Rob's web

Puppies moeten veel leren

Home - Kynologie - De duitse herdershond - Puppies moeten veel leren


Voordat een pup in huis komt heeft de nieuwe eigenaar vaak al heel wat over honden in het algemeen en Duitse Herders in het bijzonder gelezen. Meestal weet men dan ook dat pups in hun eerste jaar een hele ontwikkeling meemaken en zowel bij de fokker als bij de nieuwe eigenaar aan nieuwe dingen moeten wennen; in het verleden werden daar de termen inprentingsfase en socialisatiefase voor gebruikt.

Ook op hondengebied wordt veel aan wetenschappelijk onderzoek gedaan. Het is begrijpelijk dat niet alle schrijvers van hondenboeken iedere keer wanneer er lets nieuws ontdekt is, hun boek in een volgende druk aanpassen. Zo kan het gebeuren dat bovengenoemde termen nog steeds in menig hondenboek voorkomen. Deze termen zijn echter achterhaald: we spreken helemaal niet meer van "inprenten", dit is een term die uitsluitend bij nestvlieders gebruikt wordt. Nestvlieders zijn dieren die na de geboorte meteen het nest verlaten en al gedeeltelijk voor zich zelf kunnen zorgen. Een leuk voorbeeld daarvan zijn pasgeboren eenden of ganzen. Het eerste wat zij na hun geboorte zien, wordt door hen als moeder aangezien. Zo kon het gebeuren dat een koppel ganzen constant achter de gele kaplaarzen van een onderzoeker aanliep omdat dat het eerste was dat de ganzen gezien hadden. Ook de nieuwe film van Carroll Barrett "Fly Away Home" is op dit principe gebaseerd.

De term socialisatiefase wordt nog steeds gebruikt, maar deze fase wordt tegenwoordig onverdeeld in een primaire en secundaire socialisatiefase.

Voor alle duidelijkheid zet ik de verschillende levensfasen van een pup nog even op een rijtje: Als pups net zijn geboren, zijn ze nog helemaal doof en blind. Ze kunnen nog niet lopen, ze spartelen en kruipen alleen een beetje. Wel kunnen ze probleemloos de tepel van hun moeder vinden. En dat is in de eerste twee weken van hun leven ook eigenlijk het belangrijkst. Ze moeten eten, slapen en groeien.

Om die tepel van de moeder te vinden moeten de pups wel een enorm goed reukorgaan hebben. Dat is dan ook helemaal ontwikkeld als ze net zijn geboren. Behalve dat ze de tepel vinden vindt er nog een ander belangrijk proces plaats. Ze leren door middel van hun neus hoe hun moeder ruikt. En daarmee leren ze eigenlijk hoe alle honden ruiken en weten ze later dat honden hun soortgenoten zijn.

Omdat onze huishonden echter ook heel veel met mensen moeten leren omgaan, is het verstandig als de fokker de puppies ook in deze periode laat wennen aan de geur van mensen. ledere dag moeten de pups dan even dicht tegen het lichaam van de fokker, of een ander mens gehouden worden. Dan zien de pups later de mensen ook als lets heel normaals. Deze fase in het leven van de puppies noemen we "vegetatieve fase".

Rond de 10e dag gaan de oogjes en oortjes open en gaan de pups leren wat voor uiterlijk en geluiden er horen bij al die luchten, waar ze al mee hebben kennis gemaakt. Dit gewenningsproces duurt ongeveer een week. Deze periode noemen we de "overgangsfase".

