Rob's web

Ongenode Gasten

Home - Kynologie - De duitse herdershond - Ongenode Gasten


Wormbesmetting, een onderschat probleem?

Inleiding

Mensen en honden. Al 4000 jaar trekken zij met elkaar op. Nooit echter was hun aantal zo groot als vandaag de dag. Nooit was de variatie zo kleurrijk: 400 honderassen bevolken de aardbol.

Mens en hond hebben een groot aanpassingsvermogen; beiden leerden zij in groten getale met soortgenoten op een beperkt territorium te overleven. In de Benelux bijvoorbeeld heeft 1 op 5 gezinnen een hond. In Frankrijk zijn er bijna evenveel honden als er mensen zijn in België. Geschat wordt dat er in de landen van de EEG zo'n 50 miljoen honden rondlopen. Een van de minder plezierige gevolgen van de dichte hondenbevolking is de toenemende bevuiling van sraat, strand en park met hondenuitwerpselen. Eén aspect van die verontreiniging is voor velen niet bekend, nl. de uitwerpselen als bron van wormbesmetting.

Wormen leggen miljoenen eitjes in het maagdarmstelsel van de hond. Die eitjes komen met de uitwerpselen in de buitenwereld terecht. Eén gram uitwerpselen van een besmette hond kan duizenden eitjes bevatten. Met het blote oog zijn die onzichtbaar want ze zijn minder dan 1/10de mm groot.

Om wormeitjes te zien volstaat het een kleine hoeveelheid besmette uitwerpselen te verdunnen in een verzadigde zoutoplossing. Een druppel van dit mengsel op een draagglaasje is voldoende. Onder de microscoop wordt dan een vreemde wereld zichtbaar: ontelbare wormeitjes, ieder het begin van een nieuw wormleven.

Spoelwormen

De wormsoort die bij de hond het meest voorkomt is de hondespoeiworm. Het is ook de grootste ronde worm in het maagdarmkanaal bij de hond. Het is een witte worm met huidplooien aan de kop. De afmetingen zijn afhankelijk van de leeftijd en het aantal in de gastheer aanwezige wormen. Normaal is de mannelijke worm 5 à 10 cm lang. De vrouwelijke wormen zijn bijna dubbel zo lang!

Spoelwormen komen in gematigde streken zoals West Europa bij 10 à 20% van de volwassen honden voor. De besmettingsgraad verschilt in belangrijke mate al naargelang de leeftijd van de besmette hond; tot speenleeftijd zijn 90 tot 100% van de pups besmet.

Hoe het komt dat vooral jonge honden besmet zijn, wordt duidelijk als we de levenscyclus van deze parasiet doorlopen. We beginnen bij de bron van alle wormbesmettingen: de wormeitjes. Eén enkel worm kan tot 20.000 eitjes per dag leggen. Het is dan ook niet ongewoon dat we bij faecesonderzoek een massa eitjes te zien krijgen in één druppeltje verdunde uitwerpselen.

Zo'n 'vers eitje' is heel onschuldig. Het is nog niet besmettelijk, want het bevat duidelijk nog geen larve. Pas na een 14-tal dagen groeit in dat eitje een larve. Het eitje is dan wel besmettelijk geworden.; d.w.z. wanneer het eitje door de hond wordt opgenomen komt de larve vrij, ... en groeit uit tot een nieuwe spoelworm. Dit alles betekent dat wanneer men iedere dag de uitwerpselen van de hond verwijdert en zorgt dat de hond geen kontakt kan hebben met oude uitwerpselen, deze zich ook nauwelijks kan besmetten. Alleen in oude uitwerpselen bevinden zich immers de rijpe besmettelijke eitjes.

Spoelwormeitjes zijn echter uitzonderlijk taai: dank zij hun dikke schaal zijn zij zeer goed bestand tegen ongunstige omstandigheden. Ze blijven zelfs levensvatbaar na langdurig kontakt met zeep en ontsmettingsmiddelen. In de vrije natuur kunnen ze zelfs zo'n twee jaar levensvatbaar blijven. Alleen radicale middelen- zoals een vlam, stoom of kokend water zijn in staat de eitjes te doden.

Besmetting

Een hond kan nog op verschillende manieren met wormen besmet raken:

Honden besmetten zich door het via de mond opnemen van die besmettelijke spoelwormeitjes: door snuffelen en likken aan dingen die bevuild zijn met besmettelijke wormeitjes. Bijvoorbeeld door te wroeten in besmet zand of door besmet gras te eten.

In de maag van de hond komt de spoelwormlarve uit het eitje. Die larve trekt met de bloedstroom door de lever en de longen om tenslotte in de dunne darm terecht te komen. De spoelworm wordt daar volwassen en begint eitjes te leggen. De kringloop van de worm is volledig en alles kan dus van voor af aan opnieuw beginnen.

