Rob's web

De invloed van huisdieren op de ontwikkeling van kinderen

Home - Kynologie - De duitse herdershond - De invloed van huisdieren op de ontwikkeling van kinderen


Het doel van het project met als titel "wat is de invloed van huisdieren op de ontwikkeling van kinderen" is, zoals de titel al aangeeft, de invloed van honden op de ontwikkeling van kinderen te bestuderen. Het eerste onderzoeksdoel is om te kijken of het hebben van een huisdier de sociaalemotionele en cognitieve ontwikkeling van kinderen stimuleert.

De keuze om de sociaal-emotionele en de cognitieve ontwikkeling te bestuderen komt voort uit het feit dat door de verschillende onderzoekers op het gebied van de relatie mens-dier veronderstelt wordt dat voornamelijk op deze ontwikkelingsgebieden dieren invloed uitoefenen (Melson, 1990, Melson en Fogel, 1989, Haggerty Davis, Gerace en Summers, 1989. Om te zien of dit inderdaad het geval is heeft het onderzoek een longitudinaal karakter. Er zullen hiervoor kinderen van drie verschillende leeftijden worden onderzocht nl. 3, 8 en 13 jaar. ledere leeftijdsgroep zal uit vier groepen bestaan. Een groep van kinderen met alleen honden, een groep van kinderen met honden en andere huisdieren, een groep van kinderen met alleen "andere" huisdieren en tenslotte een groep van kinderen zonder huisdieren.

Na de eerste meting, waar we op dit moment mee bezig zijn, zullen nog twee andere metingen volgen nl. na 2,5 jaar en na 5 jaar. De leeftijd van de kinderen uit de eerste leeftijdsgroep is 3 jaar als de eerste meting pleats vindt, 5,5 jaar bij de tweede meting en 8 jaar bij de derde meting. In de tweede leeftijdsgroep zal dit 8, 10,5 en 13 jaar zijn en in de derde leeftijdsgroep zal dit 13, 15,5 en 18 jaar zijn.

Om deze groepen te kunnen vergelijken worden alleen kinderen met een "normaal" intelligentieniveau betrokken (IQ > 90). Verder willen we alleen kinderen selecteren waarvan zowel de vader als de moeder in het gezin aanwezig zijn. Op dit moment reizen er 15 onderzoekassistenten door heel Nederland om gezinnen die zich hebben aangemeld voor dit onderzoek te bezoeken. Tijdens zo'n bezoek worden er een aantal psychologische testen afgenomen, een interview en een aantal vragenlijsten. In totaal willen wij in de eerste onderzoeksronde 700 gezinnen bezoeken.

Na afloop van de eerste onderzoeksronde zal een tussenrapport verschijnen.

Variabelen

In de literatuur (Poresky, 1987) wordt melding gemaakt van het felt dat het al dan niet gehecht zijn aan een dier van belang is voor de invloed die dieren op mensen kunnen hebben. Als de hechting aan het huisdier niet zo groot is zal het effect van het dier op het kind minder zijn dan als de hechting groter is. Tenminste, dit is een van de te testen hypothesen.

Een andere variabele is social support (v. Sonderen, 1991). Er zijn een aantal definities van social support die zich op verschillende aspecten van dit begrip richten. Deze aspecten zijn: het sociaal netwerk (ofwel de steunaanbieders), ondersteunende interacties, discrepanties in wat men aan steun verwacht en de steun die aangeboden wordt, en de gepercepieerde ondersteuning (de perceptie dat men om je geeft). Van Sonderen (1991) zegt hierover dat het niet mogelijk is een definitie van sociaal support te geven die al deze aspecten omvat. Om toch met dit begrip te kunnen werken zullen we twee vooronderstellingen gebruiken. Dit omdat we social support op twee verschillende manieren kunnen zien in relatie tot het dier. Ten eerste: de social support die dieren mensen kunnen geven. De vooronderstelling zou hier dan kunnen luiden (Kaplan, Cassel, Gore, 1977) "the degree to wich a person's basic social needs are gratified through interaction with others. Basic social needs include affection, esteem or approval, belonging, identity and security". Ten tweede: het zou zo kunnen zijn dat het hebben van een dier tot een vergroting van het menselijk sociale netwerk leidt. Uit onderzoek (Messent, 1993, Mugford and M'Comsky, 1975) blijkt namelijk dat mensen met honden makkelijker contact met andere mensen hebben dan mensen zonder honden. De vooronderstelling zou hier dan kunnen zijn/House, 1981) "an interpersonal transaction involving one or more of the following: emotional concern (liking, love, empathy) instrumental aid (about the environment) or appraisal (information relevant to self-evaluation)".

Er zal voor een aantal variabelen worden gecontroleerd, de zgn. controle variabelen. Deze zijn: ten eerste life-events. Hiermee wordt gedoeld op ingrijpende gebeurtenissen waar iedereen mee te maken kan krijgen en die als stressvol worden aangezien, omdat zij verandering in de dagelijkse gang van zaken teweeg brengen. Al deze gebeurtenissen opgeteld geven als het ware een indicatie van de stress waar een persoon mee te maken krijgt. Deze stress kan een invloed hebben op de afhankelijke variabelen en hiervoor zal dus gecontroleerd moeten worden. Wel moet rekening worden gehouden met het feit dat het hebben van een hond een bufferende invloed kan hebben op de life-events waardoor het effect op de afhankelijke variabele kleiner kan zijn dan bij kinderen zonder huisdieren.

Ook de opvoedingsstijl van de ouders kan een belangrijke rol spelen op de afhankelijke variabele. Dat de opvoedingsstijl van de ouders invloed heeft op de ontwikkeling van kinderen lijkt algemeen aanvaard. Twee dimensies worden onderscheiden ni. een acceptatie en afwijzing dimensie en een autoriteit en autonomie dimensie (Meyers en Kuypers, 1990). A}cceptatie lijkt steeds samen te gaan met can positieve ontwikkeling van het kind en afwijzing met een negatieve. Maar volgens bovengenoemde auteurs mag er niet gesproken worden van een oorzakelijk verband. Daar echter de invloed op de ontwikkeling van kinderen onmiskenbaar is, zal ook de opvoedingsstijl als controlerende variabele worden meegenomen. Bovendien zou het zo kunnen zijn dat bij een bepaalde opvoedingsstijl van de ouders het hebben van een dier cq een hond past en dat het dier een deel van de opvoedingsstijl is. Ook de sociaal economische status kan invloed hebben op de afhankelijke variabele.

Tenslotte zal het feit dat een kind tot het vrouwelijke of mannelijke geslacht behoort worden meegenomen om te kijken of dieren een verschillende invloed op een van beide geslachten hebben.

mw. dr. Nienke Endenburg

©Nieuwsbrief van het Multidisciplinair Onderzoekscentrum voor Mens-Gezelschapsdier Studies.