Home - Kynologie - De duitse herdershond - Uitdrukkingen en afkortingen
A | Ausreichend, Duits voor "toereikend" (kwalificatie). |
Aankeuring op fokwaarde | Betere term is: fokgeschiktheidskeuring. Hond wordt beoordeeld op uiterlijk én karakter. Voorwaarden: africhtingskenteken UV en HD-, HDtc, HD+ of "a"-stempel. |
Aanzet | Begin van het spoor. |
Abzeichen | Aftekeningen in de vacht (Duits). |
Achterhand | De achterste ledematen en de bekkengordel. |
A.D. | "Ausdauerprüfung": Duitse equivalent van Nederlandse U.V. |
A.K.K. | Algemene Kynologische Kennis; examen afgenomen door R.v.B., dat als voorbereiding gezien kan worden voor de opleiding tot keurmeester. |
Albinisme | Ontbreken van pigment. |
Ankörung | Duits voor fokgeschiktheidskeuring. |
Anorchidie | Het missen der beide teelballen bij de reu. |
Appèl | Gehoorzaamheid (afd. B bij VH- en IPO-programma's. |
Apporteren | Het brengen van voorwerpen, meestal op bevel (aangeschoten wild of voorwerpen van de baas; apporteerblok). |
"a"-stempel | Stempel op stamboom of paspoort als aanduiding van na röntgenologisch onderzoek goed bevonden heupen. Het betreft hier het Duitse onderzoek. Men onderscheidt drie gradaties: "normal", "fast normal" en "noch zugelassen". |
Atavisme | Het optreden van eigenschap- pen die reeds bij verre voorouders aanwezig waren. |
Ausbildung | Africhting (Duits). |
Begrensde klasse | Tentoonstellingklasse voor honden van 18 tot 24 maanden (Duits: Junghundklasse). |
Beharing | De juiste beharing voor een Duitse Herder noemt,men stokhaar, d.w.z. onderwol en middelmatig lange dekharen. Als minder gewenste haarvariëteiten komen ook voor: langstokhaar, langhaar en vroeger bestond zelfs het zgn. ruwhaar. Van welhaar spreekt men indien de hond rijkelijk slagen in het haar over de rug heeft. |
Beladen schouders | Wanneer de spieren van de schoudergordel zo zwaar ontwikkeld zijn dat de belijning gestoord wordt, spreekt men van "beladen schouders". |
Belijning | Silhouet van de hond. |
Bl.H. | Blindenhund; Duits voor blindengeleidehond. |
Bloedlijn | Afstammingslijn; bepaalde reeks voorouders. |
Boeggewricht | Gewricht tussen schouderblad en opperarmbeen. |
Bone | Beensubstantie, zoals uiterlijk waargenomen wordt. |
Bovenvoorbijter | Boventanden staan te ver vóór de ondertanden. |
BpD.H. | Bahnpolizei-Diensthund; duits voor diensthond bij de Spoorwegen. |
Broek | Lange haren aan de achterzijde der dijen. |
C.A.C. | Certificat d'Aptitude au Championat (Frans). Kampioensprijs, die beschikbaar gesteld wordt op tentoonstellingen voor beste reu en teef van eik ras, mits "Uitmuntend" behaald. Indien een hond vier van deze prijzen heeft behaald, na voldaan te hebben aan andere eisen t.a.v. leeftijd en keurmeesters, is de titel "Kampioen" te verkrijgen. (in Nederland tellen de Winner en de Kampioenschapsclubmatch dubbel.) |
C.A.C.I.B. | Certificat d'Aptitude au Championat International de Beauté. Certificaat van de F.C.I., te behalen op F.C.I.-tentoonstellingen. Behaalt de honde meerdere C.A.C.I.B.'s en voldoet hij aan diverse andere voorwaarden, dan is de titel "Internationaal Kampioen" te behalen. |
C.A.C.I.T. | Certificat d'Aptitude au Championat International de Beauté: Internationale werktitel (voor gebruikshonden). |
Carnivoor | Vleeseter. |
