Rob's web

Over de loopsheid van de teef en de dekking van de hond

Home - Kynologie - De duitse herdershond - Over de loopsheid van de teef en de dekking van de hond


Reu en teef

a. Algemene opmerkingen

Zoals bij alle zoogdieren komen ook bij honden twee geslachten voor, de reu en de teef. De reu is vrijwel steeds groter en forser dan de teef, hoewel dit niet bij alle rassen even duidelijk naar voren komt. Het verschil in gedrag tussen beide sexen is wel groot. De teef is meestal rustiger en aanhankelijker, gemakkelijker gehoorzaam te maken en heeft minder de neiging om weg te lopen. De reu gaat graag op pad, is wat stoerder dikwijls harder van karakter en mede hierdoor meer geschikt als politiehond en verdedigingshond. Wanneer een reu gemerkt heeft dat er een loopse teef in de buurt is zal hij alles in het werk stellen te ontsnappen om bij zijn geliefde te komen. Aangezien de teven in de omgeving op verschillende tijdstippen loops worden, zal de reu dikwijls proberen op onde rzoek uit te gaan. Een kenmerkend verschil is de manier van urineren, de reu urineert met opgeheven achterpoot tegen obstakels in zijn omgeving en markeert zo zijn territorium; de teef urineert in hurkende houding. Alle hondachtigen hebben een sterk ontwikkeld reukvermogen en de geur van de urine is van belang bij het afbakenen van zijn territorium, dat hij hierdoor gemakkelijk herkent. Tijdens de loopsheid heeft de geur van de urine van de teven een bijzondere aantrekkingskracht voor de reuen en hier door vinden beide geslachten elkaar in de bronsttijd. Wij zullen thans eerst de bouw van de voortplantingsorganen bespreken voor wij dieper ingaan op de geslachtscyclus van de teef.

b. Voorplantingsorganen bij reu en teef.

Men kan bij de voortplantingsorganen een paar geslachtsklieren en een paar afvoergangen onderscheiden. dit is het geval bij beide geslachten, hoewel bij het volwassen dier de voortplantingsorganen vanzelfsprekend totaal verschillend van struktuur zijn.

Zowel bij het mannetje als bij het wijfje ontstaan deze organen uit een indifferente aanleg, d.w.z. dat in het embryo de aanleg van het urogenitaal stelsel van beide geslachten volledig vergelijkbaar is. De geslachtsklieren hebben een tweeledige functie, zij produceren ni. de geslachtscellen en de geslachtshormonen. Dit geldt zowel voor de testikels van het mannetje als voor de eierstokken van het wijfje, hoewel de geslachtscellen totaal anders zijn en er eveneens andere hormonen geproduceerd worden. Bij de reu bevinden zich de testikels niet in het abdomen, maar in de balzak of scrotum, die zich tussen de dijbenen bevindt. In het embryonale stadium liggen de testikels nog in de buikholte, tamelijk laat in de ontwikkeling verlaten zij deze plaatsen en zakken door het lieskanaal in het scrotum. Dit proces kan zich bij wijze van uitzondering wel eens niet voltrekken. De testikels blijven dan in de buikholte (kryptorchisme). Ook kan dit éénzijdig zijn waardoor slechts één testikei in het scrotum terecht komt (monorchisme). In de kynologie worden monorchide en kryptorchide reuen gediskwalificeerd en daarom verdient het aanbeveling deze reuen, hoewel zij dikwijls wel tot dekken in staat zijn, voor de fokkerij uit te sluiten. De bijbal of epidydimus ligt vlak tegen de testikels aan. Hierin worden de zaadcellen of spermatozoa opgeslagen, die in de testikels tot ontwikkeling komen. De zaadleiders (ductus deferens) voert de zaadcellen af en loopt van het scrotum door het lieskanaal naar het abdomen (buik), waar deze in de urineleider uitmondt. Op de plaats waar de zaadleider met de afvoergang van de urineblaas samen komt ligt de prostaatklier; deze klier scheidt een vocht af waarin de spermatozoa opgenomen worden. Vanaf dit punt is er een gemeenschappelijke afvoergang voor urine en sperma, die door de penis loopt en in de eikel uitmondt. In de penis bevindt zich het penisbeen. De penis bevat ook zwellichamen die tijdens de dekking door een verhoogde bloedtoevoer en een sterk geremde bloedafvoer aanzienlijk in grootte toenemen. Rond de top van de penis, de eikel, ligt een huidplooi, die voorhuid genoemd wordt.


