Rob's web

Foei!!

Home - Kynologie - De duitse herdershond - Foei!!


Een niet zelden voorkomend verschijnsel is, dat honden, die ooit eens als toekomstig kampioen in de africhting een gezin zijn binnengehaald, om vervolgens na enige tijd bij een kringgroep te hebben getraind, op non aktief worden gezet. Desillusie bij de baas, die zijn droombeeld in rook zag opgaan, omdat zijn hond hogere verwachtingen werden toegedacht dan hij in werkelijkheid bezat. Of, de kwaliteit die er wel was, werd ondeskundig tot ontplooiing gebracht.

Veel aspirant africhters komen via toevallige omstandigheden in aanraking met de africhtingssport. Hetzij via kennissen, door een artikeltje in de krant, hetzij door een wandeling dat door het lot wordt gevoerd langs een oefenveid waar men bezig is met het trainen van honden. Zij raken in de ban van de mogelijkheid om zelf een hond af te gaan richten, echter zonder zich te realiseren of zij daar fysiek wel toe in staat zijn en of de hond van hun keuze voor het beoogde doel geschikt is.

Enthousiast

Mijnheer A. F. Richter was al lang van plan om een hond aan te schaffen, maar door omstandigheden was er nooit wat van gekomen. Tot op de dag, dat hij langs het oefenterrein van een naburige kringgroep kwam waar men bezig was met de africhting van Duitse Herdershonden. Hij raakte onder de indruk van de wijze waarop een hond de pakwerker tot andere gedachten wist te brengen door zich tijdens een vluchtpoging stevig in het dikke beschermende pak van de vluchter vast te bijten en niet eerder los te laten, dan nadat hij hem tot staan had weten te brengen.

Richters plannen werden omgezet in daden. Enthousiast ging hij op zoek naar een voor zijn doel geschikte hond. Na het plegen van wat telefoontjes bleek er een pasklaar hondje beschikbaar te zijn. Volgens de fokker een direkte afstammeling van in de africhting bekende ouders. Een van de voorouders was zelfs kampioen geworden op dit gebied. "Een schot in de roos" dacht Richter. "Een Duitse Herdershond met goede papieren, het kon niet beter".

De tot werkelijkheid geworden droom deed zijn intrede in het gezin. Dat de nieuwkomer zich nog wel eens zou kunnen ontpoppen tot een ander dan het door de fokker geschetste beeld, besefte Richter op dat moment nog niet. Evenmin of de plaats die het hondje in de gezinssamenstelling was toebedacht, op de lange duur wel de plaats zou blijken te zijn die het wenste in te nemen. De mogelijkheid dat hij, eenmaal volwassen, zich niet helemaal thuis zou voelen in onze mensenmaatschappij, paste niet in het beeld dat Richter van zijn hond voor ogen had.

Twee werelden

Vooralsnog bleek uit niets, dat het kleine hoopje hond teleurstellende resultaten te zien zou geven. Met z'n acht weken levenswijsheid was het karakter nog onbedorven. Het grote voorbeeld was nu zijn nieuwe baas.

Twee werelden ontmoetten elkaar, die van mens en ier. Bij Richter bestond nog volstrekte onwetendheid dat de hond op de meeste situaties, anders reageert dan de mens. Wel was het hem bekend dat menselijke reakties op vrijwel alle gebeurtenissen plaatsvinden na eerst het geheugen te hebben geraadpleegd, om aldus het antwoord te vinden dat hem met z'n opvoeding is bijgebracht. Dat de hond in een veel beperkter belangstellingsveld leeft en alleen aandacht heeft voor situaties welke via reuk- en geluidssignalen tot hem doordringen en van vitaal levensbelang zijn, was nieuw voor hem. Hem was dus een schone taak toebedeeld zich in dat instinktmatig handelen in te leven en vanaf nu zoveel mogelijk met dierlijke reakties rekening te leren houden.