Castreren | Het buiten werking stellen (operatief) van de geslachtsklieren of het verwijderen hiervan. |
Catarre | Slijmvliesontsteking. |
Chromosomen | Dragers van de erffactoren: de hond bezit 39 paar chromosomen. |
Clubmatch | Beperkte tentoonstelling, georganiseerd door een kynologenclub of een rasvereniging, dan wel een onderdeel daarvan. Er worden geen kampioensprijzen uitgereikt. |
Conditie | Door voeding, huisvestingen training verkregen lichaamsgesteldheid. |
Conditionering | Leerproces in gewenning. Van conditionering spreekt men b.v. ook bij een aangeleerde reflex. |
Constitutie | Door erfelijke aanleg en omgevingsinvloeden bepaalde gesteldheid, af hankelijk van soort, ras, geslacht en uiterlijke gegevens. |
Croupe | Het gedeelte van de ruglijn tussen darmbeenknobbels en zitbeenknobbels. Men verlangt naast een zekere lengte, tevens juiste helling in de ligging der croupe. Bij de beoordeling ervan werkt de staartaanzet vaak verwarrend. |
Dekking | Paring. |
Dekstation | Reu wordt onder bepaalde voorwaarden bij een ander ter dekking aangeboden. |
D.H. | Diensthund. |
Domesticatie | Huisdierwording. |
Droog | Zonder vet of losse huid, maar wel gespierd. |
Ectoparasieten | Uitwendige parasieten zoals vlooien, luizen, teken en mijten. |
Ectropion | Het naar buiten gedraaid zijn van het (onderste) ooglid. |
E.G. | Elementaire Gehoorzaamheid, voorbereiding op G.G. |
Elleboog-dysplasie | Afwijking in het ellebooggewricht (met een andere erfelijkheidsgraad dan H.D.). |
Endoparasieten | Inwendige parasieten zoals wormen. |
Entropion | Het naar binnen gedraaid zijn van het (onderste) ooglid, waardoor de oogharen in het oog krabben. (Dit is een erfelijke fout.) |
Epilepsie | Vallende ziekte. |
Euthanasie | Pijnloos doen inslapen. |
Expressie | Uitdrukking van het hoofd. |
Exterieur en Bewegingsleer | Examen, afgenomen door R.v.B., dat aansluit op de A.K.K.-cursus. |
G | "Goed". |
Gaenotype | Erfelijke aanleg, geheel van de erfelijke factoren (ook wel Genotype). |
Gangwerk | De wijze van voortbewegen. |
Gebit | Het gebit van de hond bestaat uit 42 tanden: boven: 6 snijtanden, 2 hoektanden, 8 premolaren en 2 molaren; beneden: idem doch 3 i.p.v. 2 molaren. |
Gebonden gaan | De hond plaatst zijn benen te weinig naar voren en naar achteren (onvoldoende uitgrijpen). |
Gebruikshondenklasse | Deelnemers aan deze klasse dienen in het bezit te zijn van een africhtingskenteken. |
Gedrukt | Timide, soms: schichtig. |
Gehoekt | De hoeken, die de beenderen van de voorste of achterste ledematen t.o.v. elkaar maken. |
Genen | Erffactoren, onderdelen van het chromosoom. |
Genetica | Erfelijkheidsleer. |
Geschwister | Duits voor: nestgenoten. |
Gestrekt | De lengte van de hond overtreft de schofthoogte. |
Gewinkelt | Germanisme voor: gehoekt. |
G.G. | Gedrag en Gehoorzaamheid (examen). |
GHKl. | Gebrauchshundklasse. Duits voor Gebruikshondenklasse. |
G-hond | Hond die de kwalificatie "Goed" waard is. |
Goed | Kwalificatie tussen Matig en Zeer Goed. (Duits: "Gut"). |
Graviditeit | Dracht. |
Groep | Aantal personen waar tussen door de geleider zich met zijn hond begeeft tijdens de volg-oefeningen bij het appèl. Ook wel: aantal honden van één ras, ingeschreven door één persoon op een tentoonstelling en uitkomend in de daarvoor bestemde "Groepsklasse". |
Gr.V. - Gr.M. | Grootvader - Grootmoeder. |
