Rob's web

Streptokokken-infektie bij de teef

Home - Kynologie - De duitse herdershond - Streptokokken-infektie bij de teef


De serieuze fokker wordt met veel problemen gekonfronteerd, zoveel zelfs dat deze problemen het hoofdbestanddeel van een dierenartsenpraktijk vormen.

Een van de meest vervelende problemen is de onvruchtbaarheid bij fokdieren. De oorzaken van acute of chronische onvruchtbaarheid zijn bij honden zeer verschillend, zoals b.v. niet goed uitgebalanceerd voer, ziekten van de eierstokken en/of funktiestoornissen, ontstekingen van de eileiders, storingen in de hormoonhuishouding enz. De konklusie, die ik uit ervaringen in mijn praktijk kon trekken voor het niet-opnemen, abortus of resorptie van de foeten, doodgeboren pups en puppiesterfte, is dat verreweg de meest voorkomende oorzaak een specifieke infektie is, die door de uitgebreide groep der streptokokken veroorzaakt wordt. Hun wetenschappelijke naam is Beta Haemolytische Streptokokken, type Lancefield G en L. De ziekte wordt Beta Haemolytische Streptokokken infektie genoemd. Een te lang woord dat daarom gemakshalve B.H.S.-infektie wordt genoemd of aangeduid met puppiesterftesyndroom

Oorzaak

In het kort: B.H.S.-infektie is een ziekte die de geslachtsorganen van de honden aantast. Deze ziekte kan bij beide sexen voorkomen, echter, zij zijn bij teven meer dan bij reuen vastgesteld. De veroorzaker is de Beta Haemolytische Streptokok, type Lancefield G en L. De preciese identificatie is zeer belangrijk, daar de groep Streptokokken een groot aantal variëteiten omvat die voor een groot deel als ziekteverwekkers werken en voor een ander deel volledig onschuldig zijn. Slechts de B.H.S. type Lancefield G en L zijn voor de zg. puppiesterfte verantwoordelijk. Andere soorten, die n.a.v. het bacteriologisch onderzoek van de schede-uitstrijk zijn geïdentificeerd, hebben slechts een onbeduidend of zelfs totaal geen kwaadaardige uitwerking.

Symptomen

Zoals reeds eerder opgemerkt, komt de B.H.S.-infektie veel vaker voor bij teven dan bij reuen. Ze is ook bij teven veel ernstiger.

1. Abnormale loopsheid

De met B.H.S. geïnfekteerde teven hebben vaak een onregelmatige loopsheidscyclus. I.p.v. regelmatig, ongeveer iedere zes maanden loops te worden, zijn de perioden van de loopsheid zo onregelmatig, dat ze zelfs heen en weer slingeren tussen de twee en drie maanden. Sommige teven tonen zelfs om de paar weken een sexuele aantrekkingskracht. Bij weer andere teven blijft de loopsheid een jaar of langer weg. Bij geinfekteerde teven wijkt verder de duur van de loopsheid af van de als norm aangenomen termijn van vierentwintig dagen. De loopsheid kan variëren van slechts drie à vier dagen tot zelfs vier zes weken. Ook de afscheiding is meestal abormaal, zoals overvloedig, te weinig, vuil of gedurende de hele loopsheid zonder kleur. Jammer genoeg was het tot nu toe niet mogelijk om een algemeen schema van deze afwijkingen te maken, waardoor het onmogelijk werd een zekere diagnose te stellen, omdat de symptomen bij de diverse dieren zo verschillend waren. Desalniettemin mag aangenomen worden, dat bij een tijdelijke abnormale cyclus van de loopsheid een van de mogelijke oorzaken een B.H.S.-infektie is.

2. Steriliteitssyndroom

Het niet opnemen na een normale paring is een (naar verhouding) vaak aangetroffen symptoom bij B.H.S.-infektie. Als oorzaken komen de onderstaande punten in aanmerking:

3. Resorptie en abortussyndroom

Hierbij ontstaat een bevruchting, ondanks dat er een B.H.S.-infektie voorhanden is, gevolgd door een schijnbaar normale dracht, die zo ongeveer vier à vijf weken aanhoudt. Op dit tijdstop veroorzaakt de ziekte of een resorptie van de foeten of een abortus.

