Rob's web

De oren van de Duitse Herdershond

Home - Kynologie - De duitse herdershond - Tandsteen


Wat de beweegredenen om een Duitse Herdershond aan te schaffen ook geweest mogen zijn: een ieder vindt de kopuitdrukking één van de meest kenmerkende punten van het ras. De Duitse Herdershond straalt adel uit, schranderheid, opmerkzaamheid en intelligentie; niet in het minst draagt daartoe bij de stand der oren.


De oren moeten in verhouding staan met de rest van de kop.

Verschjningsvorm

De oren, zoals omschreven in de raspunten:

"Middelgroot, breed aan de basis, hoog aangezet; ze lopen scherp puntig toe en worden rechtop (gelijk gericht en niet naar binnen getrokken) met de oorschelp naar voren gedragen. Tiporen zijn niet gewenst evenmin als gecoupeerde of hangende oren. Naar binnen getrokken gedragen oren doen aanzienlijk afbreuk aan het rasbeeld. Welpen en jonge honden laten tijdens het wisselen van het gebit en soms tot de zes maanden of zelfs nog langer de oren hangen of dragen ze naar binnen getrokken. In beweging of in liggende rusttoestand laten veel honden de oren liggen. Dit is niet foutief."

Op een rij gezet worden de volgende kenmerken in meer of mindere mate aangerekend als zijnde niet beantwoordend aan het ideaalbeeld ten aanzien van oorvorm en oorstand:

Buiten beschouwing laten we vooralsnog afwijkingen in vorm en stand die het gevolg zijn van traumatische invloeden (uitwendige inwerkingen). Opvallend dat ook vaak de oren niet symmetrisch gevormd zijn of staan. Afwijkingen beïnvloeden de gebruikswaarde van het dier nauwelijks, alhoewel de gebruikswaarde toch geldt als hoofdcriterium om een Duitse Herdershond - van origine gebruikshond bij uitstek - te beoordelen.

Oortoppen naar achteren gericht.

Onstaan van de afwijkingen

Doordat in de loop der tijden er een normverschuiving is opgetreden, waarbij het accent wat meer gelegd is op het uiterlijk, kunnen we toch van een storende fout spreken als de oren niet correct gedragen worden. Von Stephanitz c.s. stelden in de beginfase van het ras de ideale Duitse Herdershond in ieder geval voor als een specifieke gebruikshond doch met staande oren! Het materiaal wat hun destijds ter beschikking stond en waaruit zij het ideale type wilden destilleren bezat deels hangende oren. Het betrof hier voornamelijk herdershonden uit de streken rondom Württemberg. De Thüringer herdershond zou voor het tegenwicht gaan zorgen daar deze veelal een onberispelijke orenstand bezat. Gezien deze achtergrondinformatie behoeft het geen verwondering te wekken dat alhoewel fenotypisch het gros van het ras ging bestaan uit exemplaren met gewenste oren, we genotypisch de eigenschappen voor de foutieve oren, al dan niet recessief of in tussenvorm, bleven behouden. Van recessief verervende kenmerken is bekend dat ze ineens na talloze generaties weer kunnen opduiken: we spreken hier van atavismen.

Alhoewel oorafwijkingen veelal op kwantitatieve wijze vererven, bezitten ze desalniettemin atavistische kenmerken wanneer bepaalde lijnen bij elkaar komen. Populair gezegd; wanneer het "bloed" niet bij elkaar past. Uit ogenschijnlijk normale ouders komen nakomelingen met afwijkingen maar ook; uit een ouder met een lichte afwijking of overgangsvorm daartoe kunnen nakomelingen voortspruiten met dezelfde kenmerken al dan niet in meer of mindere mate. Veelal is slechts één ouder verantwoordelijk, doch bepaalt het gen o-type van de andere ouder in hoeverre het zichtbaar wordt.

Niet te verwaarlozen factor bij dit alles; de beïnvloedbaarheid door het milieu. In de beoordeling van fouten in de orenstand zal dit steeds in overweging mede genomen moeten worden.

Overigens kan in dit verband nog opgemerkt worden dat blijvende beschadigingen/veranderingen van het oor ten gevolge van het tatoueren dusdanig sporadisch voorkomen dat deze factor te verwaarlozen is.


Breed aangezet, wijd uitstaand.

Aktualiteit

Het valt te constateren dat de laatste jaren problemen met de oren iets vaker de kop opsteken. Meestal merkt men hier weinig van daar in tegenstelling tot vroeger er een vrij grote mate van "voorselectie" plaatsvindt. Honden met foutieve orenstanden zullen we slechts sporadisch op exterieur-keuringen aantreffen, doch het werkelijke percentage afwijkingen ligt wat hoger. Met name bij de relatief nog jonge dieren worden we nog de tussen- of overgangsvorm gewaar, waarbij bijvoorbeeld te constateren valt dat een oor wel staat, doch dat de stevigheid te wensen overlaat. Alhoewel het eindresultaat op volwassen leeftijd veelal geen aanmerkingen meer behoeft, is het een teken aan de wand dat genotypisch de zaak niet helemaal "safe" zit.


Bij deze pup van zes weken hangen de oren nog.