Haakstaart | Vergroeiing in het laatste gedeelte van de staart. Niet te verwarren met een op het uiteinde opzij gebogen staart. |
Haemophilie | Bloederziekte. |
Hazevoet | Ovale, vrij lange voet door lang eerste teenkootje. |
HD-stempel | Stempel op stamboom (paspoort) dat resultaat aangeeft van röntgenologisch onderzoek naar heupdysplasie. |
Hepatitis | (Leverziekte). Virusziekte waar- tegen de hond gevaccineerd kan worden (H. C. C.). |
Heupdysplasie - H.D. | Afwijking in het heupgewricht, erfelijk aangelegd, beïnvloedbaar door milieu en veelal bij grote rassen voorkomend. |
Heupgewricht | Gewricht tussen dijbenen en heupbeen. |
H.G.H. | Herdengebrauchsthund. Duits africhtingskenteken voor honden bij de kudde. |
H.G.H.-klasse | Op de H.Z.Schau voorkomende klasse waarin honden die bij de kudde werken gekeurd worden op uiterlijk. |
Hondeziekte | Virusziekte waartegen de hond gevaccineerd kan worden (ziekte van Carré). |
Hubertusklauw | Ook wel: wolfsklauw genoemd. Extra teentje aan de binnenzijde der achterpoten. Minder gewenst voor Duitse Herders. |
Inteelt | Kruising van bloedverwanten. Zeer nauwe inteelt noemt men incest. |
lnt.Pr.Kl. | Internationale Prüfungsklasse. |
Inzucht | Duits voor inteelt. |
I.P.O. 1, 2, 3. | Internationale Prüfungs Ordnung. Africhtingskentekenen, vergelijkbaar met VH-cq, Sch.H.-programma, met slechts kleinde onderlinge verschillen, internationaal gericht. (Ook wel I.E.R. genoemd). |
Jeugdklasse | Klasse voor honden van 9 tot 18 maanden. Duitsland: Jugendklasse (12 tot 18 mnd.!). |
Jw. | Jeugdwinner. Zie ook: Winner. |
Kaakgewricht | Gewricht tussen boven- en onderkaak. |
Kampioensklasse | Klasse voor honden die een Nationale of Intern. Kampioenschapstitel hebben behaald. |
Karperrug | Rug met gewelfde lendenen. |
Kattevoet | Ronde voet door betrekkelijk klein eerste teenkootje. |
K.C. | Kynologen Club. |
Keelhuid | Losse, ruim hangende huid rond de keel. |
Kennel-cough (Engels) | Vrij besmettelijke aandoening der luchtwegen; meerdere veroorzakers mogelijk; beperkte) vaccinatiemogelijkheid bestaat. (Kennel-kuch). |
Klassen-indeling | Jeugdklas - Begrensde Klasse (clubmatches) - Openklasse - Gebruiks- hondenklasse - Kampioensklasse - Groepsklasse - Koppelklasse - Veteranenklasse. |
KM. (KK - AK) | Keurmeester (Kynologisch Keurm. - Africhtings Keurm., afgekort resp. KK en AK). |
K.M.S.H. | Koninklijke Maatschappij Sint-Hubertus: uitvoerend bureau van de K.U.S.H. |
Kniegewricht | Gewricht tussen dijbeen en onderbeen. |
K.N.P.V. | Koninklijke Nederlandse Politiehonden Vereniging. |
Koehakkig | Van achteren bezien staan de spronggewrichten dichter bij elkaar dan de voeten. |
Kruis | Plaats waar het kruisbeen overgaat in de staartwervels. |
Kruisen | Bij geringe snelheid de voorbenen vóór elkaar plaatsen. |
Kryptorchidie | Het niet afgedaald zijn van beide teelballen. |
K.U.S.H. | Kynologische Unie Sint-Hubertus, besturend lichaam en hoogste instantie van de Belgische kynologie. |
Kussens | De stevige, beëelte onderzijde van de voet. |
Kwalificaties | Graad van waardering en onderscheiding. Onvoldoende - Matig - Goed - Zeer Goed - Uitmuntend. |
Kynologie | Kennis van de hond. |
Langhaar | Langere dekharen zonder of met geringe onderwol. (Ongewenst voor D.H.) |
Langstokhaar | Langere dekharen met onderwol. (Minder gewenst.) |