Vanaf de leeftijd van drie weken begint eigenlijk de allerbelangrijkste fase in het leven van de pups. We noemen deze fase de "primaire socialisatiefase". In deze periode, die tot ongeveer twaalf weken duurt, moeten de pups met alles kennismaken waarmee ze later in hun leven eens een keer geconfronteerd kunnen worden. In deze fase staan ze daar helemaal open voor. Ze nemen alles in zich op en zijn heel nieuwsgierig in het ontdekken van de grote wereld. Deze primaire socialisatiefase is op te splitsen in een deel bij de fokker (tot ± 8 weken) en een deel bij de nieuwe eigenaar (van ± 8 tot 12 weken). De fokker moet zorgen dat er allerlei nieuwe situaties komen waaraan de pups moeten wennen. Veel visite met allerlei verschillende soorten mensen bijvoorbeeld. Van groot tot klein, van kaal tot helemaal behaard, van licht tot donker, van dik tot dun en van heel jong tot heel oud. Dan weten de pups dat al die verschillende soorten mensen erbij horen. En dat geldt ook voor andere honden: met lang haar, kort haar, gevlekt, hangoren, staande oren, lange staarten, platte neuzen, joekels en kleintjes. Alles komt voor in die grote wereld. Ook moeten de pups wennen aan allerlei verschillende soorten geluiden in huis zoals de stofzuiger, de stereoinstallatie, knallende ballonnen, piepende computerspelletjes, vallende sleutelbossen en drinkbakken, opwindbeestjes enzovoorts enzovoorts. Ze moeten verder nog een keer mee in de auto, kennis maken met de dieren van de kinderboerderij, wennen aan verkeer met fietsers, knetterende brommers, grote zware vrachtwagens en autobussen en trimmers en joggers. En ook komen veel mensen samen op schoolpleinen en in winkelstraten.

Al met al dus een hele taak voor de fokker. ledereen die denkt dat het als (goede) fokker gemakkelijk rijk worden is heeft het dus mis.

Sommige fokkers en/of dierenartsen vinden het niet verantwoord om vreemde mensen en honden bij de pups toe te laten. lk kan niet ontkennen dat je t.a.v. de pups enig risico loopt. Je kunt dat risico zo klein mogelijk maken door extra eisen qua hygiene van bezoekers(handen wassen, schone kleren e.d.) en gezondheid van honden (volledig ingeent, niet pas ziek geweest e.d.) te stellen. Wanneer je aan de andere kant de pups de mogelijkheid onthoudt om zich optimaal te ontwikkelen door ze geen kennis te laten maken met verschillende mensen en honden, kan je zo'n pup met een gedragsprobleem naar de toekomst toe opzadelen.

Ook de nieuwe eigenaar heeft een hele belangrijke taak in die primaire socialisatiefase. Want die periode loopt tenslotte door tot 12 weken. Hij moet de pup verder "socialiseren" en datgene voortzetten waar de fokker al mee is begonnen. Hij moet de pup overal mee naar toe nemen nu ze nog steeds voor allerlei nieuwe indrukken open staat. De pup mag mee naar de markt, mee in de bus, mee in de trein, mee naar het schoolplein en mee naar het speelveld.

In drukke situaties moeten we echter wel zorgvuldig handelen. We moeten de pup niet troosten als hij ergens van schrikt. Want hij ziet troosten als een vorm van beloning en leert dan dat hij braaf is als hij bang is van alle mensen op de markt, of onweer, of vuurwerk of grote vrachtwagens, of andere, grote honden. En optillen is een vorm van troosten waarmee we aangeven dat de pup terecht bang was. Ook geven we met optillen aan dat wij de grote leider zijn. Als we dit doen op het moment dat er niets aan de hand is zal de pup dit alleen zien als een daad van een grote sterke leider. En hier kunnen we goed gebruik van maken. Voordat we bijvoorbeeld op de markt aankomen tillen we de pup al op. Wij zijn de baas en de pup heeft het toe te laten. We lopen de markt op en de pup kan alles vanuit een wat hogere, en veiligere positie in zich opnemen. Veel mensen willen hem aaien en knuffelen en hij leert dat de markt eigenlijk heel leuk is. Bijna aan het eind van de markt zetten we de pup neer en wandelen spelend weg van de markt. Dat was leuk! Dit kunnen we ook doen langs de weg en in de winkelstraat.

Schrikt de pup nu toch nog ergens van, wat natuurlijk heel goed mogelijk is dan moeten we daar niet de aandacht op gaan vestigen. Stel hij schrikt van een groot reclamebord en deinst wat terug. Veel mensen gaan dan naar dat reclamebord toe, hurken erbij en gaan met een wat hogere stem de puppie lokken: "Kom maar puppie, dit is een braaf reclamebord, dat doet je niks, kijk maar". En de pup denkt alleen maar: "wat doet mijn baas vreemd, daar moet wel iets heel ernstigs mee aan de hand zijn". Bovendien knielt de baas, hij kruipt in elkaar. Z'n houding geeft ook al aan dat er iets engs aan de hand is met dat reclamebord. Veel beter is het om juist niet de aandacht op dat reclamebord te vestigen. Leidt de pup of en lok hem mee zodat hij leert dat als hij langs dat bord loopt er helemaal niets gebeurt. Dan weet hij dat ook weer. Hele goeie bazen kunnen het gedrag ook negeren. De meeste honden zullen als ze ergens van schrikken ook even naar de baas kijken. En als die niet reageert, leren zij dat ze dus ook niet hoeven te reageren en is het probleem ook weer opgelost.

