Rob's web

Schijndracht bij de teef

Home - Kynologie - De duitse herdershond - Schijndracht bij de teef


De meesten onder u zullen dit verschijnsel bij eigen hond of bij die van een ander wel eens hebben gezien. In ieder geval komt het zoveel voor, dat bijna iedere "kynoloog" ervan heeft gehoord.

We denken bij schijnzwangerschap meestal aan die situatie, waarbij de teef, hoewel ze niet drachtig is, toch melk gaat produceren. Hoewel dit inderdaad het meest duidelijke verschijnsel is, is dat maar de helft van het verhaal.

Het komt even vaak voor, dat de melkproduktie slechts gering is, maar dat de hond juist opvallend van gedrag is veranderd. Ze kan zich gedragen alsof ze een nest met jongen heeft, danwel verwacht. Zo kan ze met lappen en andere zaken gaan slepen, veel op haar plaats blijven liggen en helemaal geen zin blijken te hebben om mee uit te gaan.

Soms is zo'n teef zelfs uitgesproken chagrijnig en onvriendelijk tegenover andere huisdieren en gezinsleden.

De teef kan echt uit haar doen zijn en het verbaast ons dan ook niet als ze geen eetlust heeft, bijna niet drinkt danwel overdreven veel drinkt.

We hebben het verschijnsel "abnormalemelkgift" en "overdreven-nestgedrag" nu als uitersten beschreven, maar uitersten komen niet zo vaak voor.

"Een zekere mate van schijnzwangerschap" wordt enkele weken na een loopsheid bij bijna de helft van de teven gezien. Een reden voor veel onderzoekers om dit als normaal voor een teef te beschouwen. Wat een baas voor wat dit betreft aan z'n hond opmerkt is afhankelijk van de relatie die hij met z'n huisdier heeft, de wijze waarop het gehuisvest is, en natuurlijk z'n opmerkingsvermogen.

Onderstaande verschijnselen in combinatie danwel alleen worden gezien:

  1. De melkklieren die wat groter zijn dan gewoonlijk. Als we in de tepels knijpen komt er vocht uit. De ene keer is dat waterig geel, grijs of wit, soms lijkt het normale melk te zijn. Een enkele keer gaat de teef zichzelf likken waardoor de "melk" afgifte wordt gestimuleerd. Hetzelfde gebeurt als we pups aanleggen. Niet alleen wordt de melkvorming, dan gestimuleerd, maar ook de kwaliteit van de melk neemt toe, zodat de schijnzwangere teef even later goed als min is te gebruiken.
  2. De al genoemde gedragsverandering varieert van een erg lastige teef tot nihil. Wat extra afleiding en een keer vaker mee naar buiten nemen zal het humeur kunnen verbeteren.
  3. Een klein beetje slijmerige iets troebele uitvloei uit de schede wordt soms ook gezien. Ja zelfs zo, dat het de belangstelling van de reuen kan trekken. Als de hond overigens gezond lijkt, dan maken we ons hierover geen zorgen. Het is natuurlijk wel een uiting van het feit, dat er in de teef hormonaal nogal wat gaande is.
  4. Bij een aantal teven lijkt de conditie in de weken na de loopsheid wat vooruit te gaan, de vacht glanst wat meer en de buik lijkt ook wat voller, zodat het kan lijken alsof de teef heeft opgenomen terwijl dat toch niet het geval is. Ervaren handen kunnen na de derde week door het voelen van de buik hierin duidelijkheid verschaffen, terwijl na de zevende week de eventuele aanwezige jongen op een röntgenfoto zichtbaar zijn te maken.

Het begin van de schijndracht is meestal in de vierde tot achtste week na een loopsheld, maar soms ook al eerder. Het kan van twee tot wel tien weken duren.

Hoewel vooral in de laatste jaren wat meer duidelijkheid over het onderwerp schijnzwanger is gekomen, blijft het nog steeds moeilijk het goed te kunnen verklaren.

In ieder geval is het zo, dat of een teef nu drachtig is of niet, in beide gevallen het zwangerschapshormoon progesteron ongeveer twee maanden na een loopsheid verhoogd in het bloed aanwezig is.

Bij bijna geen enkel ander diersoort is dat het geval en we zien daar dan ook nauwelijks of nooit schijnzwangerschap zich voordoen.

Na twee maanden verdwijnt het zwangerschapshormoon vrij plotseling en het melkstimulerende hormoon prolactine komt daar dan als het ware voor in de plaats. Dit prolactine van de hond is pas de laatste drie jaren in het laboratorium te bepalen, terwijl het onderzoek bovendien duur is. Bij de mens maar nu ook bij de teef zijn er aanwijzigingen dat bij een overmatige melkproduktie dit hormoon prolactine versterkt in het bloed aanwezig is, en mogelijk verantwoordelijk is voor schijnzwangerschap.

Dit feit wordt nog versterkt door het feit dat een betrekkelijk medicijn "bromocriptine" als tabletje aan een melkgevende teef gegeven de melkproduktie duidelijk doet verminderen en bovendien het prolactine in het bloed laat dalen.

Er zijn al verschillende dierenartsen die dit medicijn met succes bij schijnzwangere honden toepassen.

Misselijkheid hierdoor was een ernstig nadeel, maar als de dosering erg laag gehouden wordt, valt dat mee. Naast dit moderne medicijn kan de behandeling bestaan uit:

  1. tabletjes waarin meestal mannelijke en vrouwelijke geslachtshormonen zitten;
  2. het voorkomen van loopsheid b.v. door een zgn. anti-loopsheidprik, hoewel dat niet altijd het beoogde resultaat geeft;
  3. en men kan eventueel besluiten tot het steriliseren van de teef, wat wel een afdoende oplossing is.

Het moet duidelijk zijn, dat lang niet iedere teef met schijnzwangerschap daarvoor een behandeling nodig heeft. Alleen als de situatie zich keer op keer na iedere loopsheid herhaalt, in een mate die voor baas en misschien ook hond hinderlijk is, of als de melkklier zo vol is, dat er gevaar voor uierontsteking kan bestaan, kan in overleg met de dierenarts een keuze voor een behandeling worden gemaakt.