Rob's web

De omgang tussen kind en hond

Home - Kynologie - De duitse herdershond - De omgang tussen kind en hond


De redenen van de risico's

Dit artikel is nadrukkelijk bedoeld voor instructeurs. Het is niet bedoeld om -in deze vorm- aan ouders door te geven. Het moet gelezen worden in de juiste context: een hond kan een verrijking zijn voor kinderen, maar de omgang met een hond brengt -om logische redenen- risico's met zich mee.

Inleiding

Onderzoek lijkt aan te tonen dat kinderen, die een huisdier hebben, zich beter ontwikkelen omdat ze met hun huisdier een emotionele band kunnen aangaan. Tegenover dit 'pIeidooi' voor het aanschaffen van een huisdier staat echter een flink aantal kinderen dat door een hond (vaak de eigen hond) dusdanig gebeten wordt, dat behandeling door een arts noodzakelijk is. Oorzaken van bijtincidenten door de eigen hond liggen vaak in pesterijen van kinderen (32 nietjes in het oor nieten!) of ontwetendheid ten aanzien van wat een hond wel en niet goed vindt.

Een hond ziet een kind niet zoals hij een volwassene ziet: van een volwassene accepteert hij dat die zich als een ranghogere gedraagt, van een kind niet. Daar komt bij dat kinderen zich anders tegenover honden gedragen dan volwassenen: ze beschouwen de hond als speelkameraadje en kunnen nog niet voldoende begrip opbrengen voor de behoefte en de wensen van de hond.

In dit artikel wil ik kort aanstippen welke factoren in de ontwikkeling van een kind van invloed zijn op de wijze waarop hij of zij met honden omgaat: wat zijn de mogelijkheden en waar liggen de beperkingen en de risico's?

In de ontwikkeling van een kind zijn bepaalde factoren van invloed op de wijze waarop het kind met een hond omgaat.

Relatie leeftijd kind en omgang met de hond

De veilige omgang tussen kind en hond wordt vooral bepaald door een goede communicatie. Deze hangt samen met kenmerken van het kind en kenmerken van de hond.

kenmerken kind kenmerken hond
leeftijdras (grootte, karakter)
ontwikkelingsniveaugeslacht (dominantie)
karaktereerdere ervaringen
opvoedingopvoeding

Leeftijd kind en ontwikkelingsniveau

Kinderen van 0-6 jaar worden door honden meestal beschouwd als lageren in de rang, en in de omgang met honden moet er door de volwassenen vooral op worden gelet dat het kind zich niet als ranghogere tegenover de hond opstelt, door de hond te willen laten luisteren naar een commando.

Maar ook wanneer het zich als ranglagere opstelt, kunnen er problemen ontstaan. Bijvoorbeeld: het kind ligt op de grond en de hond staat eroverheen. In de ogen van de hond heeft het kind zich overgegeven. Dan tilt het kind zijn hoofd op. De hond kan dat interpreteren als verzet tegen de overgave, dat gecorrigeerd moet worden door een halsbeet. Het kind begint te gillen en te spartelen om los te komen, en de hond 'moet' nog meer corrigeren.

Kinderen uit deze leeftijdsgroep mogen dus nooit zonder toezicht van een ranghogere volwassene iets met de hond ondernemen.

Van 6-12 jaar kunnen kinderen leren steeds zelfstandiger met een hond om te gaan, waarbij ze aanvankelijk niet-dominante handelingen, zoals zoek- en apporteerspelletjes, en allengs in dominante toenemende spelletjes en commando's, kunnen uitvoeren. Om dit laatste te bereiken, is het goed als kinderen deze commando's eerst uitvoeren in nabijheid van een ranghogere volwassene. Een meisje van 9 kan best proberen een Airedale Terrier of te leggen, wanneer de baas erbij is. De aanwezigheid van de baas ondersteunt het commando. Eventueel kan hij het commando herhalen als de hond niet aan het kind gehoorzaamt. Dit wil niet zeggen dat het meisje dit de volgende dag in haar eentje kan proberen. Ofwel de hond vertikt het om af te gaan, ofwel hij vindt het nodig om die andere 'hond' even op zijn plaats te zetten.

