Rob's web

Het Cauda Equina Syndroom

Home - Kynologie - De duitse herdershond - Het Cauda Equina Syndroom


Inleiding

In onze kliniek behandelen wij vaak honden lijdende aan het Cauda Equina Syndroom, "CES" afgekort. Meestal kampt de hond al geruime tijd met dit probleem en zeer vaak is er al "van alles aan gedaan" zonder succes. Een tweeërlei redenen zijn hiervoor aan te geven;

  1. het probleem ontstaat meestal geleidelijk
  2. de dierenarts onderkent het probleem niet of weet niet adequaat te behandelen.

Dit artikel tracht het probleem en zijn behandeling (her)kenbaar te maken.

Defenitie

Cauda Equina betekent vertaald vanuit het Latijn: "Paardestaart". Daar het ruggemerg bij de meeste honden ter hoogte van de 5e of 6e lendewervel stopt en daarna verdergaat als een bundel zenuwen, gelijkend op een paardestaart, noemt men die bundel zenuwen aldaar de Cauda Equina. Bij CES treedt een afklemming op van de gehele bundel of een gedeelte daarvan. Die afklemming kan op verschillende manieren ontstaan:

  1. Instabiliteit van het gewricht tussen laatste lendewervel en het heiligbeen; Instabiliteit Lumbosacrale Gewricht.
  2. Mede als gevolg van deze instabiliteit kan er een hernia ontstaan van de tussenwervelschijf van dit gewricht.
  3. Vernauwing van de ruimte waarin de zenuwen zich bevinden of waardoor zij de wervel verlaten:
    1. door een foutieve bouw van de wervel (meestal zijn de gewrichtjes te groot). Dit is een gebrek dat congenitaal is, hetgeen wil zeggen dat dit gebrek al bij de geboorte aanwezig was.
    2. door osteofyten (benige uitwassen ten gevolge van instabiliteit van het gewricht) of door bindweefselverdikking in het wervelkanaal of bij de uittreedplaatsen van de zenuwen.
  4. Tumoren, ofwel in de structuren om de zenuwbundel (wervel, bloedvaten, bindweefsel etc.) ofwel uitgaande van de zenuwen zelf.
  5. Ontstekingen in omliggende structuren of in de zenuwbundel zelf.
  6. Bloedingen of bloedstolsels in omliggende structuren of de zenuwbundel zelf.

Diagnose

Altijd is het van het grootste belang dat de dierenarts een gedegen navraag doet naar de klachten van de hond en het verloop daarvan. De meest optredende klachten zijn: trager gaan zitten/staan, slechter of niet meer kunnen springen, pijnuitingen, slappe staart, zwakke gang van de achterhand, liever draven dan galopperen, kreupelheid aan een of beide achterbenen.

Na het uitvoeren van een algemeen lichamelijk onderzoek gaat de aandacht uit naar het gebied waar zich de laatste lendewervel en heiligbeen bevinden. Vrijwel altijd heeft de hond sterke pijnuitingen als de dierenarts met zijn vingers drukt in de ruimte tussen de twee doornuitsteeksels van de laatste lendewervel en heiligbeen, zeker als dit gecombineerd wordt met een strekken van de lendenen en achterbenen.

Ook zal de dierenarts een inwendig onderzoek verrichten via de endeldarm, temeer daar dan het bewuste gewricht gedeeltelijk van de onderzijde te betasten is. Bovendien kan verder het omliggende gebied betast worden en met name de prostaat bij de reu welke de oorzaak van het probleem kan herbergen (tumoren/ontstekingen). Meestal kan op röntgenfoto's (gebogen en gestrekte lendenen) het probleem zichtbaar gemaakt worden en problemen als tumoren of ontstekingen onwaarschijnlijk verklaard worden. Soms is het echter nodig contraströntgenonderzoek te verrichten om een nog zekerder diagnose te verkrijgen.

Behandeling

Bij een instabiliteit, vernauwing of hernia is operatief ingrijpen altijd te verkiezen boven de behandeling met medicijnen. Medicijnen kunnen wel de klachten (tijdelijk) doen verminderen, maar nooit de oorzaak wegnemen. Een operatieve behandeling heeft, afhankelijk van de toestand van de patient, een gunstig vooruitzicht. Gemiddeld 95% van de patienten die geopereerd zijn voor CES, zijn volledig hersteld en zijn zonder medicijn klachtenvrij, zodat ook weer eventuele sport volledig bedreven kan worden. Bovendien kan bij het aanwezig blijven van de inklemming na verloop van tijd een verlamming van de achterhand ontstaan die nogal eens verward wordt met de degeneratieve myelopathie, ook wel Duitse Herder verlamming genoemd.

Bij een ontsteking zijn de vooruitzichten beslist minder gunstig. Lang niet alle honden genezen snel of volledig, bovendien is het nodig om gedurende lange tijd antibiotica te geven om de infectie van bot te bestrijden. Bij tumoren zijn de vooruitzichten in het algemeen bijzonder slecht, vanuit humaan standpunt is vaak euthanasie te verkiezen boven een lange, nodeloze lijdensweg.

Operatie

Bij de operatie is het doel de bundel zenuwen weer volledig vrij van enige inklemming te krijgen. Daartoe zal de chirurg via een snede boven op de rug, lopende van de 6e lendewervel over het heiligbeen heen eerst de spieren van de staartbasis dienen te benaderen. Deze worden voorzichtig losgemaakt en gespreid zodat voor de chirurg de bovenzijde van de wervels zichtbaar worden. Vervolgens wordt met behulp van speciale botknabbeltangen en kleine freesjes zeer voorzichtig een groot gedeelte van de bovenzijde van de wervels verwijderd. Daarna kan de chirurg met een speciaal instrumentarium de binnenzijde van de wervel en de bundel zenuwen onderzoeken. Een eventuele hernia wordt nu verwijderd, evenals woekeringen die de inklemming veroorzaken. Nadat dit alles gebeurd is, wordt over de zenuwbundel een laagje vet geplaatst om te voorkomen dat er littekenweefsel ontstaat dat later weer een inklemming kan veroorzaken. Daarna worden de spieren weer op hun plaats vastgehecht en de huid gesloten.

Nabehandeling

Na de operatie dient de hond twee weken absolute rust te houden om wondzwelling en littekenweefselvorming te vermijden. Daarna mag in enkele weken steeds wat meer aan de lijn gewandeld worden. Vier weken na de operatie mag alweer gefietst worden, zij het in draf. Als de lichamelijke conditie weer wat op peil is, mag men weer beginnen met wat lichte training. Op zes weken na de operatie kan men gewoonlijk weer trainen als tevoren, zij het dat het altijd raadzaam is de hond eerst een goede warming- up te geven alvorens de training aan te vangen!

Overweging

CES wordt over het algemeen "gezien" bij de werkhonden van de wat grotere omvang. Uiteraard zou je zeggen, want juist bij de honden waarmee gewerkt wordt is er sprake van een grotere belasting van het Lumbosacraal- gewricht (laatste lendewervel-heiligbeen). Bovendien vallen de klachten eerder op bij de eigenaar die met de hond traint.

Overigens zien we CES ook wel bij kleinere rassen. Er wordt in de literatuur wel een erfelijkheid gesuggereerd die tot op vandaag nog niet aannemelijk is gemaakt.

Drs. W.S.J. Rasenberg