Rob's web

Onze hond en zijn kennel

Home - Kynologie - De duitse herdershond - Onze hond en zijn kennel


Als we zo eens bij de diverse hondenliefhebbers, of in sommige gevallen hondeneigenaren, aankomen, vinden we de hond in de meest uiteenlopende kennels. Iedere kennel is wel weer anders, variërend van luxueuze verblijven tot schamele onderkomens. Meestal ontwerpt de eigenaar van de hond zelf zijn kennel. Het hangt dan ook van zijn kennis en inzicht af of de hond voldoende beweging krijgt in de loopren en voldoende is beschermd in zijn nachtverblijf. In sommige gevallen mankeert hier nog wel het een en ander aan.

Wat de meeste hondenbezitters niet weten, is dat er een wet op de dierenbescherming bestaat waarin het een en ander is geregeld. In het besluit van 19 december 1962 inzake het houden van waak- of heemhonden, staan enige punten welke onze aandacht verdienen.

Allereerst komt ter sprake het houden van honden aan een ketting of die op een andere wijze is vastgelegd. Daar ik aanneem dat er geen of praktisch geen V.D.H.-leden zijn die hun hond op deze wijze houden, zullen we dit inkorten tot de volgende eisen:

  1. de ketting moet ten minste twee meter lang zijn en hoogstens 300 gram per meter zwaar zijn;
  2. de halsband moet bevestigd zijn met een wartelhaak (een vrij om zijn as draaiende haak). Het uiteinde moet bevestigd zijn aan een looplijn die maximaal 50 cm boven de grond tussen twee tien meter uit elkaar gelegen steunpunten bevestigd is;
  3. de halsband mag geen strophalsband of prikkelhalsband zijn en mag ook niet anderszins kwellend zijn voor de hond;
  4. binnen het loopbereik van de hond mogen geen obstakels de loop belemmeren;
  5. verder moet de hond kunnen beschikken over een hok, waarover straks meer te vertellen is.

Art. 3 van voornoemd besluit verbied het houden van een hond in een kennel indien niet aan een aantal eisen is voldaan. Deze eisen zijn:

  1. De ren moet uitsluitend bestemd zijn voor het verblijf van de hond. De ren mag dus niet gebruikt worden als berging etc.;
    1. de hoogte moet ten minste twee meter bedragen en de oppervlakte ten minste zeven vierkante meter, met dien verstande dat de kortste zijde niet minder mag zijn dan één meter;
    2. de bodem moet zindelijk zijn en niet drassig;
    3. de omheining moet aan ten minste één zijde bestaan uit harmonikagaas met een maaswijdte van ten hoogste 5 cm of uit tralies met een onderlinge afstand van ten hoogste 5 cm;
    4. de ren moet zodanig zijn dat de hond zich daaraan niet kan verwonden.
  2. In of in verbinding met de ren moet zich een hok bevinden dat voldoet aan de volgende eisten: het moet een uitsluitend en steeds voor de hond toegankelijke ruimte zijn. Vocht en tochtvrij van een deugdelijk materiaal. Het hok moet behoudens een voldoende ruime ingang naar de tochtgang, aan alle zijden en aan de bovenkant doelmatig afgesloten zijn.
    1. Het moet verdeeld zijn in twee door een schot van elkaar gescheiden delen, namelijk een slaapplaats en een tochtgang;
    2. de afmetingen moeten bedragen: Hoogte: ten minste anderhalf maal de hoogte van de hond; Lengte: ten minste anderhalf maal de lengte van de hond; Breedte: ten minste één maal de hoogte van de hond, waarbij onder hoogte de schofthoogte wordt verstaan en onder lengte de romplengte;
    3. het hok dient een op klossen rustend zindelijke houten vloer te hebben van ten minste 3 cm dikte, die in goede staat verkeert, naar buiten afwatert en zich ten minste 10 cm boven de grond bevindt;
    4. het hok moet zodanig zijn, dat het goed kan worden gereinigd, dat het de hond voldoende beschutting geeft tegen nadelige weersinvloeden en dat de hond zich niet aan het hok kan verwonden.

Verder moet een zindelijke drinkbak met vers water op een voortdurend voor de hond bereikbare plaats buiten het hok aanwezig zijn. Deze drinkbak moet zodanig zijn dat deze niet door de hond omver kan worden geworpen.

Art. 6 vermeldt dat overtreders van de in het besluit gestelde eisen en verboden kunnen worden gestraft met een hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van ten hoogste 300 gulden. E.e.a. stond vermeld in het Staatsblad van 1 febr. 1963.

Aldus komen we tot de conclusie dat voor een Duitse Herdershond met een schofthoogte van gemiddeld 60 cm een nachthok nodig is van: hoog 90 cm; breed 60 cm en lang 120 cm, voor reuen naar boven en voor teven naar beneden afwijkend. Daarnaast een tochtgang van 120 bij 30 cm, zodat de totale buitenwerkse maat komt op 120 x 90 cm. Verder een loopren van zeven vierkante meter. Het nachthok mag niet in deze oppervlakte worden meegeteld.

Het zou natuurlijk te ver voeren dat iedereen die tot de conclusie komt dat zijn hok enkele centimeters te klein is, dit op stel en sprong gaat veranderen. Mocht de maat echter aanmerkelijk anders zijn, dan is het toch wel aan te bevelen tot uitbreiding over te gaan. Vooral de maten van het nachthok moeten toch wel aan deze eisen voldoen, wil de hond zich normaal kunnen uitrekken. Ruimere rennen zijn natuurlijk aan te bevelen, maar een te groot nachthok heeft tot gevolg dat het minder behaaglijk is. Ook zou het zeker aan te bevelen zijn om de ren te voorzien van een dak, gezien het klimaat in ons land.

Ik hoop dat door dit artikel velen beter op de hoogte zijn gekomen over de eisen waaraan onze kennels moeten voldoen. Diverse honden zullen hiervan profijt hebben doordat ze een ruimere behuizing krijgen. Mocht u, waar u ook komt, honden zien die in erbarmelijk kleine hokjes zitten of honden welke aan een korte en/of zware ketting liggen, dan adviseer ik u de eigenaar hierop attent te maken of anders de dierenbescherming en/of de politie op deze wantoestanden opmerkzaam te maken.

A. J. de Gouw, Zevenbergen