Rob's web

Risico's en mogelijkheden van k.i. bij Duitse Herdershonden

Home - Kynologie - De duitse herdershond - Risico's en mogelijkheden van kunstmatige inseminatie bij Duitse Herdershonden


Navolgende is een samenvatting van de boeiende voordracht die Professor Dr. Walther Schleger heeft gehouden op de WUSV vergadering van maandag 7 september 1987 te Duisburg. Professor Schieger is voorzitter van het Institut für Tierzucht und Genetik van de universiteit te Wenen. De voordracht wordt voornamelijk bepaald vanuit de wetenschappelijke benadering, hier en daar gelardeerd met een ethische opmerking.

Kunstmatige inseminatie wordt in Amerika toegepast bij Duitse Herdershonden. Mevr. Fischer, voorzitster van de German Sheperd Dog Club of America, gaf hiermee in haar betoog, ter toelichting op de aanvraag van Amerika om te worden toegelaten tot de WUSV, ongewild een aanzet tot voordracht van Professor Schiege!

Professor Schleger opende zijn lezing met de onthulling dat circa 90% van de bevruchtingen bij paarden en koeien op kunstmatige wijze gebeurt. Dit geschiedt voornamelijk om standaardisatie van het type te verkrijgen, en om economische aspecten: denk hierbij aan de hoge melkproduktie bij koeien. Gemiddeld duurt het vijf jaar voordat gegevens van een bepaalde fokstier bekend zijn; immers de uitkomsten moeten worden afgelezen van de geboren kalveren, en deze moeten dan ook nog in voldoende mate aanwezig zijn. Gedurende deze tijd wordt de fokstier in de wachtkamer gezet, en wordt zijn sperma verzameld en diepgevroren.

Bij varkens vindt deze bestudering van fokprodukten niet plaats, omdat de vleesproduktie hier centraal staat; daarnaast wordt vaak gebruik gemaakt van "mengsperma" om de bevruchtingskans te vergroten. Het zal duidelijk zijn dat het weinig zinvol is om mengsperma wetenschappelijk te volgen.

Zelfs bij kippen wordt kunstmatige inseminatie toegepast. Dit gebeurt dan om minder hanen te houden, en zodoende meer plaats te bieden aan de eieren producerende kippen. Bij honden is kunstmatige inseminatie (nog) niet algemeen bekend. In 1923 maakte men bij de Pekinezen veelvuldig gebruik van KI, daar de reuen leden aan een ziekte die impotentie tot gevolg had. Om het ras te behouden is gekozen voor deze wijze van bevruchting.

De FCI heeft in haar vergadering van 1980 besloten (paragraaf 12 van het fokreglement) dat kunstmatige inseminatie is toe te staan. Het voordeel is een korte bevruchtingsceremonie bij de teven. Veel rassen kampen met impotentieverschijnselen bij de reuen, zodat KI in deze gevallen een oplossing kan bieden. Bij kunstmatige inseminatie kan een reu voor enorm veel nakomelingen zorgen, veel meer dan het geval is bij natuurlijke bevruchting. Het sperma kan normaliter gedurende een periode van tientallen jaren worden diepgevroren zonder dat verlies van kwaliteit plaatsvindt. Vastgesteld is dat bij 35% van de reuen het sperma niet geschikt is om diep te vriezen. Normaal gesproken bedraagt het natuurlijke dekresultaat circa 70%; kuntmatige inseminatie verhoogt dit percentage niet!

Uit Hygiënisch oogpunt is kunstmatige inseminatie aan te bevelen; immer er vindt geen enkele bevuiling plaats, en de reu loopt geen risico's.

Bij Buil-terriers wordt veelvuldig gebruik gemaakt van kunstmatige inseminatie, in verband met de agressiviteit van de teef. Geadviseerd wordt echter om KI alleen toe te passen als alternatief voor veel gevraagde reuen. Het gelijktijdig optredende nadeel is echter dat te weinig reuen bij de fokkerij worden betrokken, en dat betekent een aantasting van de genetische waarde. Onder de bijzondere nadelen worden begrepen:

  1. Er is te weinig ervaring met kunstmatige inseminatie bij honden.
  2. De mogelijkheid bestaat dat het sperma (meng) van een onjuiste samenstelling is.
  3. Verwisseling van het sperma
  4. Onjuist tijdstip van bevruchting.
  5. De teef produceert grotere nesten, hetgeen een aantasting van de kwaliteit betekent. Overigens is dit laatste proefondervindelijk vastgesteld bij varkens.

Toepassing van Kl op grote schaal is dan alleen toepasbaar als er goede voorschriften worden nageleefd en als doorvoering ervan zeer gedisciplineerd plaatsvindt. In ieder geval zou een dwingende controle moeten plaatsvinden. Het grootste nadeel ziet de professor echter in het verschijnsel van een steeds kleiner wordende fokbasis en genetische variatie- hij is van oordeel dat KI resulteert in het fokken van "kunstmatige" dieren. Ethisch is het niet te verantwoorden dat in de hondenfokkerij bastaard-produkten ontstaan door de toepassing van kunstmatige inseminatie. Reden waarom enige terughoudendheid bij deze vorm van bevruchting op zijn plaats is. De president van de SV vertaalt de lezing van Professor Schleger als volgt:

Voordelen van KI

  1. Kleine fokbasis.
  2. Behoud van een ras dat met uitsterven is bedreigd.
  3. Bruikbaar bij probleemgevallen; die kennen we echter bij de Duitse Herdershond niet.
  4. Bewaren van het zaad van een belangrijke vererver voor de toekomst. Dit willen we eigenlijk niet, omdat alle fokprodukten dan op 1 bloedlijn uitkomen. Dit is ook de reden dat het maximale aantal dekkingen van dekreuen in Duitsland tot 60 per jaar is beperkt. De basis blijft dan breed.

Nadeel van KI

KI zou het begin zijn van een basisversmalling.

Bert Gruben