Bij abortus komt het tot loslaten van de vruchten van de baarmoederwand. Gebeurt dit op een (naar verhouding) vroeg tijdstip, d.w.z. voor de 21e dag van de dracht, dan beperken de zichtbare symptomen zich tot een voorbijgaande onpasselijkheid en een sterk gekleurde afscheiding. Volgt het loslaten later dan zijn de symptomen gelijk, alleen worden hier bij de afgestorven foeten en hun overblijfselen zichtbaar afgestoten. De klinische zichtbare symptomen kunnen van geval tot geval verschillen en variëren dan ook van licht onpasselijk zijn tot zeer ernstig ziek zijn. De resorptie van de foeten ontstaat door een onvoldoende doorbloeding, wat hun afsterven veroorzaakt. Ze laten dan los van de baarmoederwand, maar i.p.v. uitgestoten te worden, blijven ze gewoon liggen, mummificeren en worden langzaam opgelost.

Verrassend is daarbij dat de teef meestal weinig of geheel geen afscheiding vertoont. Tot de symptomen behoren dan verhoogde temperatuur, gebrek aan eetlust en een algemeen gevoel van onbehagen. Afhankelijk van de graad van de ziekte herstellen veel teven zich na enige dagen, terwijl bij andere teven het tot zware organische reakties kan komen.

4. Puppiesterfte-syndroom

Dit is waarschijnlijk de meest bekende vorm van B.H.S.-infektie. Het is ook een der emotioneel aangrijpende gevolgen, omdat na een normale bevruchtig, dracht en geboorte, de puppen vijf à zes dagen later toch nog komen te overlijden. En dat is hartbrekend!

Uiterlijk gezond geboren puppies beginnen na de derde dag zwakker en zwakker te worden. Eerst verliezen ze de lust bij de moeder te drinken en dan komt daar nog bovenop, dat ze de kracht er niet meer toe hebben. Hun buikje krijgt een blauwachtig-rode verkleuring, ze drogen uit en verliezen aan gewicht. Worden er niet direkt maatregelen genomen, dan zal ook de krachtigste pup binnen enkele uren dood zijn.

Zeer interessant is dat in zulke gevallen de moederhond voorlopig gezond blijft; het zijn de pups die verdachte symptomen vertonen. Het gevolg van het aanhoudend geschreeuw van de pups, evenzeer als de door melkstuwing veroorzaakte pijnen bij de moeder, is een groeiende onrust. Wordt er dan niets ondernomen, dan kunt u er zeker van zijn dat er een melkklier-infektie ontstaat. Daarom moet er met nadruk op de volgende punten worden gewezen:

  1. De pups van een teef, die met B.H.S. geinfekteerd is, komen normaal en gezond ter wereld.
  2. De pups worden daarna geïnfekteerd door de moedermelk, die B.H.S. bevat. Dit veroorzaakt bij de pups een bloedvergiftiging, waaraan ze ten gronde gaan.
  3. Pups van een B.H.S.-geïnfekteerde teef ontwikkelen zich normaal, als ze met de hand worden opgefokt.

Als de diagnose direkt bij het begin goed wordt gesteld, de pups van de moeder worden weggenomen, met de juiste antibiotica worden behandeld en kunstmatig worden opgefokt, dan kan men het nest er in de regel wel doorheen brengen. Een snelle en juiste diagnose is hier dan doorslaggevend, evenals de behandeling met een specifiek antibioticum.

Het oplopen van de infektie

Zoals reeds eerder gesteld is, komt de B. H. S.-infektie zelden voorbij reuen. Gewoonlijk is hij een passieve drager. Dekt een reu echter een met B.H.S.-geïnfekteerde teef, dan zal hij de ziekteverwekkers overnemen. Deze kunnen echter in de voor hen vreemde omgeving niet langer dan ongeveer 48 uur leven en sterven dan af. Tot een infektie bij een gezonde teef door een reu kan het dus alleen komen als hij 48 uur tevoren een zieke teef heeft gedekt. Er zijn enige gevallen van zware teelballeninfektie, maar deze komen gelukkig zelden voor. Het sperma van deze reuen bevat B.H.S.-organismen, waarmee het duidelijk is, dat zulke geïnfekteerde reuen in geen geval voor een dekking gebruikt mogen worden!

Contakt

De meest gewone manier waardoor een infektie ontstaat, is door direkt kontakt van de buitenste genitaliën met de ziekteverwekkers, in het bijzonder tijdens de loopsheid van de teef, wanneer de baarmoeder open staat. Door de hurkhouding bij het plassen en bij de ontlasting kan de vulva gemakkelijk in aanraking komen met allerlei soorten van onreinheid, die met B.H.S. besmet zijn of kunnen zijn.

