Home - Kynologie - De duitse herdershond - Cryptorchidie
Cryptorchidie is een afwijking die bij vele zoogdiersoorten, waaronder de hond, voorkomt. Na een korte bespreking van het voorkomen van cryptorchidie bij andere diersoorten en de normale gang van zaken bij de afdaling van de teelballen, wordt nader ingegaan op de wijze waarop de afwijking zich ontwikkelt, het voorkomen, de vaststelling van de afwijking, de gevolgen en de behandeling van cryptorchidie bij de hond. Tot slot worden enkele foktechnische maatregelen besproken die bij de hond toepasbaar zijn.
Cryptorchidie wil zeggen, dat er één of twee teelballen niet zijn afgedaald in de balzak (éénzijdige of tweezijdige cryptorchidie). De niet afgedaalde teelballen zijn dan in de buikholte in plaats van in de balzak aanwezig. Bij monorchidie is een teelbal volledig afwezig. Men gebruikt deze term vaak als eenzijdige cryptorchidie bedoeld wordt, maar dit is onjuist.
Cryptorchidie komt bij de meeste diersoorten voor. Er zijn diersoorten, waarbij het normaal is dat de teelballen zich gedurende het hele leven in de buikholte bevinden: olifanten, insekteneters, sommige buideldieren, dolfijnen en walvissen. Bij knaagdieren kunnen de teelballen zich vrij bewegen tussen balzak en buikholte. Bij diersoorten waarbij cryptorchidie een afwijking is, geldt dat tweezijdige cryptorchidie onvruchtbare dieren geeft. Het percentage waarmee deze afwijking bij de verschillende diersoorten voorkomt, is nogal verschillend. Paard 1 - 2%, varken 1 - 2%, rund zeer gering, schaap afhankelijk van het ras, geit afhankelijk van het ras, kat 0,07 - 0,75% en hond 0,8 - 10,9%. Bij mensen bedraagt dit percentage 0,7.
Voordat het proces van de teelbalafdaling begint, liggen deze organen hoog in de buikholte. Een bindweefselstreng, die vanaf de onderkant van de teelbal via het lieskanaal (een opening in de buikwand) naar de balzak loopt, speelt hierbij een belangrijke rol. De normale testesafdaling bij de hond begint al vóór de geboorte. Op het moment van geboorte liggen de teelballen halverwege de nieren en het lieskanaal. Vijf dagen na de geboorte zijn ze het lieskanaal gepasseerd. In de achtste levensweek hebben de teelballen hun definitieve plaats onder in de balzak bereikt. Echter, onder invloed van uitwendige prikkels kunnen ze bij de jonge hond worden opgetrokken tot aan het lieskanaal.
Als in de achtste levensweek een of beide teelballen hun juiste plaats niet bereikt hebben, kunnen er twee dingen gebeuren:
Als oorzaken van cryptorchidie worden vormafwijkingen beschreven, bijvoorbeeld van het lieskanaal, maar ook worden oorzaken gevonden op hormonaal gebied en erfelijk gebied. Deze oorzaken hangen overigens sterk met elkaar samen. Een hormonale stoornis kan een vormafwijking tot gevolg hebben, terwijl een erfelijk defekt zowel een vormafwijking als een hormonale stoornis tot gevolg kan hebben. De veronderstelling dat eenzijdige cryptorchidie andere oorzaken zou hebben dan tweezijdige, is waarschijnlijk onjuist. Een belangrijke vormafwijking is te weinig uitgroei of uitgroei in de verkeerde richting van de bindweefselstreng waarover bij "normale afdaling" is gesproken. Dit kan zowel verlate afdaling als cryptorchidie tot gevolg hebben. Verlate afdaling moet daarom worden beschouwd als een minder ernstige vorm van cryptorchidie. Onvoldoende aanmaak van een stof, die de groei van deze bindweefselstreng stimuleert kan als een hormonale oorzaak worden gezien. Er zijn een aantal aanwijzingen dat bij het optreden van cryptorchidie erfelijke oorzaken belangrijk zijn. Hieronder volgen er vier:
Cryptorchidie komt vaker voor bij rassen die klein in aantal zijn, zowel als bij proefhondenkolonies en neemt toe als de inteelt toeneemt. Bij rashonden komt het vaker voor dan bij bastaarden. Rassen met veel aanleg voor de afwijking zijn dwergrassen en breedschedelige rassen, met respektievelijk de Dwergschnauzer en de Boxer als voorbeelden. Ook bij de Poedel, de Siberische Husky en de Shetland Sheepdog komt de afwijking verhoudingsgewijs meer voor. De verhoudingen tussen eenzijdige en tweezijdige cryptorchidie is 3: 1 en tussen rechts en links 2: 1.