Bij teven die besmet zijn spoelwormen is de levenseyclus ingewikkelder: de larven die vrijkomen uit de eitjes worden niet allemaal volwassen. Velen zetten zich vast in het spierweefsel en gaan daar in slapende toestand wachten op het geschikte moment om verder te groeien tot volwassen wormen. Dat goede moment valt tijdens de bronst en bij drachtige teven na de 6e week van de dracht.

Pups

En dan de puppies! Hoe kan een pup van een paar weken oud al spoelwormen hebben ais ze nog niet buiten de kennel is geweest en als de kennel heel hygiënisch en vrij van besmettelijke uitwerpselen wordt gehouden? Dat kan dankzij de besmette moeder. Via de placenta geeft zij het beste van zichzelf aan haar ongeboren pups maar komen ook de spoeiwormlarven in de pups terecht!

De pups zijn dus al besmet bij de geboorte en reeds na 8 à 10 dagen kunnen zij volwassen wormen herbergen. Besmetting van de pups is ook mogelijk doordat de spoelwormlarven de meikklieren van de zogende teef bereiken. De drinkende pups krijgen met de biest de larven binnen, die in de darm van de pup direkt uitgroeien tot volwassen wormen, zonder eerst te migreren door de lever en de longen.

Het is nogal duidelijk dat een serieus besmette hond hiervan hinder ondervindt, vooral pups en jonge honden. Zij zien er mager uit met een doffe vacht en een opgezwollen buik. De eetlust is onregelmatig, diarree treedt op maar ook obstipatie komt voor, te wijten aan een obstructie van de darm door een prop wormen. in uitzonderlijke gevallen kan de darm zelfs scheuren.

Het zijn echter vooral spoelwormlarven die belangrijke organen zoals de lever en de longen beschadigen; tijdens het migreren brengen de larven duizenden microscopisch kleine letseltjes aan in die organen die daardoor slecht zullen funktioneren. Een typisch symptoom bij pups is het hoesten, veroorzaakt door larven in de longen.

Wat waarschijnlijk maar weinig hondenliefhebbers weten is dat zij, hoewel uitzonderlijk, ook zelf besmet kunnen raken met de worm. Vooral kleine kinderen en mensen die veel met honden in kontakt komen zoals kennelhouders en eigenaren van trimsalons, kunnen zich met spoeiwormen besmetten. Ook bij de mens gebeurt die besmetting - doordat ze via de mond besmettelijke wormeitjes binnen krijgen. Kleine kinderen bijvoorbeeld die in besmet zand of op een besmet vloerkleed spelen kunnen via de handjes in de mond de besmetting binnenkrijgen.

Bij de mens ontwikkelen de opgenomen wormeitjes echter niet tot volwassen spoeiwormen. Wel migreren de larven na opname van de darm via de poortader naar de lever en zo naar de longen. Ze worden daar her en der verspreid naar bepaalde organen en weefsels, waar ze zich inkapselen en tenslotte na minstens twee jaar afsterven en verkalken. In bepaalde, zeer uitzonderlijke gevallen, veroorzaken deze larven weefselbeschadigingen in iever en longen, huidietsels, oogonsteking en allergische astma. Maar nogmaals: geen paniek! Volwassen hondespoeiwormen kunnen bij de mens niet voorkomen, enkel in uitzonderlijke gevallen de larven. Andere wormsoorten die naast de spoelworm voorkomen bij honden zijn haakwormen, zweepwormen en tenslotte een heel aparte familie, de lintwormen.

Haakwormen

De haakworm dankt zijn naam aan de snijdende haakjes rondom de mondopening. De haakworm is in vergelijking met de spoeiworm een kleine parasiet; ongeveer 1 cm. lang. Klein dus, maar wel dapper, want één zo'n wormpje kan tot 16.000 eitjes per dag produceren. In de buitenwereld komt uit ieder eitje een larve die na een week besmettelijk wordt.