Fig. 1 - Schema van de geslachtsorganen van de reu. Bij deze figuur is alles ongeveer op doorsnede getekend en men moet zich voorstellen dat hier een doorsnede precies door het midden van de hond is getekend, alhoewel ook een aantal organen die iets buiten dit middenvlak liggen zijn getekend.

Bij het wijfje liggen de geslachtsorganen in de buikholte. De eierstokken (ovaria) produceren eicellen. De eicel groeit en komt tot rijping in een blaasje, dat met vloeistof gevuld is, de zgn. follikel van de Graaf. Hier wordt ook het oestrogeenhormoon gevormd, dat de bronstverschijnselen reguleert. Als de eicellen rijp zijn barsten de follikels, een proces dat ovulatie genoemd wordt, hierbij komen de eicellen vrij.

Hierna begint de wand van de follikel sterk te groeien en vormt het zgn. corpus luteum (gele lichaam), dat het zwangerschapshormoon progesteron vormt. De eierstokken zijn door een soort kapsel omgeven. De eicellen worden zodoende opgevangen en komen in de eileiders terecht. De eileiders monden uit aan de top van de baarmoederhoorns. De baarmoeder bestaat ni. uit twee holle buizen, de baarmoederhoorns en een gemeenschappelijk deel, het lichaam van de baarmoeder (corpus uteri).

Tussen het corpus uteri en de schede ligt de baarmoederhals, die cervix genoemd wordt. De cervix bestaat uit een tamelijk sterk bindweefsel en heeft tot doel de uterus af te sluiten; dit is van belang tijdens de zwangerschap. De uteruswand bestaat uit twee lagen en wel een buitenste spierrijke laag en een binnenste voedende laag die o.a. uterusklieren bevat.

De uterus is door middel van een vlies in de buikholte bevestigd. In dit vlies zijn ook de bloedvaten gelegen, die naar de baarmoeder lopen. De opening van de vrouwelijke geslachtsorganen naar buiten, de vulva, is door schaamlippen omgeven.


Fig. 2 - Schema van de geslachtsorganen van de teef. Hier geldt hetzelfde als bij figuur 1. Deslachtsorganen van de teef van bovenaf gezien, gedeeltelijk geopend om de binnenzijde te kunnen zien.


Fig. 3 - Geslachtsorganen van een vrouwelijke vos.

c. De geslachtscyclus van de teef

De teef wordt-meestal 2 x per jaar loops, terwijl haar wilde familieleden slechts 1 x per jaar een bronstperiode hebben. Wolven, jakhalzen en vossen zijn de eerste maanden van het jaar bronstig en werpen in het voorjaar hun jongen. Bij de wilde caniden zijn zowel reuen als teven gebonden aan deze bronsttijd. Dit houdt in, dat de reuen de rest van het jaar niet in staat zijn te dekken. Alleen in deze tijd markeren zij. Bij de wilde caniden is het markeringsgedrag derhalve sterk gebonden aan de voortplantingstijd. Onze reu is het gehele jaar door in staat te dekken en markeert regelmatig; de teef is meestal 2 x per jaarloops.

De mogelijkheden tot voorplanting van onze huishond zijn in vergelijking met de wilde caniden aanzienlijk groter. Dit is een duidelijk gevolg van de domesticatie; met behulp van de mens is het immers ook mogelijk jongen in de herfst en zelfs in de winter groot te brengen. Wanneer er in de natuur een tweede bronsttijd zou zijn zouden de jongen, die na deze tijd geboren zouden worden, door de weersinvloeden niet tegen de strijd om het bestaan opgewassen zijn. Ook van grote worpen zijn een aantal jongen gedoemd te sterven, aangezien wilde hondachtigen alleen in het gunstige jaargetijde slechts een klein aantal jongen met sukses groot kunnen brengen. Bij huisdieren daarentegen wordt niet zelden juist op deze eigenschappen in positieve zin geselekteerd. In dit verband kan men denken aan het feit, dat fokkers hun pups vlak na de vakantie veel gemakkelijker verkopen dan tijdens of voor de vakantie. Pups die in het voorj . aar geboren worden, zijn in vele gevallen minder welkom, dan pups die in de zomer of zelfs in de herfst geboren worden. Met nadruk dient gesteld te worden, dat bij een doelmatige voeding en verzorging, waarbij ook aan de vitaminen- en mineralentoediening de nodige aandacht geschonken wordt, ook najaar-pups op zullen groeien tot krachtige, gezonde honden. Zoals gezegd duurt de geslachtscyclus van de teef ongeveer zes maanden. In deze cyclus worden vier fasen onderscheiden. Ten eerste de rustfase of anoestrus, ten tweede de voorbronst of prooestrus, ten derde de bronstperiode of oestrus, ten vierde de regressiefase of metoestrus. Tijdens de prooestrus en oestrus is de teef loops; alleen tijdens de oestrus is de teef bereid zich te laten dekken.