Cijfers

Om deze beweringen te staven geven we hieronder cijfermateriaal wat betrokken is door middel van analyse van de keurberichten van de jeugd- en begrensde klassen van de Hauptzuchtschauen der laatste zes jaar én die van 1978 en 1968. Nadere beschouwing leert dat de gemiddelde percentuele afwijkingen van 1983 tot en met 1988 ligt rond de 4,26%. Afgezet tegen de 0,91 % van 1968 valt een duidelijke toename te constateren met 1978 als overgangsvorm.

De toename wordt duidelijker wanneer men beseft dat met het verstrijken der jaren de "voorselectie" alleen maar is toegenomen. Het heeft weinig zin de keurberichten der Gebruikshondenklassen mede te doorvorsen aangezien de voorselectie zich hier nog veel verder voltrokken heeft. Oorafwijkingen komen binnen alle bloedlijnen van het ras voor, voor zover deze zich manifesteren op de Hauptzuchtschau. Dit leert ons een nadere beschouwing van de afstammingen van die dieren waarvan een opmerking gemaakt werd t.a.v. de orenstand.

Jaar Beoordeeld Afwijkingen/
bemerkingen
Percentage
1968 328 3 0,91%
1978 486 13 2,7%
1983 582 30 5,15%
1984 492 9 1,83%
1985 629 26 4,13%
1986 510 16 3,14%
1987 633 49 7,74%
1988 618 22 3,56%

Het grootste gevaar

Nu geconstateerd is dat oorafwijkingen meer voorkomen dan enkele decennia geleden, moeten we tevens vermelden de wijze waarop omgegaan wordt met dieren die op jeugdige leeftijd met betrekking tot de orenstand zich niet normaal lijken te gaan ontwikkelen. Voornamelijk gaat het hier om het gaan staan der oren. Normaliter geschiedt dit tussen de twee en de vijf maanden, waarbij tengevolge van het wisselen der tanden soms een maand langer gewacht moet worden. Wil het dan nog niet lukken dan wordt vaak "geholpen". Uit de ter beschikking staande hulpmiddelen lichten we; tape die in of om de oren wordt geplakt, reepjes kunststof die in het oor aangebracht worden, ja zelfs lichaamseigen kraakbeen dat geïmplanteerd wordt in de oorschelp. Dit alles om het oor toch maar te laten staan. Alhoewel deze handeiwijzen soms inderdaad effekt hebben (vaak werkt het ook averechts) moet gezegd worden dat hierin een gevaar schuilt.


Voorwaarts gerichte oren.

Faking

Vanaf het moment dat een aanvang gemaakt is met de hulpmiddelen kan niet meer beoordeeld worden of de oren uit zichzelf zouden gaan staan zijn. Bij deze twijfel moeten we er van uitgaan dat de orenstand afwijkend zou zijn geworden. We kunnen hier nu spreken van handelingen welke betrekking hebben op het veranderen van het uiterlijk van het dier. Volgens het Huishoudelijk Reglement van de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied, met name artikel 260 - inhoudelijk een Strafbepaling - kunnen o.a. personen die - sub d -; "het uiterlijk van een hond door enig kunstmiddel of enige ingreep gewijzigd hebben of doen wijzigen, zodat de keurmeester daardoor zou kunnen worden misleid", gestraft worden volgens artikel 266 van hetzelfde reglement. Dit zou theoretisch bijvoorbeeld kunnen leiden tot diskwalificatie, tijdelijk of voortdurend van personen of honden dan wel van beiden. Naast het misleiden van de keurmeester schuilt het grootste gevaar echter in de negatieve genetische manipulatie die het ras schade zou kunnen berokkenen.

Stel: een fraaie reu met een slap oor wordt "geholpen" aan een keurig staand oor, en vervolgens komt deze hond aan de top op exterieur-keuringen. Het resultaat hiervan zou kunnen zijn dat betreffende reu als vaderhond zeer gewild raakt en aldus zorgt voor vele nakomelingen. De nakomelingen krijgen ondanks het fraaie uiterlijk van het dier toch de genetische aanleg voor de foutieve orenstand met zich mee. Hoe populairder de reu hoe groter de schade die berokkend gaat worden. In het algemeen is dit steeds een bezwaar om één bepaalde reu veelvuldig te gebruiken. Niet altijd zal de genotypische nalatenschap even nuttig zijn!

Exposanten die willens en wetens toch menen gebruik te moeten maken van hulpmiddelen plegen in kynologisch opzicht bedrog of om een in kynologische kringen gangbare term te gebruiken; "faking".


Rechtop gedragen oren.

Konsekwenties

Gen hulpmiddelen dus. Maar dan ... een slap oor? Misschien niet; de ene hond heeft soms iets meer tijd nodig dan de ander. De frekwentie van optreden is dusdanig klein dat meestal de zaak wel goed komt. En wanneer dit onverhoopt niet het geval is dan kan de hond in ieder geval geen negatief stempel drukken op het ras. Wanneer men er de voorkeur aan geeft boven alles een exemplaar te bezitten met staande oren en dientengevolge hulpmiddelen daartoe aanwendt, dan zou men in moreel opzicht het exposeren beter kunnen laten evenals het fokgebruik. In dat opzicht kan het niet aangerekend worden wanneer men kiest voor het kunstmatig verfraaien van het uiterlijk. Het hangt af van de uiteindelijke doelstellingen.

Wie werkelijk het ras ter harte gaat, zal eerlijk blijven voor zichzelf maar vooral ten opzichte van de Duitse Herdershond, die we graag willen behouden zoals hij is; met staande oren!

Piet Nefs