Vanaf ongeveer 12 jaar kunnen kinderen zich steeds meer zelfstandig als ranghogere gaan opstellen. Langzamerhand mogen ze hetzelfde doen met een hond als een volwassene. Op de eerste plaats omdat ze meer begrijpen en meer geestelijk overwicht kunnen uitoefenen op de hond, op de tweede plaats omdat ze door hun lengte en overwicht door de hond als ranghogere geaccepteerd worden.

Deze leeftijdsgrenzen zijn niet absoluut. De leeftijd waarop kind x zelfstandig aan hond y bijvoorbeeld het commando "lig" kan geven, hangt ook af van het ontwikkelingsniveau en het karakter van het kind. Daarnaast zijn de raseigenschappen, temperament, geslacht, soms de leeftijd van de hond en van de mate waarin hij gewend is te luisteren naar dat commando van invloed. Een onzekere of ongeduldige jongen van 11 met een dominante reu Pyreneese Berghond loopt meer risico bij dit commando dan een rustig, zelfverzekerd meisje van 7 met een goed opgevoede Golden Retriever teef.

Het verloop van de ontwikkeling en de rol van de opvoeders

Kinderen moeten dus leren met honden om te gaan. Dat leerproces wordt sterk beinvloed door de ontwikkeling van het kind op diverse gebieden: de verstandelijke, emotionele, sociale en morele ontwikkeling, en ook de lichamelijke ontwikkeling.

Met het aanleren van regels beginnen ouders feitelijk al in het eerste levensjaar. Maar aanleren betekent niet automatisch dat het kind ze in het vervolg ook zal uitvoeren. Om regels te kunnen leren, moet het kind ze op de eerste plaats kunnen begrijpen. Regels moeten daarom bij jonge kinderen eenduidig, concreet en positief geformuleerd zijn: "Blijf van de bak van de hond af" (ook als hij er niet uit staat te eten).

Maar dat is niet genoeg: deze regels moet het kind ook onthouden. Omdat het geheugen van een peuter nog beperkt is, moeten de regels vaak herhaald worden. Dan moet hij ze ook nog willen en kunnen toepassen (want die etende hond is ook wel interessant: hoe doet-ie dat nou?) Voor jonge kinderen gelden regels alleen zolang degene die de regel uitvaardigt, lijfelijk aanwezig is. Dus wanneer moeder zegt: "blijf van de bak van de hond af", dan zal de peuter dat ook doen... totdat moeder naar de gang loopt. Dan loopt als het ware ook de regel weg en moet hij toch eens even polshoogte gaan nemen.

Een vierjarige zal zich aan moeders regel houden omdat moeder een belangrijke persoon is, die 'het gezag' vertegenwoordigt (als het goed is). Pas vanaf een jaar of 7 houdt een kind zich soms aan een regel omdat hij zelf vindt dat dit zo hoort. Hij ziet zelf het belang van die regel in. Daarom kun je kinderen tot die leeftijd niet met een hond alleen vertrouwen.

In de periode van 2-6 jaar ontwikkelt zich ook de vaardigheid om iets vanuit het perspectief van een ander te bekijken, en om zich in de gevoelens van een ander te verplaatsen, bijvoorbeeld in hoe een hond zich 'voelt' wanneer je hem zijn bot afpakt of hem aan zijn staart trekt. Kleine kinderen beseffen niet dat ze een hond daarmee plagen of pijn doen. Ze vinden het juist leuk dat de hond reageert door bijvoorbeeld op te springen. Je kunnen voorstellen wat een ander (mens of dier) voelt in een bepaalde situatie is een voorwaarde voor het kunnen respecteren van een hond of ander dier. Dit respect komt pas met een jaar of 5.

Ook zijn peuters en kleuters volop bezig met hun sociale ontwikkeling. In de omgang met elkaar spelen tweejarigen wel naast elkaar in de zandbak, maar nog niet echt samen. Honden worden soms tegen wil en dank in het kinderspel betrokken. Een hond of een ander dier wordt dan vaak net zo behandeld als een pop. Pas met 4 jaar gaan kleuters overleggen: "als ik hier een brug maak, kun jij daar met de auto onderdoor." Dan begint ook het rollenspel: "ik was de varier en jij de moeder..." Stilaan worden honden op een meer hondse manier een speelkameraad, met wie het kind zoek- en apporteerspelletjes kan gaan spelen.