Fig. 4 - Links bevindt het kapsel zich nog om de eierstok, rechts is het verwijderd. De blaas is weggeprepareerd evenals de ophangvliezen.

Laten wij er eens van uitgaan, dat de baarmoederwand zich bevindt in het ruststadium of anoestrus. Deze fase duurt ruim drie maanden. Na de rustfase komen een tweetal fasen, die tezamen als loopsheid worden aangeduid en ongeveer drie weken duren. De eerste fase van deze twee heet prooestrus, de tweede oestrus. Gedurende de prooestrus zwelt de baarmoeder slijmvlies en wordt zo sterk doorbloed, dat soms kleine bloedvaatjes stuk gaan en de teef verliest een bloederige afscheiding, die van teef tot teef ongelijk kan zijn wat de mate van afscheiding betreft. Sommige teven verliezen zoveel afscheiding, dat het nodig is de teef een loopsheidgordel aan te doen, waarin zo'n afscheiding wordt opgevangen. Men kan zo'n gordel in elke Dibevozaak kopen. Het verdient aanbeveling het dier een gordel te geven, die zo ruim is, dat de hond nog met de snuit bij de vulva kan komen om de geslachtsorganen te likken. Ontneemt men het dier deze mogelijkheid, dan is de kans groot, dat de hond aan het gordeltje zal rukken tot het kapot is. Niet alleen het slijmvlies van de baarmoeder is sterk gezwollen, ook de uitwendige geslachtsorganen zijn gezwollen. Bij teven die, vrijwel geen afscheiding hebben, kan men dus zien of de loopsheid begint. Na ongeveer tien dagen wordt de afscheiding minder bloederig. De kleur wordt nu rose of glashelder. Ten onrechte meent menigeen, dat "alles nu achter de rug" is en men laat de hond dan los lopen. Dit is evenwel een zeer kwalijke vergissing, want na de prooestrus komt de tweede loopsheid fase van ongeveer tien dagen, de oestrus. Deze fase is erdoor gekenmerkt, dat de teef nu een sterke drang heeft weg te lopen. Aan dit gedrag is de naam loopsheid ontleend. De teef wil reuen opzoeken. De oestrus is dus het tweede deel van de loopsheid en in deze fase valt nu het ogenblik van de ovulatie. Daar de teef alleen in deze periode bereid is zich te laten dekken en eigener beweging de reuen opzoekt, is de kans dat de vrijgekomen eicellen inderdaad bevrucht worden, zeer groot. De reuen herkennen de loopse teef aan de geur. De loopse teef urineert vaker, trouwens dit vaker urineren begint al voor de loopsheid. Ze legt de teef in haar omgeving, waar zij dagelijks wordt uitgelaten een heel reukspoor en elke reu zal haar weten te vinden als de loopsheid het hoogtepunt bereikt. Reeds tijdens de prooestrus zitten er vaak reuen voor de deur te wachten, maar de teef zal hen zeker niet de kans geven. Pas tijdens de oestrus is de teef "willig". Zij gaat stokstijf staan en waaiert met haar staart. Als nu de reu wil dekken, zal zij het toelaten, althans als hij de reu van haar keuze is. Het is niet waar, dat elke teef elke reu accepteert, alhoewel de meeste honden niet erg kieskeurig zijn.

De oestrus is dus het hoogtepunt van de sexuele cyclus van de teef. Als u echter de teef vrij laat lopen als de afscheiding helder is geworden kunt u er zeker van zijn, dat zij negen weken later u in dankbaarheid een nest pups zal schenken. Erken dan uw onkunde. Dat is geen schande. Na de oestrus komt de vierde fase van de cyclus. De zgn. metoestrus, die ongeveer twee maanden duurt. Op de grens van metoestrus en anoestrus kan men vaak een opvallend gedrag vast stellen. De teef is chagrijnig, sleept schoenen weg of tracht een nest te maken. Als zij drachtig geworden was zou in die tijd de geboorte hebben plaats gevonden. Hoe dan ook, na de metoestrus, waarin het slijmvlies van de baarmoeder geheel geprepareerd was om de bevruchte eicellen op te nemen, komt weer de rustfase of anoestrus. De kring is rond, een nieuwe cyclus begint. De totale cyclus duurt zes maanden. Bij de wilde hondachtigen, zoals wolf, jakhals en vos, treedt slechts éénmaal per jaar een loopsheid op. De drie fasen duren bij de wolf en jakhals echter even lang als bij de hond, alleen de rustfase is dus veel langer. Deze dieren hebben hun bronst meestal in dezelfde tijd van het jaar. Ook de mannetjes hebben dan hun bronsttijd, in tegenstelling tot de huishond, waarbij de reuen altijd tot dekken in staat zijn. Het is dus duidelijk, dat de sexuele activiteit door de domesticatie sterk is toegenomen.


