Rob's web

Sluiter

Een sluiter zorgt samen met het diafragma voor de belichting van filmmateriaal in een fotocamera. Door een kortere of een langere sluitertijd te gebruiken wordt een film (of tegenwoordig een CCDchip) respectievelijk korter, dan wel langer aan het licht blootgesteld (belicht).

Soorten sluiters

Er bestaan onder meer spleetsluiters en centraalsluiter.

Centraalsluiter

Een centraalsluiter is een sluiter in een fotocamera die het negatief laat belichten door zich van vanuit het centrum naar buiten toe te openen en na de belichting in omgekeerde richting weer te sluiten. Een sluiter zorgt voor de belichtingstijd van de film.

De ringvormige opening van de centraalsluiter kan groter dan wel kleiner worden gemaakt door lamellen die over elkaar heen schuiven. Naarmate er meer lamellen worden gebruikt om de opening te creëren, zal de opening steeds dichter de ideale cirkelvorm benaderen. Behalve dat de centraalsluiter zorgdraagt voor de belichting, neemt hij over het algemeen ook gelijktijdig de functie van het diafragma waar. Dit gaat eenvoudig door de maximale opening van de centraalsluiter overeen te laten komen met de diafragmaopening die is ingesteld.

De centraalsluiter lijkt erg op de iris van het oog. De iris (het gekleurde deel van het oog) bestaat uit spiertjes die de pupil groot en klein kunnen maken.

Werking

Een centraalsluiter onderscheidt zich van de spleetsluiter doordat deze meestal in het objectief is ingebouwd, dus tussen de lenselementen, terwijl de spleetsluiter over het algemeen achter het objectief - vlak voor de film - zit. In elk objectief zit dus een (duur) mechanisme ingebouwd, wat een dergelijk objectief vaak iets duurder maakt dan vergelijkbare objectieven die gemaakt zijn voor spleetsluitercamera's.

Een tweede nadeel van de centraalsluiter is dat er minder snelle sluitertijden mee te behalen zijn dan met een spleetsluiter. Vooral bij onderwerpen met veel beweging (sport) is dit een eigenschap die van belang is.

De centraalsluiter kent echter ook een aantal voordelen. Een belangrijk voordeel is dat er minder vertekening optreedt dan bij een spleetsluiter. Een van de oorzaken is dat de sluiter in het optisch ideale punt in het objectief kan worden ingebouwd. Bij een spleetsluiter kan dat niet, want die bevindt zich altijd achter het objectief en vaak is dat vanuit optisch oogpunt gezien niet helemaal ideaal. Een tweede oorzaak waardoor er minder vertekening optreedt, heeft te maken met de manier (beweging) waarop de sluiter ervoor zorgt dat de film wordt belicht.

Spleetsluiters

Bij de spleetsluiter kunnen we een verdere onderverdeling maken in de verticaal respectievelijk de horizontaal aflopende sluiters.

Gordijnsluiter

Sluiters kunnen onder meer gemaakt zijn van rubberdoek of titanium. Rubber is langzamer dan titanium maar daarentegen wat minder kwetsbaar voor storingen.

Bij filmcamera's draait een schijf voor het filmvenster rond waar een gedeeldte van is weggelaten. Door deze constructie heeft een filmcamera een vaste belichtings tijd. Ook videocamera's hebben een vaste belichtingstijd.

Werking

Normaal is het venster dicht. Nadat de ontspanknop wordt ingedrukt opend het eerste gordijn het ventster en begint er een timer te lopen. Aan het einde van de ingestelde tijd, de belichtinstijd, sluit de timer het venster met een tweede gordijn.

Om een volgende foto te kunnen maken moet de sluiter eerst weer gespannen worden, wat tegelijk met het doordraaien van de film gebeurd.

Om flitsfotos te kunnen maken wordt op het moment dat het eerst gordijn open is een flitscontact gesloten, waardoor de flitsbuis ontsteekt. Dit wordt het flitscontact of X-contact genoemd.

