Rob's web

Wat is oud worden?

Home - Kynologie - De duitse herdershond - Wat is oud worden?


Ieder levend wezen is samengesteld uit "cellen" die zo klein zijn dat ze alleen met behulp van een microscoop te zien zijn. Als de bakstenen in een bouwwerk, bouwen deze cellen, die ongeveer een twintigduizendste mm lang zijn en elk een eigen leven hebben, het lichaam op. Een hond bestaat zo ongeveer uit twintig biljoen cellen. In de cellen zit een taaie, gelatine-achtige massa, het plasma, de eigenlijke levende stof. Dit plasma nu is gedurende het leven aan voortdurende veranderingen onderhevig en deze veranderingen kenschetsen het verouderingsproces van het gehele dierenlichaam.

De gelatine-achtige substantie, die eerst van zeer fijnkorrelige structuur is, gaat meer en meer samenklonten, de celinhoud wordt meer als gestremd, verliest langzamerhand aan soepelheid en gaat in werking achteruit. Zo sterven cellen af die bij jonge dieren wel door nieuwe vervangen worden; hoe ouder het dier wordt, hoe minder dit echter plaatsvindt. Vooral bij de cellen van het hart en de hersenen, bij welke reeds op betrekkelijk vroege leeftijd geen vernieuwing meer plaatsvindt en die het dus voor het verdere leven van het dier moeten uithouden, is dit verlies van cellen dus ernstig. Een der factoren in het verouderingsproces is derhalve de structuurverandering in het plasma; een ander is het verminderen van het watergehalte van de weefsels.

Het dierlijk organisme bestaat voor het grootste deel uit water en wel tot 65%. Uitdroging en stolling van de celinhoud kentekenen het proces van het verouderen. Vermoeidheidsvergiften (afbraakstoffen die bij het verrichten van arbeid in de cellen ontstaan) worden daarna niet zo gemakkelijk en snel meer uit de cellen afgevoerd, stapelen zich langzamerhand in de cellen op en vullen deze tenslotte geheel. Dit vergiftigingsproces vindt niet alleen in de ledematen plaats, die strammer worden, maar ook in de huid, darmstelsel enz, over het gehele lichaam. Beweeglijkheid en uithoudingsvermogen van het dier nemen af, de eetlust wordt minder, de warmteontwikkeling in het lichaam is daardoor eveneens geringer, het dier heeft veel meer last van kou dan vroeger; de huid wordt rimpelig, de ogen zinken in de oogholten weg; dikwijls ontstaan bindweefselontstekingen of de ogen zijn voortdurend "vuil. De elastische banden en pezen die aan de wervelkolom de straffe houding geven, beginnen slapper te worden wat tot gevolg heeft dat de hond een doorgezakte rug krijgt.

Het kraakbeen dat als een veerkrachtige massa tussen de uiteinden der beenderen ligt en daardoor het geraamte buigzaam en soepel deed zijn, wordt benig en neemt in volume af; de borstkas kan zich niet meer zo ruim uiteenzetten, zodat de ademhaling minder effectief wordt waardoor astmatische verschijnselen gemakkelijker optreden. Voorts heeft de verminderde ademhaling een minder snelle gaswisseling van zuurstof en koolzuur in het bloed tengevolge, waardoor de stofwisseling weer benadeeld wordt.

Het hart dat een geweldige arbeid heeft te verrichten omdat het ongeveer 10.000 liter bloed dagelijks door het lichaam heeft te pompen, krijgt het natuurlijk zwaar te verantwoorden als aftakelingsverschijnselen gaan optreden, zoals bij, woekeringen in de weefsels, opstapeling van vet, kalkafzetting in de wanden der bloedvaten die daardoor nauwer worden. Van de oudere honden lijdt zeker wel 60 tot 70% aan nierstoringen. De nieren zijn de filter waardoor overtollige vloeistof en eiwitafbraakprodukten moeten gaan. Hoe meer de nieren belast worden, b.v, door al te rijkelijke vleesvoeding, hoe eerder achteruitgang plaats vindt en verschrompeling ontstaat.

Het meest beslissend voor de toestand van het dier is echter het verouderingsproces bij de cellen van het centrale zenuwstelsel, omdat bij deze na de geboorte geen nieuwe celdelingen meer plaats vinden. Substitutie door bindweefsel beduidt hier hetzelfde als ontreddering van het besturende apparaat van het gehele lichaam; geen zintuig werkt, in ernstige gevallen althans, nog normaal; het gezichtsvermogen kan afnemen alsmede het gehoor en, wat voor de hond het belangrijkste is, ook de reukzin kan verloren gaan. De ooglens wordt reeds vanaf ongeveer het zesde jaar door verkalking ondoorzichtig. Dit feit is zelfs een der hulpmiddelen om de ouderdom van een hond te taxeren.

Ten slofte nog: Hoe staat het met de klieren met inwendige secretie? Deze klieren beïnvloeden alle levensprocessen, versnellen of remmen deze, bepalen het temperament van het dier. De schildklier scheidt slechts 40 milligram werkzaam product af. Vermindert de afscheiding van deze hoeveelheid slechts zeer weinig, dan heeft dit toch al ernstige gevolgen: aftakeling van het lichaam vindt plaats en het dier versuft.

Het verouderingsproces kunnen wij niet tot stilstand brengen. Het enige dat wij kunnen bereiken is de snelheid waarmee dit proces plaatsvindt, ietwat te beïnvloeden. Er zijn dieren die over de honderd jaar worden terwijl andere soorten slechts een levensduur hebben van enkele uren. De hond behoort niet tot de lang levende dieren. Vele hondenrassen worden meestal niet ouder dan ongeveer tien tot elf jaar, andere veertien tot zestien en bij hoge uitzondering worden enkele exemplaren nog wel wat ouder. Maar binnen deze levensgrenzen kunnen wij er zeer goed voor zorgen dat de levensduur vergroot wordt. Voor de levensduur zijn erfelijkheid, opfok en onderhoud van het dier beslissende factoren; deze factoren tesamen kunnen, indien zij geheel op elkaar "inspelen", ervoor zorg dragen dat de hond de bovenste grens van zijn levensmogelijkheid bereikt Doch uiteindelijk is het de natuur zelf die zal bepalen wanneer die grens bereikt zal zijn.