Leptospirose | Ziekte veroorzaakt door bepaalde bacteriën. Vaccinatie is mogelijk. |
Loopsheid | Bronstijd van de teef. Duurt ongeveer drie weken, waarvan ze een paar dagen "staat", d.w.z. het bereidwillig tonen om door de reu gedekt te worden. |
Los front | Afwijkend beeld in de voorhand, tengevolge van onvoldoende stevige spieren en gewrichtsbanden. Bij het gaan slingeren of zelfs kruisen der voorbenen. |
L.O.S.H. | Livre d'Origines de Saint-Hubert. Belgisch stamboek. |
Lijnhulp | Het geven van corrigerende ruk- ken aan de lijn c.q. speurlijn. |
M | Moeder. Ook: Matig. |
Masker | Donker gekleurde voorsnuit. |
Matig | Kwalificatie waarbij de hond voldoet aan de raspunten en geen al te storende fouten heeft, doch die door gebrek aan hogere kwaliteiten en door onvolmaaktheden niet voor een hogere kwalificatie in aanmerking komt. |
IM.H. | Meldehund. Duits voor: Berichten- hond (oorlog etc.). |
Middenhand | Gedeelte tussen voor- en achterhand. |
Modificatie | Verschillen ontstaan door invloed van milieu. |
Molares | Ware kiezen (M1, M2, M3). |
Monorchidie | Het missen of niet ingedaald zijn van één teelbal. |
Mutatie | Sprongsgewijze, blijvende verandering in de erfelijke aanleg (zeldzaam). |
Nase | Duits voor: neus. |
Nauw gaan | De hond plaatst zijn benen erg dicht bij elkaar. |
Neusspiegel | Onbehaarde uiterste punt van de neus. |
N.H.S.B. | Nederlands Honden Stamboek. |
0 | Onvoldoende (kwalificatie). |
Omnivoor | Alleseter. |
Ondergeschoven | De achterbenen staan onder het lichaam. |
Ondervoorbijter | De ondertanden staan vóór de boventanden. |
Onvoldoende | Kwalificatie waarbij de hond niet voldoet aan de raspunten. |
Openklasse | Klasse voor honden die op de dag dat zij gekeurd worden 24 maanden of ouder zijn. |
Overbouwd | Het kruis ligt hoger dan de schoft |
Ovulatie-cyclus | Periode van de ene tot de andere eirijping. |
Pancreas | Alvleesklier. |
Partus | Latijn voor: geboorte. |
Parvo-virus | Virusziekte waartegen de hond gevaccineerd kan worden. |
P.H. | Polizeihund - Politiehond. |
Polsgewricht | Gewricht tussen de onderarm en de handwortel. |
Praemolares | Valse kiezen (P1, P2, P3, P4). |
Prikbanden | Halsketting met aan de binnenzijde scherpe punten. Het gebruik ervan op wedstrijden, examens etc. is niet toegestaan. |
Prikoor | Rechtopstaand, puntig oor. |
P.S.P. | Polizei-Schutzhund-Prüfung. |
PW | Pakwerker (helper, figurant). |
Rabies | Hondsdolheid - Virusziekte waartegen de hond gevaccineerd kan worden. |
Rattestaart | Een kale, onbehaarde staart. |
R.C.B.A. | Royal Club du Berger Allemand de Belgique. Rasvereniging in België (Franstalig gebied), ressorterend onder K.U.S.H. en aangesloten bij W.U.S.V. |
Revieren | Het door de hond één voor een onderzoeken van de verstekken of schuilplaatsen. |
Ring | Afgezette ruimte op tentoonstelling of clubmatch waarbinnen de honden worden gekeurd. |
Ringcommissaris | Helper van de keurmeester. |
Ringschrijver | Persoon die de keurverslagen noteert gedurende het verloop der keuring. |
R.v.B. | Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland: overkoepelend kynologisch orgaan in Nederland; gevestigd te Amsterdam; aangesloten bij F.C.l. |
Schaargebit | Gebit, waarbij de boventanden zonder tussenruimte vóór de ondertanden staan (scharen). |