In rustiger situaties, zoals het speelveld (voor honden en niet voor kinderen) kunnen we de pups lekker helemaal op ons zelf richten. Er moet daar heel veel met ze gespeeld worden.

Renspelletjes, zoekspelletjes, sjorspelletjes enzovoorts zijn hier uitermate geschikt voor.

De baas moet dan ook van allerlei leuke en lekkere dingetjes bij zich hebben. De pup moet veel geroepen worden en daar moet dan steeds iets heel leuks, of iets lekkers tegenover staan. En daarna mag hij weer weg. Vaak mogen pups op het speelveld hun eigen gang gaan en worden alleen geroepen als de pret over is en ze weer mee naar huis moeten. Ze leren dan dat roepen niet leuk is en komen helemaal niet graag meer bij de baas. Want de lol is dan op. En dat resulteert dan later in honden die helemaal niet meer komen, of waar de baas eerst drie kwartier achteraan moet jagen. Veel beter is het dus om de pup gelijk te leren dat de baas eigenlijk het leukste van de hele wereld is. Voor nu en voor later.

Naast het leren wennen aan allerlei nieuwe dingen is de primaire socialisatiefase ook de natuurlijke leerperiode van pups. Ze leren in het nest al te jagen, te verdedigen, te vluchten, te doden (het schudden aan een lapje) en soms zelfs al voort te planten. Bovendien zijn ze continu aan het controleren hoe sterk zij en hun broertjes en zusjes al zijn. Al heel duidelijk zijn ze bezig met het vaststellen van dominantieverhoudingen en wie dus de baas is.

Hier gaan ze mee door vanaf het moment dat ze bij de nieuwe baas zijn. Die moet dus zorgen dat vanaf de eerste dag, de pup weet dat hij in het gezin de onderste plaats inneemt. Hoe sneller de pup dat weet hoe gemakkelijker de hele opvoeding zal gaan.

Na de primaire socialisatiefase begint de "secundaire socilisatiefase", ook wel angstfase genoemd. De natuurlijke nieuwsgierigheid van de pups gaat over in een natuurlijke vluchtneiging. Ineens kunnen ze overal bang van worden. In deze periode kan ook desocialisatie plaats vinden. Dat betekent dat ze alles wat ze als heel gewoon hebben ervaren in de primaire socialisatiefase, alsnog eng wordt. De baas moet dus ook gedurende de secundaire socialisatiefase zorgen dat de pups nog steeds overal mee naar toe genomen worden. Hoe vaker de pup vanaf twaalf weken overal mee naar toe gaat, hoe beter het is. Vertoont de pup angst in situaties waar hij net in de primaire socialisatiefase aan gewend was, dan laat je de pup weer, net zoals je in de primaire fase deed, aan allerlei dingen wennen.

Hiernaast blijven de pups proberen om het in het gevecht om de hoogste plaats te winnen van de baas. Een goede consequente opvoeding is dan ook noodzakelijk.

Na de secundaire socialisatiefase begint rond de leeftijd van vijf a zes maanden de puberteit. In deze periode proberen de honden alles wat ze eerder geleerd hebben aan commando's en oefeningen weer te vergeten. Ze komen niet meer, ze gaan niet meer in een keer zitten en kunnen ineens gaan grommen bij de etensbak of de kluif. Ze proberen nu definitief hogerop te komen. Belangrijk in deze fase is dat je als baas de hond niet de gelegenheid geeft om verkeerd gedrag te vertonen. Komt de hond niet meer, dan wordt hij tijdens deze periode uitsluitend aan de lijn uitgelaten. Wil hij niet meer gaan zitten, dan geef je als baas weer de hulpen die je in het begin gebruikte om de hond te leren zitten; je zorgt er dus voor dat hij op het eerste commando gaat zitten, je vraagt het hem geen vijf keer.

Afhankelijk van de consequentheid van de baas, nu en in de eerste zes maanden van het leven van de pup, kan deze puberteit duren van ongeveer zes maanden of... tot een jaar of twaalf.

Het woord is aan de baas...

©Marian Servaas.