Enige kennis van de psyche van de hond kwam Richter dus goed van pas. Uit de hem ter beschikking staande literatuur kreeg hij meer inzicht in de wereld van de hond. Het was als met de opvoeding van z'n eigen kinderen, een enkele gemaakte fout door de opvoeder zal zonder al te veel problemen geaksepteerd worden, maar een opeenstapeling van tekortkomingen tijdens de leerfase, zou bij de karaktervorming een blijvende nadelige invloed kunnen hebben.

Opvoeder

Belangrijk was het dus de jonge hond goed op te vangen in het gezin en af te spreken wie zich daadwerkelijk met de opvoeding ging bezighouden. Het was Richter zelf die deze klus zou proberen te klaren. De overige familieleden zouden zich daarbij wat op de achtergrond houden. Af en toe een spelletje, een vermanend of liefkozend woord en daar zou het bij blijven. De pup werd bij het betreden van z'n nieuwe behuizing alle gelegenheid gegeven om zich in die nieuwe wereld te oriënteren. Een daarbij wat al te voortvarende peuter, die enigszins geforceerd de aandacht voor zich wilde opeisen, werd snel terugverwezen. Ook tijdens de slaapuurtjes werd hij ongemoeid gelaten. De socialiseringsfase verliep dan ook voorspoedig en iedereen had in de tussenliggende momenten gelegenheid te over om uitgebreid kennis te maken.

De basis voor een goede opvoeding was gelegd. Het goed en kwaad werd hem konsekwent bijgebracht. Richter deed dat op een manier waarbij het spelelement niet ontbrak. De intonatie in de stem werd het teken voor goed of fout. Zonder het geduid te verliezen werd iedere overtreding met een resoluut "nee" of "foei" bestraft. Het "braaf" klonk minstens zovele malen. Snel leerde het hond- je iets van meesters wensen te begrijpen. Als een vermaning niet het gewenste effekt had, toonde Richter zich een echte roedelleider door de overtreder "vol" in z'n nekvel te pakken en hem enige malen heen en weer te schudden om hem daarna op een andere plaats weer neer te zetten dan waar de overtreding begaan was, hem ondertussen boos toesprekend. Het "foei" en "braaf" werd een bergip voor hem en de lijfelijke straf die volgde op herhaiing van een overtreding weerhield hem van verdere akties.

Richter had gelezen dat opvoeden en africhten uit meer facetten bestaan dan het "foei" en "braaf", maar dat het wel zeer belangrijke elementen zijn in het gehele opvoedings-proces. Alles wat men de hond wilde bijbrengen, moest spelenderwijs wordden geleerd. Een perforce (dwangmatige) opvoeding moest hij zoveel mogelijk zien te vermijden. Zeker omdat een te harde aanpak de hond meer kwaad dan goed zou doen.

Kursus

Zo werden in de huiselijke sfeer de meest elementaire oefeningen bijgebracht. De PUP groeide voorspoedig op en langzamerhand werd het tijd om de. inmiddels acht maanden oude hond, voor het grotere werk in te zetten. Hij meldde zich bij een kringgroep waar hij zijn eerste kennismaking had opgedaan op het gebied van de africhting.

"Leuk hondje, zit goed in elkaar. Karakter ijkt me ook niet slecht," was in het kort het keurbericht dat de voorzitter ongevraagd gaf. Een omstander, waar de hond, kennelijk blij over deze goede tijding spontaan tegenop sprong, was minder mild. "dat leren we hem wel af", was zijn kommentaar. Verstandig als Richter was, wilde deze niet gelijk een dispuut aangaan en dacht, "komt tijd komt raad". Om te tonen dat hij al heel wat bereikt had in de africhtingssport, stapte de man die het kommentaar geleverd had naar z'n eigen hond, die hij even verderop aan een paaltje had vastgelegd. Met de oren plat in z'n nek zag het dier z'n baas naderen. Voorzichtig kwispelstaartend probeerde hij toch nog enige blijdschap te tonen, maar de man reageerde daar niet op. Hij maakte de riem los en brulde: "voet", "volg" en daar stapte het tweetal weg, de man parmantig aan de riem sjorrend. "volg, volg". De arme viervoeter, die het allemaal gelaten over zich liet komen, volgde als een tekkel, zo laag sleepte hij zich voort over de grond. Kennelijk zag de voorzitter het niet. Althans hij reageerde er niet op.