Scherpte | Prikkelbaarheid; een D.H. behoort middelmatige scherpte te bezitten; vechtlustig bij daadwerkelijke bedreiging; voor het overige steeds rustig onder alle omstandigheden. Manfred Müller: Scherpte is die eigenschap van de hond, die hem op schijnbare of gemeende dreigingen agressief doet reageren. We onderscheiden: 1. Ongewenste scherpte - is te vermijden omdat ze wortelt in de vluchtdrift en bij vreesachtige en angstige honden een daad van noodafweer is; 2. Gewenste scherpte - is gebaseerd op een uitgesproken geldingsdrang en op vechtlust, gecombineerd met onverschrokkenheid en een aangeboren graad van lichte opgewonden, vijandige stemming. |
Sch.H. 1, 2, 3 = Schutzhund 1, 2, 3. | Duits africhtingskenteken, vergelijkbaar en gelijkgesteld met VH. |
Schoft | Voorste en hoogste deel van de rug, gevormd door de schoudertoppen en de daartussen liggende spieren en beharing. |
Schofthoogte | In de rasstandaard omschreven lengte, gemeten vanaf de schoft, achter de elleboog langs loodrecht naar de grond. Gewenst is: reuen 60-65 cm; teven 55-60 cm. |
Schotproef | Teneinde de onverschilligheid van de hond t.a.v. geluid te testen wordt op bepaalde afstand een schot afgevuurd uit een 6 mm alarmpistool. |
S.H. | Sanitätshund. Duits voor: Rode Kruishond. |
Sleepspoor | Kunstmatig aangelegd speurspoor b.v. een vlees-sleepspoor; het spoor legt men aan door een stuk vlees aan een touw voort te slepen teneinde de geur zeer duidelijk op het spoor aanwezig te doen zijn. |
Sound | In onderdelen bij elkaar passend, een soepel werkend lichaam en een optimale lichamelijke en geestelijke conditie. |
Sp.H. | Speurhond (africhtingskenteken). Zie ook F. H. |
Spreidtenen | Niet goed aangesloten tenen. |
Spronggewricht | Gewricht tussen onderschenkel en sprongbeen. |
Stamboom | Officieel bewijs van raszuiverheid van de hond op wiens naam hij uitgeschreven is. De stamboom bevat de namen der voorouders alsmede andere op de hond betrekking hebbende gegevens zoals b.v. het tatouage-nummer. Bij de stamboom behoort het "rashonden-logboek" waarin diverse aantekeningen m.b.t. de hond gemaakt kunnen worden. Beiden worden in Nederland afgegeven door de R.v. B. te Amsterdam. Ze behoren bij de hond! |
Steadiness | Rustig blijven onder alle omstandigheden. |
Steppen | Hoog opgooien der benen. |
Stop | Overgang van de neusrug naar het voorhoofd. |
Stokhaar | Dekharen met onderwol. |
SuchH. | Suchhund. Duits voor: speurhond. |
S.V. | Verein für Deutsche Schäferhunde. Duitse rasvereniging, ressorterend onder het Verband für das Deutsche Hundewesen, doch met grote zelfstandigheid. Aangesloten bij W.U.S.V. S.Z. = Zuchtbuch für Deutsche Schäferhunde. Stamboek voor Duitse Herdershonden welk gevoerd wordt door de S.V. |
Tan | Bruin in verschillende tinten. |
Tanggebit | De onder- en boventanden vallen precies op elkaar. (Niet gewenst voor een D. H.) |
Tatoueren | Merken van honden door scherpe naaldjes, in een tang tot letters en cijfers gevormd in het oor te knijpen, waarna met een inkt nagewreven wordt. De inkt in de wondjes is blijvend. Het tatouagenummer staat vermeld op de bijbehorende stamboom. |
Telgang | Gang, waarbij de hond gelijktijdig zijn benen aan één kant naar voren c.q. naar achteren plaatst. |
Tipoor | Staand oor, waarbij het bovenste puntje hangt. |