Diagnose

De hieronder volgende punten kunnen een houvast bieden:

  1. Onregelmatigheid bij het optreden van de loopsheid:
    1. tijdelijke onregelmatigheid tussen de perioden van de loopsheid;
    2. abnormale lange of te korte loopsheid;
    3. abormale afscheiding;
    4. aanhoudend gebrek aan interesse van de reuen voor een loopse teef, die aan alle uiterlijke kentekenen een dekrijpe teef is.
  2. Steriliteitssyndroom. Blijft een teef meerdere malen leeg, nadat ze normaal gedekt is, dan kan men vermoeden dat er een B.H.S.-infektie voorhandenis.
  3. Abortus/resorptie van het foetus. Teven die zeker drachtig lijken en waarbij de tekenen van de dracht echter weer verdwijnen, zijn zeer sterk te verdenken met B.H.S. besmet te zijn. Een abnormale afscheiding uit de schede op welk tijdstip ook, gedurende de dracht, is een serieus te nemen aanduiding. Zoals ook een aanduidend gebrek aan eetlust, evenals duidelijke storingen in de gezondheid of een te hoge temperatuur.
  4. Puppiesterftesyndroom. Iedere aanduiding van verzwakking van de pups, hun onvermogen om te zuigen, enz. moet met grote bezorgdheid ter kennis genomen worden en moet zo snel mogelijk m.b.v. een dierenarts bestreden worden. Hij kan de diagnose van een mogelijke B.H.S.-infektie stellen, zowel door de uitspraken van de fokkers als de voor de hand liggende symptomen, maar dan moeten deze meteen door de hiernavolgende maatregelen gevolgd worden:
    1. een bacteriologisch onderzoek van een schede-afstrijkje, zodat de Streptokokken geïdentificeerd kunnen worden en om te bepalen welk middel gebruikt moet worden;
    2. onderzoek van de gestorven pups;
    3. bacteriologisch onderzoek van de milt.

De antibiotische gevoeligheid van B.H.S. is jammer genoeg zeer verschillend. Een patiënt kan op het ene medicament goed reageren, terwijl dit bij een andere patiënt totaal niet aanslaat. Een feit is dat daarmee de behandeling zeer bemoeilijkt wordt, vandaar de grote waarde die aan bacteriologisch onderzoek moet worden toegekend, waarvan de resultaten bij de behandeling niets meer aan het toeval overlaten.

Behandeling

De behandeling is uitsluitend een zaak van de dierenarts. In hoofdzaak bestaat de behandeling uit een zo snel mogelijk werkende antibiotische kuur. Intraveneuze, intramusculaire en orale toediening zijn gelijk werkzaam, alleen moet met de behandeling absoluut zo vroeg mogelijk worden begonnen.

Voorkomende maatregelen

Dit is waarschijnlijk het allerbelangrijkste sluitstuk van het artikel. Praktische kennis en een goed begrip van het probleem zijn hier van doorslaggevend belang, want als een B.H.S.-infektie herkend wordt, kan zij behandeld en genezen worden. Aanbevolen worden de volgende maatregelen:

  1. Schede-uitstrijkjes moeten in de eerste dagen van de loopsheid gemaakt worden, omdat uitstrijkjes buiten de loopsheid geen zekerheid kunnen geven.
  2. Isoleren van geïnfekteerde dieren. Dit is 'n dwingende maatregel om de verbreiding van de ziekteverwekkers te vermijden. Geïnfekteerde teven moeten absoluut gescheiden gehouden worden van hun kennelgenoten en wel op een gemakkelijk te desinfekteren plaats, die geheel steriel gemaakt kan worden.
  3. Hygiënische maatregelen. Cementvloeren en uitlopen zijn in deze gevallen ideaal, omdat ze, in tegenstelling tot gras en natuurbodems, volledig gereinigd kunnen worden. Tijdens de loopsheid moeten de teven weken lang in gescheiden boxen gehouden worden, zonder ook maar enig kontakt met andere teven.

Het is niet verstandig een reu meerdere teven met tussenpozen van minder dan vijf dagen te laten dekken, tenzij de betreffende teven aantoonbaar vrij zijn van een B. H. S.-infektie. Door deze maatregel wordt een reu als overbrenger van B.H.S.-infektie zo goed als uitgeschakeld. Hieropvolgend moet met nadruk vermeld worden dat noch eenmalige uitstrijk, noch een enkele behandeling ook maar enige garantie biedt, dat de dieren voor altijd vrij zijn van B.H.S. Onder bepaalde omstandigheden kan een teef bij iedere loopsheid opnieuw geïnfekteerd worden. Het is daarom onvermijdelijk met de uitstrijkjes, onderzoekingen en behandelingen zo lang door te gaan tot iedere teef tweemaal na elkaar een negatieve uitslag heeft gegeven. Natuurlijk zijn zulke onderzoekingen nogal vervelend, maar het is de enige weg naar terugkeer van normale tussenpozen in de loopsheden en een verhoogd aantal gezonde pups bij hondeneigenaren.