Bevelen

Zou Richter dan toch te beminnelijk zijn geweest voor z'n hond? Vreemd, hij had uit de boeken geleerd, dat de kombinatie baas/hond er juist een van goede verstandhouding moest zijn en dat de hond vrolijk en opgewekt z'n werk moest blijven doen. Maar hier werd een heel ander beeld voor ogen getoverd. Richter werd opgesteld tussen een aantal andere nieuwelingen. De instrukteur was een vriendelijke man van middelbare leeftijd, die iedereen zoveel mogelijk op z'n gemak probeerde te stellen. Over de begeleiding had Richter dan ook geen klagen. Wel vond hij het vreemd om de kommando's van een ander op z'n eigen hond te moeten overbrengen. De weken verstreken en de oefeningen werden moeilijker. Met enkele onderdelen wilde het niet zo erg best lukken. Maar door steeds maar weer de oefeningen te herhalen en op een speelse manier te begeleiden, deed de hond uiteindelijk toch wat er van hem werd verlangd.

Kort daarna deed een nieuwe instrukteur zijn intrede. Een jonge man, ambitieus en zeer prestatiegericht. Zijn motto, "de hond moet doen wat de baas van hem ver langt", werd met straffe hand doorgezet. Het spelelement verdween daarmee naar de achtergrond. "Deze fase is nu voorbij, er moet aangepakt worden" vond de nieuwkomer. Richters hond kon nog wel meekomen in het nieuwe systeem, maar het was duidelijk waarneembaar dat hij het met veel minder plezier en werkdrift deed dan aan het begin van de opleiding.

Bevorderd

Toen na enkele weken de hond zover was gevorderd, dat hij in de nieuwelingengroep nauwelijks nog iets kon leren, werd hij overgeplaatst naar een gevorderdengroep. Daar werd het echt werken geblazen. Richter was vol vuur over het feit dat hij bij de meer ervaren africhters was ingedeeld. Er werd een aanvang gemaakt met speuroefeningen en manwerk en dat deed zijn hond met veel genoegen. Het leek, alsof de lichte deuk die hij in het laatste stadium bij de nieuwelingen had opgelopen, weer was geheeld. Helaas was dit valse schijn, want naarmate er meer druk op de appèloefeningen werd uitgeoefend en het vooruitsturen en blijven liggen op afstand moest worden bijgebracht, was hij op een gegeven ogenblik niet meer te bewegen om de zijde van zijn baas te verlaten. Slechts met veel moeite en na veel probeerseltjes, gelukte het Richter om zijn hond weer enigszins in het gareel te krijgen, echter zonder dat het dier er nog enig plezier aan scheen te beleven. Allengs kwamen zijn oren platter te liggen, totdat ze nauwelijks nog omhoog kwamen. gelaten liet hj zich het gesjor aan de lijn welgevallen. "Volg, volg". Bij iedere onverhoedse ruk voelde hij zich steeds kleiner. Richter was echter zo in zijn nieuwe wereld opgegaan, dat hij nauwelijks merkte dat z'n hond in de problemen zat. Blindelings volgde hij de aanwijzingen op van de instrukteur. Dat de prestaties achterbleven bij die van z'n ploeggenoten, was Richter wel opgevallen, maar reden te meer om dagel ijks een uurtje extra te gaan trainen. "Voet, volg, zit, af", het hield niet op en Richter begon het zo nodige "braaf" steeds meer achterwege te laten.