Type | Het rasbeeld; dat wat het ras uitmaakt. De D. H. b.v. vertegenwoordigt het type van de middelgrote, middelkrachtige, licht gestrekte gebruikshond. Het begrip "type" werkt vaak verwarrend. |
U | "Uitmuntend" (kwalificatie). "Ungenügend": Duits voor: "onvoldoende" (kwalificatie, nog lager dan "Ausreichend") |
Uitmuntend | Kwalificatie voor honden die het ideaal zeer nabij komen en daarvan slechts door kleine onvolmaaktheden of een enkele zeer geringe fout afwijken. (Duits: "Vorzüglich"). |
U.V. | Uithoudingsvermogen. Examen waarbij de hond 20 km naast de fiets loopt, met twee pauzes en wat gehoorzaamheid achteraf. Voorwaarde: leeftijd tussen 16 maanden en 6 jaar (Duits: A.D.). |
V | Vader. Ook "Voldoende" (kwalificatie). |
Vang | Wangen, voorsnuit. |
Variatie | Verschillen in erfelijke aanleg. |
Varkensgebit | Sterk bovenvóórbijtend. |
V.D.H. | Vereniging van Fokkers en Lief hebbers van Duitse Herdershonden in Nederland, als rasvereniging ressorterend onder de R.v. B. en aangesloten bij de W.U.S.V. |
V.D.H. | Verband für das Deutsche Hundewesen. Overkoepelende kynologische organisatie in Duitsland, te vergelijken met R.v.B. in Nederland en evenals deze aangesloten bij de F.C.I. |
Veel grond beslaan | Zeer ruim uitgrijpen van de benen. |
Verstek | Plaats waar pakwerker zich verschuilt. |
Verwijzen | Het aanduiden van een gevon- den voorwerp bij het speuren. Verwijzen kan staand, zittend of liggend geschieden. |
VH 1, 2, 3 | Verdedigingshond 1, 2, 3. VDH-africhtingskenteken dat behaald wordt bij een examen wat onderverdeeld is in afdeling A: speuren; afd. B: gehoorzaamheid; afd. C: verdedigingswerk. Wordt gelijkgesteld met Sch.H. 1, 2, 3 en I.P.O. 1, 2, 3. |
Vierkant | De schouderhoogte is gelijk aan de lengte van de romp. |
Vlag | Pluimen aan de staart. |
Vleesneus | Neus met rose kleur. |
Voorborst | Het gedeelte van de borst dat vóór de voorbenen uitsteekt. |
Voorhand | Voorste ledematen en schoudergordel. |
Vorzüglich-Auslese | Afgekort: V-A. Duitse kwalificatie, die uitsluitend op de jaarlijkse Hauptzuchtschau gegeven wordt, en wel aan de besten der U-honden, die dan ook nog aan diverse voorwaarden moeten voldoen (afstamming, africhting, gebit, moedproef etc.). |
V.V.D.H. | Vereniging voor Duitse Herdershonden, als rasvereniging in (Nederlandstalig) België ressorterend onder K.U.S.H. Aangesloten bij W.U.S.V. |
W | Winner. |
Welhaar | Golvende beharing over de rug. |
Winner | Jaarlijkse tentoonstelling te Amsterdam, georganiseerd door R.v.B. De titels Winner(ster) en Jeugdwinner(ster) zijn te behalen voor de besten, mits Uitmuntend. |
Worp | Alle pups die een teef in één nest ter wereld heeft gebracht. |
Wurfstärke | Duits voor: nestgrootte. |
W.U.S.V. | Welt-Union der Vereine für Deutsche Schäferhunde. Wereld-federatie van D.H.-verenigingen. |
Zadelrug | Slappe, ingezakte rug. |
Zeer Goed | Kwalificatie voor honden, die het ideaal nabij komen, maar door geringe onvolmaaktheden of fouten de kwalificatie Uitmuntend niet verkrijgen. (Duits: Sehr Gut). Z.G. = Zeer Goed. |
Z.H. | Zollhund. Duits voor: Douanehond. |
Zichthulp | Het geven van commando's door middel van gebarentaal. |
Z. Pr. | Zuchtprüfung. Duits voor aankeuring op fokwaarde (Oost-Duitsland en beginperiode in S.V.). |
Zwevend gaan | Een lichte en verende gang. |
Samengesteld door P. Nefs