De besmetting van een hond met haakwormlarven kan op verschillende manieren plaatsvinden: Allereerst de besmetting door de huid. Vooral bij puppies tot drie maanden oud kunnen haakwormlarven vanuit de modder, besmet water e.d. door de huid of door de mondslijmvliezen dringen. Besmetting met haakwormen gebeurt meestal via de mond. Hoe dan ook, na een besmetting met haakwormen komen de larven uiteindelijk in de darm terecht waar ze na een vervelling volwassen wormen worden (15 tot 18 dagen na besmetting). Haakwormen veroorzaken de vaak gevreesde "kennelanemie" of bloedarmoede. Met hun scherpe kaken snijden ze stukken uit het darmslijmvlies en zuigen bloed op. Soms zelfs veel meer dan noodzakelijk is voor hun eigen voeding zodat het bloed onverteerd de worm passeert en de kleine wondjes blijven bloeden. Dit verklaart de soms bloederige diarree en de daaruit voortkomende bloedarmoede. Iedere haakworm zuigt tot 0,12 ml bloed per dag. Een hond met ene lichte besmetting van 100 haakwormen zal dus per dag ongeveer 12 ml bloed verliezen. Een bijkomend probleem, als gevolg van de door-de-huidse-besmetting, zijn de huidietsels veroorzaakt door de larven. Het lijkt op vochtig eczeem of op etterige zweertjes. Door voortdurend likken en bijten aan de poten kan dit verergeren tot lelijke wonden. Dit stelt men het gemakkelijkst vast na een flinke regenbui als de besmette hond over het vochtige gras of zand heeft gelopen. Langdurige besmettingen worden gekenmerkt door verminderde eetlust, slechte groei en een doffe vacht. De huid jeukt en vertoont vaak kleine ontstekingen; het mondslijmvlies is zeer bleek ten gevolge van bloedarmoede.

Zweepwormen

Even terug naar de vuile kennel: zoals ge zegd bestaat hier een groot risico op haakwormbesmettingen. Een tweede worm die af en toe een probleem geeft in dergelijke onhygiënische omstandigheden is de zweepworm. Zijn typische citroenvormige eitjes zijn niet kapot te krijgen en houden de besmetting in stand. De worm zelf zit vastgehecht aan de blinde darm, met de kop ingebed in het darmslijmvlies zodat hij moeilijk te treffen is met een ontwormingsmiddel. In geval van zware besmetting treedt vermagering, diarree en bloedarmoede op. Maar nogmaals: deze wormsoort komt slechts zeiden voor.

Lintwormen

Een aparte plaats binnen het hondenwormenrijk wordt ingenomen door de lintwormen. Typisch voor lintwormen is dat zij voor hun ontwikkeling buiten de hond een tussengastheer nodig hebben. Voor de verschillende Taenia lintwormsoorten kan die tussengastheer een zoogdier, reptiel, vis of schaaldier zijn; voor de hondelintworm is het een luis of vlo.

De Taenia-lintworm heeft een duidelijk afgescheiden kop met haken en zuignappen. De worm zelf bestaat uit een keten van onafhankelijke segmenten die achter de kop steeds weer aangroeien. De rijpe segmenten achteraan komen los en worden met de uitwerpselen uitgedreven. Vaak lijken zij op onverteerde rijstkorrels, die soms zelfs vreemde bewegingen maken en daarbij lijken op kruipende vleesmaden. leder segment is als een capsule die volgepropt zit met duizenden lintwormeitjes. Bij de minste druk ontsnappen de eitjes, soms met duizenden tegelijk. De verspreiding van de eitjes in onze omgeving volgt de verspreiding van de hondenuitwerpselen. Ook insecten zoals mestkevers, vleesvliegen en regenwormen kunnen de wormeitjes verspreiden. Soms werd vastgesteld dat vliegen die zich voeden met besmette hondeuitwerpselen, tot 5000 eitjes bevatten. Zoals gezegd moet het lintwormeitje, waarin het embryootje zit, opgenomen worden door een tussengastheer. Tussengastheren fungeren als transporteurs van de wormbesmetting naar een nieuwe eindgastheer. Zonder hen is er geen nieuwe besmetting mogelijk.

Tussengastheren

In de tussengastheer van de Taenialintworm groeit het eitje uit tot het besmettelijke stadium: de blaasworm, vin of cysticerus. Deze is vooral terug te vinden in spieren, lever en ingewanden en varieert in grootte van een erwt tot een kippeei. Het is een sterk doorschijnend blaasje dat gevuld is met een vloeistof en waarin zich een toekomstige lintwormkop bevindt. De hond besmet zich door het eten van besmet rauw vlees of vleesafval. Het eitje van de hondenlintworm Dipylidium wordt door een luis of vlo opgenomen en uit dat eitje ontwikkelt zich een uitermate klein larvaal tussenstadium dat zich beweegt in de verschillende organen van de vlo. Met Dipylidium-lintwormen besmetten honden zich door het kapot bijten van vlooien waardoor ze de Dipylidium-larven binnenkrijgen. Een lintwormbesmetting gaat bij honden vaak ongemerkt voorbij. Alleen bij een zware besmetting vermageren de dieren en hebben zij voortdurend diarree. De eigenlijke schade veroorzaakt door lintwormen wordt toegebracht aan het vlees van de tussengastheren. Runder- schape- paarde- en varkensvlees dat besmet is met blaaswormen of vinnen kan in het slachthuis gedeeltelijk worden afgekeurd voor menselijke konsumptie. Het is meteen duidelijk dat het geven van rauw vleesafval de kans op lintwormbesmetting sterk vergroot.