Overigens kunnen honden van heel jonge kinderen soms juist heel veel hebben: toen mijn dochter 2 was, kon ze onze kruising Airedale - Duitse Herder (die zonder meer zou worden afgekeurd voor het Oscar & Rufusproject) rustig aanlijnen, iets wat ons niet lukte. Ze bond hem aan het stuur van haar fiets en sjouwde met hem door de tuin, waarna ze hem ergens met fiets en al in een hoekje parkeerde. Daar bleef de lobbes staan tot iemand hem kwam ophalen.

Ook de lichamelijke ontwikkeling bepaalt wat een kind met een hond kan doen. Lengte helpt mee om overwicht te hebben, maar ook kracht en coordinatie. Naast die kracht is ook de handigheid om een hond te kunnen hanteren bij kinderen nog onvoldoende ontwikkeld. Om een hond te kunnen corrigeren, moet je beschikken over de coOrdinatie van even loslaten en dan een stevige ruk geven. Voor de meeste kinderen zal het tot hun tiende duren voordat ze zo'n correctie adequaat kunnen uitvoeren.

Karakter en opvoeding van het kind

Geestelijk overwicht is een belangrijke factor in de omgang tussen mens en hond. Alhoewel de meeste honden door de bank genomen heel aardig zijn, moet de baas zich als ranghogere kunnen manifesteren als het erop aankomt. Wanneer de 'baas' inconsequent of onzeker is, of het zielig vindt om een hond die niet luistert stevig te corrigeren, dan is hij de hond niet de baas.

Bij kinderen kun je dit nog aan hun kindzijn wijten, maar er zijn, net als bij volwassenen, ook kinderen die er niet in slagen overwicht te hebben. Ze durven zich niet boven een ander te stellen of ze vinden het gauw zielig een hond te moeten corrigeren of ze weten niet wanneer ze moeten corrigeren of wanneer ze juist moeten belonen.

Van ouders leren kinderen om respect te hebben voor een ander wezen, mens of dier. Ze leren dat ze niet moeten plagen, dat ze rekening moeten houden met de ander. Kinderen die dat niet leren, weten niet hoe ze zich ten opzichte van een hond moeten gedragen. Daarnaast zijn er kinderen die thuis zelf niet gerespecteerd en geliefd zijn. Zij reageren hun behoefte aan macht of liefde vaak op een verkeerde manier af op de hond. Hun gedrag wordt dan ingegeven door een stoornis in hun karakter of in de opvoedingssituatie.

Conclusie

In grote lijnen komt het erop neer dat kinderen tot 6 jaar het beste zo min mogelijk met een hond moeten doen, tenzij onder toezicht en begeleiding van hun ouders of van de baas van de hond. Geboden en verboden moeten wel worden aangeleerd, maar men kan nog niet verwachten dat deze ook door het kind altijd worden opgevolgd. De hondziet het kind als ranglagere.

Tussen het 6de en 12de levensjaar kunnen kinderen samen met de volwassen baas steeds meer met de hond doen, mits de juiste gedragscodes in acht worden genomen (vanuit de hond gezien). Laat het kind beginnen met niet-dominante handelingen, en voer de graad van dominantie langzaam op. De hond gaat stilaan het ouderwordende kind als ranghogere accepteren, maar op welke leeftijd dit gebeurt, hangt af van kenmerken van het kind in combinatie met kenmerken van de hond, en verschilt dus per kind - hond combinatie. Het is zeker zinvol om het kind mee te laten doen in de training van de volwassen baas met de hond.

Vanaf 12 jaar kan het kind zich normaal gesproken net zo gedragen ten opzichte van de hond als een volwassene: in de ogen van de hond mag het 'kind' (vaak een puber) zelfstandig een ranghogere positie innemen. Het 'kind' kan nu bevatten hoe de communicatie met een hond verloopt, begrijpt de gedragscodes en kan zich daaraan net zo goed houden als een volwassene. Vanaf deze leeftijd kan een kind in principe zelfstandig met een hond op training gaan en met hem werken.

©Los Vast; Stella Roomans (kinderpsycholoog)

Zegt de ene moeder tegen de andere:
"Heeft jouw dochter al de rode hond gehad?"
"Stil", zegt de andere moeder geschrokken.
"Als zij weer eens lets hoort, wil ze het meteen hebben".