Enkele uitgebreidere camera's kunnen ook op het tweede gordijn flitsen. Hiertoe wordt voor het sluiten van het tweede gordijn het flitscontact gesloten, waarna het gordijn zich sluit. Deze functie moet door de flitser ondersteunt worden.

Plaats van de sluiter

Spleetsluiters zitten altijd voor de film of beeldsensor en achter de spiegel. Dit type sluiter zit altijd in een spiegelreflexcamera, omdat de lens gebruikt wordt om het beeld te bepalen en scherp te stellen. Ook om een objectief te kunnen vewisselen dient de sluiter in de camearbody te zitten.

Belichtingstijden

De belichtingstijd of sluitertijd is een term uit de fotografie. Het is de tijdsduur die beschrijft hoe lang een lichtgevoelige plaat of ander lichtgevoelig element wordt blootgesteld aan een bepaalde hoeveelheid licht. Met lichtgevoelig element kan bijvoorbeeld fotografische film of een chip met fotogevoelige halfgeleiders (digitale camera) bedoeld worden zoals dat in een fototoestel wordt gebruikt.

De term belichtingstijd wordt ook gebruikt in de donkere kamer wanneer het lichtgevoelige fotopapier onder de vergroter belicht wordt.

De belichtingstijd op een fotocamera is vaak instelbaar (automatisch of handmatig) over een groot gebied (bijvoorbeeld van 1/2000 tot 2 seconden). De belichting is instelbaar in stops - of delen daarvan - waarbij elke stop dubbel zoveel licht doorlaat.

Bij een te lange belichtingstijd treedt overbelichting op van de film (een negatieffilm wordt dan veel te zwart na het ontwikkelen, er treedt verzadiging op). Bij een te korte belichtingstijd wordt de film onderbelicht en blijft dan te transparant. Een verkeerde belichting is tijdens de ontwikkeling wel iets te corrigeren, een onderbelichte film kan bijvoorbeeld opgetrokken worden, maar daarbij verliest de foto aan resolutie en er wordt een duidelijke korrel zichtbaar. Bij digitale fotografie kan correctie gebeuren met behulp van software.

Om de optimale belichtingstijd te bepalen, kan een fotograaf gebruik maken van bracketing. In korte tijd worden meerdere opnames gemaakt met een verschillende belichtingstijd. Uit deze reeks wordt de beste foto gekozen, of de afzonderlijke foto's worden gecombineerd tot een High Dynamic Range-afbeelding.

Een eenvoudige vuistregel voor het uit de hand nemen van een foto met een kleinbeeldcamera is dat de belichtingstijd in seconden kleiner moet zijn dan 1 gedeeld door de brandpuntsafstand van het gebruikte objectief in millimeter. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat er geen bewegingsonscherpte optreedt. Dus bijvoorbeeld fotografeer met 1/60 met een 50mm objectief (1/50 bestaat niet, 1/60 ligt er het dichtst bij).

Hieronder de sluitertijdenreeks. De vet gedrukte waarden zijn de standaardtijden.

Sluitertijdenreeks
1 stops 30", 15", 8", 4", 2", 1", 2, 4, 8, 15, 30, 60, 125, 250, 500, 1000, 2000, 4000
1/2 stops 30", 20", 15", 10", 8", 6", 4", 3", 2", 1.5", 1", 0.7", 2, 3, 4, 6, 8, 10, 15, 20, 30, 45, 60, 90, 125, 180, 250, 350, 500, 750, 1000, 1500, 2000, 3000, 4000
1/3 stops 30", 25", 20", 15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3.2", 2.5", 2", 1.6", 1.3", 1", 0.8", 0.6", 0.5", 0.4", 0.3", 4, 5, 6, 8, 10, 13 15, 20, 25, 30, 40, 50, 60, 80, 100, 125, 160, 200, 250, 320, 400, 500, 640, 800, 1000, 1250, 1600, 2000, 2500, 3200, 4000

Naast de bovengenoemde tijden hebben de meeste camera's een bulb stand waarmee de fotograaf "rechtstreeks" de sluiter bedient via de ontspanknop. Met deze mode kan langer belicht worden. Nieuwere camera's hebben een ingebouwde timer die tot 120 seconden telt.