Bij het zien van al dat geworm kan uw reaktie tweeledig zijn: ofwel u zegt O.K., honden hebben wormen, maar mijn hond niet. Ofwel is uw reaktie gestoeid op paniek; u wilt uw hond meteen het huis uit doen. Geen van beide reakties is goed. Blijf bij de feiten, d.w.z. alle honden kunnen besmet raken, ook degenen waarbij dat op het eerste gezicht niet te verwachten is, zoals huishonden, kleine gezelschapshonden die weinig buiten komen enz. Wilt u zeker zijn of uw hond besmet is, raadpleeg dan uw dierenarts. Hij kan u na een vrij kort en eenvoudig microscopisch onderzoek van een beetje uitwerpselen vrij exact vertellen of én met welke wormen uw hond besmet is.

Hygiëne

Om het steeds sluimerende gevaar van wormbesmetting tot een minimum te beperken, is het in de eerste plaats belangrijk de besmettingsbronnen zo veel mogelijk uit te schakelen. Dit kan door te zorgen voor een goede hygiëne van de hond en zijn omgeving.

Uitlopen en speelweiden moeten zo schoon en zo droog mogelijk gehouden worden. De hondenuitwerpselen moeten dagelijks worden verwijderd om te voorkomen dat de in die uitwerpselen voorkomende wormeitjes besmettelijk worden. Daarbij moet u ervoor zorgen dat de opgeraapte uitwerpselen niet in de tuin terecht komen. Het best doet u ze in een vuilniszak, zodat de hond er niet meer bij kan. Dunne uitwerpselen kunt u het best grondig wegspoelen, niet in de omgeving, maar in een stenen of betonnen afvoer, die uitmondt in de riolering. Ook de hond zelf moet de nodige hygiënische zorg krijgen: regelmatig borstelen om het vuil en eventueel stukjes uitwerpselen uit de vacht te houden. Daarbij in het oog houden of hij geen vlooien of luizen heeft. Worden deze vastgesteld dan zijn er goede middelen voorhanden om deze uitwendige parasieten te verdrijven; bijvoorbeeld vlooiebandjes, shampoo's of sprays.

De voeding speelt, zoals reeds vermeld, een grote rol in de preventie van lintwormbesmetting. Geef kwaliteitsvoeding, nooit afval, geen bedorven vlees, en zeker geen rauw vleesafval; ook geen aangeschoten wild of knaagdieren zoals ratten en muizen.

Wormbestrijding

Ondanks alle goede preventieve zorgen zal in de wormproblematiek de behandeling met een geneesmiddel belangrijk blijven: de besmettingsmogelijkheden zijn voor de meeste honden te groot om het zonder ontwormen te kunnen doen. De moderne wormmiddelen zijn aktief tegen alle belangrijke wormsoorten bij honden. Daarbij zijn zij uiterst veilig dat wil zeggen zij veroorzaken geen bijwerkingen bij een te hoge dosering en zij mogen zonder problemen gegeven worden aan pups, drachtige teven, overgevoelige, zieke of verzwakte dieren.

Telmin KH en Flubenoi KH zijn twee degelijke moderne ontwormers. Telmin KH tabletten zijn uitermate geschikt voor grotere honden die ze zonder aarzelen accepteren. Flubenol KH pasta is een ideale vorm om uw kleine honderassen en ook pups van enkele dagen oud te behandelen. De witte zachte pasta heeft blijkbaar een goede smaak en wordt vlot opgenomen. Beide wormmiddelen zijn in hoge mate aktief tegen alle belangrijke ronde wormen én tegen lintwormen van de hond. Honden ontwormen is een gemakkelijke zaak geworden. Het sukses ervan wordt mede bepaald door het tijdstip waarop én door de frekwentie waarmee de ontwormingen worden uitgevoerd. Uw dierenarts heeft voor u een handige ontwormingskaart ter beschikking. Zij bevat onder andere een behandelingsschema. Het garandeert een zo effektief mogelijk en ekonomisch mogelijk gebruik van het wormmiddel.

Met toestemming overgenomen uit het boekwerk dat werd samengesteld door de heer H. v. Bergen van Litina-Benelux hondevoeders en de heer W Rasenberg, dierenarts te Tilburg. Dit ter gelegenheid van het symposium tb. v. fokkers en liefhebbers van Duitse Herdershonden gehouden in 1989.

©drs. J. E A. M. van den Hergh, dierenarts Janssen Pharmaceutica B.V