Fig. 5 - Schema van de fasen van de cyclus van de teef (verklaring in de tekst). De zeshoek stelt zes maanden voor.

d. Dekking en bevruchting

Het is normaal dat voor de paring een zgn. paringsspel plaatsvindt. Bij de huishond is dit paringsspel vaak minimaal en in het geval van een geoefende dekreu, kan dit dikwijls helemaal achterwege blijven. Bij de wilde caniden komt reeds maanden voor de bronst een verloving tot stand en van de wolf is bekend, dat hij een monogaam huwelijk sluit. De huishond daarentegen is het symbool van polygamie en sexuele ontrouw geworden. Ondanks deze domesticatieverschijnselen komen er van tijd tot tijd individuen voor, die een uitgesproken voorkeur hebben voor een bepaalde partner; een fokker van Rottweilers berichtte mij een dergelijke teef te bezitten. Zij beet alle reuen af en was slechts bereid zich door één bepaalde reu te laten dekken.

Wanneer men voor het eerst een teef laat dekken of wanneer een reu voor het eerst dekt, dient men er rekening mee te houden dat de onervarenheid van een van beiden of van beiden tot problemen kan leiden. Heel dikwijls zien wij dat de reu, na eerst de vulva van de teef beroken en belikt te hebben wat woest en onhandig de teef bespringt. Soms lijkt het of de reu nauwelijks beseft waar het om gaat: hij bespringt de teef aan de zijkant, aan de voorkant, kortom wanneer de teef stilstaat springt hij maar raak. Door de agitatie kan het zelfs tot een zaadlozing komen. Een onervaren teef bijt de reu dikwijls af als hij op het punt staat de penis in de vagina te brengen. Kennelijk is dit voor haar een minder prettige gewaarwording en bijt zij naar de reu. Wanneer de reu enige malen goed is "afgebeten" laat hij het er vaak maar bij zitten en geeft de poging tot dekken op. Het is dus van belang dit afbijten zoveel mogelijk te voorkomen.

Wanneer een teef gedekt moet worden dienen reu en teef elkaar onaangelijnd te leren kennen. De begroeingsceremonie zal vaak stormachtig verlopen. Zodra de honden uitgespeeld zijn blijft de teef staan en "stelt". Met haar staart zijwaarts gebogen blijft zij staan om de reu gelegenheid te geven haar te bespringen. Op dit moment dient de teef aangelijnd te worden om zo gemakkelijk het afbijten te voorkomen.

Wanneer de reu soms wat moeite heeft met invoeren, omdat de teef met kromme rug wat gespannen staat, doet men er goed aan de rug van de teef wat naar beneden te duwen; hierdoor zal de penis van de reu gemakkelijker ingevoerd kunnen worden.

Wanneer er een hoogteverschil is tussen beide partners kan het zinvol zijn een terrein op te zoeken wat oneffen is en waar de mogelijkheid aanwezig is één van beide honden op de gewenste hoogte te plaatsen.

Bij de dekking brengt de reu de penis, die zeer snel tot erectie komt, in de vagina. De spieren om de vagina trekken zich samen achter het sterk gezwollen grote zwellichaam van de penis en de reu is niet in staat de penis terug te trekken, waardoor beide dieren enige tijd vast blijven zitten. Deze periode kan 10 - 20 minuten duren. Dit hangen is karakteristiek voor alle hondachtigen. Tijdens de dekking wordt het sperma in de vagina gespoten en in de baarmoeder opgenomen. De zaadcellen zwemmen op eigen kracht en geholpen door de samentrekkingen van de baarmoeder in de richting van de eileider waar zij de eicellen tegenkomen. In iedere eicel dringt één zaadcel binnen, op deze wijze ontstaan bevruchte eicellen, waarin de erfelijke eigenschappen van beide ouders aanwezig zijn.

De bevruchte eicel gaat zich delen en is reeds in het stadium van kiemblaas gekomen, wanneer deze de baarmoeder bereikt; hier nestelt zich de kiemblaas in de voedende laag van de baarmoederwand, waarna het embryo zich kan gaan ontwikkelen.

Dr. C. Naaktgeboren