Het vaststellen van cryptorchidie bij de hond kan het beste gebeuren op een leeftijd van ongeveer acht weken. Normaal gesproken zijn de teelballen namelijk 35 tot 40 dagen na de geboorte al afgedaald. Men kan op die leeftijd de teelballen goed voelen. Het is echter ook goed mogelijk dat een teruggetrokken teelbal tijdelijk niet te voelen is. De afwijking wordt overigens meestal pas definitief vastgesteld op een leeftijd van zes maanden of nog ouder. Er moet immers rekening worden gehouden met verlate afdaling.
Door de hogere temperatuur in de buikholte, vergeleken met die in de balzak, is de aanmaak van zaadcellen in de verborgen teelbal niet meer mogelijk. Als gevolg daarvan zijn reuen met tweezijdige cryptorchidie onvruchtbaar. Eenzijdige cryptorche zijn verminderd vruchtbaar doordat:
De aanmaak van manlijk geslachtshormoon door de verborgen teelbal gaat wel door, maar op een lager niveau, zodat de geslachtsdrift normaal of verminderd kan zijn. Verborgen teelballen ontwikkelen ongeveer tien maal zo vaak gezwellen als afgedaalde teelballen en zijn ook vaker kwaadaardig. Er zijn verschillende vormen van teelbalgezwellen. Bij een van die vormen gaat de reu vrouwelijk gedrag vertonen, worden penis en voorhuid kleiner, worden de tepels groter en ontstaat enige uiervorming, vermindert de geslachtsdrift, wordt de zieke reu aantrekkelijk voor andere reuen en kan kaalheid en huidpigmentatie in de lies optreden. Bovendien kan er een vermindering van beenmergaktiviteit ontstaan, waardoor bloedstolling wordt bemoeilijkt. Dit alles heeft als oorzaak dat in het gezwel te veel vrouwelijke geslachtshormonen wordt gemaakt. Andere mogelijke gevolgen zijn ontsteking en draaiing van de verborgen teelbal, anaalklierwoekeringen en vergroting van de prostaatklier (voorstanderklier).
De volgende behandelingen worden toegepast:
Omdat cryptorchidie een afwijking is met een erfelijke oorzaak, is het mogelijk door middel van selektie het voorkomen van deze afwijking in de hondenpopulaties terug te dringen. De meest doeltreffende vorm van selektie is het uitsluiten van alle "lijders" en "dragers" van de fokkerij. Hierbij wordt met lijders bedoeld, die dieren die lijden aan enige vorm van cryptorchidie, zowel tweezijdig als eenzijdig, maar ook dieren met verlate afdaling. Dragers zijn die dieren die nakomelingen voortbrengen met cryptorchidie, want zij dragen erfelijke eigenschappen bij zich die een bijdrage leveren aan het tot stand komen van de afwijking bij hun jongen. Zowel vader- als moederhond zijn dan verantwoordelijk voor het optreden van de afwijking.
Om effektief te kunnen selekteren is het dus noodzakelijk behalve alle aan cryptorchidie lijdende dieren, ook alle dragers (dat zijn dus de ouders en eventuele nakomelingen van een cryptorch dier) en de vermoedelijke dragers (broers en zusters van cryptorche dieren) van de fokkerij uit te sluiten.
Deze maatregel moet voor eik honderas apart bekeken worden, waarbij rekening moet worden gehouden met de mate waarin de afwijking in het ras voorkomt en met het aantal honden dat van dat ras bestaat (populatiegrootte).
Naast uitvoering van deze foktechnische maatregelen is het belangrijk dat verder onderzoek wordt gedaan naar de manier waarop de afwijking wordt vererfd. Het zal nodig zijn dit per ras te doen.
UIt het tijschrift voor Diergeneeskunde, oktober 1989
M.P.M. van Leeuwen, E.J.M.R. Hümen en J. Bouw.
Bewerkt door J. Wiersma.
Zolang niet exact bekend is hoe de eigenschap vererfd wordt, is het niet alleen weinig zinvol om dragers en vermoedelijke dragers uit te sluiten, doch kan het het ras schade berokkenen doordat onnodig eventueel goed fokmateriaal uitgeschakeld wordt. Slechts het niet toelaten van lijders en behandelde honden is zinvol.