemelk. Rest nog te vertellen, dat een teef geen overgangsjaren (menopauze) kent en haar gehele leven vruchtbaar blijft.

F. J. v. Geffen-de Kort.