Problemen

Dat het appèl niet bepaald z'n sterkste kant was, werd hem steeds duidelijker. "Maar toch", dacht Richter, "hij heeft zin om te werken". Hij behoefde z'n laarzen maar te pakken en de tas met attributen, of zijn hond brak het huis haast af. trouwens, zoals reeds gezegd, met het speuren was er geen enkel probleem. Daar toonde hij zich een leergierige en werklustige hond, die op het zoetgevooisde "zoehoeeek" tot grote daden in staat was. Kwispelstaartend volgde hij het spoor dat Richter even tevoren had uiteglegd. En tijdens de verdedigingsoefeningen ging het toch ook niet slecht. Aanblaffen deed hij met grote inzet. De vluchtverhindering had hij na enkele mislukte pogingen snel door, evenals het revieren naar het verstek. Iedereen was vol bewondering over de prestaties die hij op dit onderdeel liet zien. Maar ja, dat vermaledijde appèl.

Niemand die evenwel op het idee scheen te komen dat de aanpak, of beter gezegd de begeleiding wel eens debet kon zijn aan 's honds falen. Het regelmatig wisselen van instrukteur (inmiddels was er bij de gevorderdengroep weer een nieuwe aangesteld, omdat de vorige, na onenigheid met het bestuur, was opgestapt) had beslist een nadelige invloed op Richters hond. De keus was echter beperkt. Instrukteurs liggen niet voor het oprapen.

De nieuwe was op het gebied van de africhting wel ervaren. Hij had met sukses al twee honden voor een IPO III certifikaat afgericht. Een aardige man overigens die vol goede moed en enthousiasme aan het werk ging, zonder zich echter in de achtergronden van het wezen van de op te leiden honden te verdiepen. Zijn kennis ging niet verder dan de ervaring die hij had opgedaan met z'n eigen honden. Het bestuur had echter het volste vertrouwen in hem. Ondertussen kreeg de hond van Richter het steeds moeilijker. Het moment dat hij naar de examenploeg zou doorstoten werd keer op keer uitgesteld. Richter begon in te zien, dat zijn aanvankelijk zo levenslustige hond, binnen twee jaar was verworden tot een gedrukte, onderdanige volger, althans bij de kringgroep, thuis was er niets mis aan hem.

Afgevoerd

Plotseling herkende hij in zichzelf de man die hem twee jaar geleden beloofde dat bepaalde onhebbelijkheden van de hond tijdens de opleiding zouden worden afgeleerd. Ook zijn hond maakte nu tijdens het volgen dezelfde slaafse indruk. Steeds vaker verzuimde hij de trainingslessen en na uiteindelijk anderhalf jaar in de gevorderdengroep te hebben meegelopen, ondertussen vele ploeggenoten zien doorstoten naar de examengroep, gaf hij teleurgesteld op. Moeiteloos werd hij van de ledenlijst gevoerd. "A. F. Richter, africhter af" noteerde de penningmeester, nauwelijks aandacht schenkend aan de reden die Richter opgaf. "Ach uw hond heeft het niet was al wat hij er over kwijt wilde. Dat de voorzitter aanvankelijk zo loffelijk over zijn hond had gesproken bij zijn aanmelding, was volgens de penningmeester best mogelijk, "maar het hondje was toen pas acht maanden en, iedereen kan zich vergissen, nietwaar?"

"Ja, zo is het", dacht Richter, "ook ik dus" en teleurgesteld keerde hij huis- waarts. Inmiddels is zijn hond op de leeftijd der sterken aangekomen en heeft aan het vroegere avontuur weinig schade overgehouden. Bij, een andere kringgroep heeft hij een goed jaar later, onder een prima begeleiding, toch nog het VH 1 certifikaat weten te behalen en daarop aansluitend het certifikaat speurhond. Richter heeft zich allang verzoend met het feit, dat hij geen kampioen, maar gewoon een gezellige huishond heeft met een goede neus en een behoorlijke dosis bewakingsdrift. Geheel op eigen wijze, beschermt hij huis en erf tegen al te brutale indringers.