Rob's web

De staart van de Duitse Herder

Home - Kynologie - De duitse herdershond - De staart van de Duitse Herder


Vaak wordt aan de staart, vooral door beginnende Duitse Herderliefhebbers, bij de keuze van een dier te grote waarde gehecht. Men kijkt dan in de eerste plaats naar staart, oren en kop en, niet te vergeten, de hoogte.

Zij, die wat verder in de sport zijn gekomen, zullen echter reeds spoedig begrijpen dat het niet deze punten zijn die alles bepalen, maar toch: het blijven dingen van belang. En men beziet ze tenslotte in het juiste licht, d.w.z. dat deze punten wel meetellen maar de kwaliteit van het dier toch slechts weinig beïnvloeden. Voor een deel zijn en blijven het zaken van smaak. En, over smaak valt immers niet te twisten? We willen ditmaal niet bij het begin beginnen maar de staart eens wat nader bekijken.

De staart is de barometer om gemoedsstemmingen en lichamelijk welzijn te bepalen. Aan de wijze van dragen en bewegen ziet de baas, hoe zijn dier zich voelt. Want drukt de hond zijn innerlijke voldoening niet levendig uit bij liefkozen en strelen? En hoe geheel anders toont de staart van de hond die gezondigd heeft.

Toch heeft Moeder Natuur nog een andere functie aan de staart toegekend en wel die van roer. Vooral bij korte wendingen is het de staart, die daaraan een werkzaam aandeel heeft. Bij overigens gelijke geaardheid in bouw en aanleg, is het de hond met de soepele, lange staart die het vlugst omdraait en keert. En dat feit is voor de Duitse herdershond als diensthond bij de kudde of als verdedigingshond een factor die niet uit het oog mag worden verloren.

De staart wordt, al naar de gemoedsstemming, meer of minder hoog gedragen; daarin ligt echter geen motief voor een bepaalde staartvorm. Met het oog op de dienstbestemming van de hond is een soepele, goed behaarde en voldoende lange staart gewenst die minstens tot aan de hakken hangt.


tekening: 1. Normale staart, 2. Stompstaart, 3. Haakstaart 4. Zijwaarts afgebogen, 5. Krulstaart.

Denkt u echter niet: hoe langer hoe beter, want een te lange staart zal het dier hinderen door het slingeren tussen achterbenen. Of de hond zal, om die hinder te ontgaan, de staart een handbreed van de punt buigen tot een hack. Deze haakstaart is minder gewenst, evenals de "rolstaart", waarbij de afhangende staart aan de punt in een spiraal geworden is. Tenslotte is de krulstaart voor de Duitse Herdershond absoluut foutief; bij deze staartvorm begint een spiraal of cirkelvormige ronding vanaf de aanhechting van de staart en wordt meer of minder over de rug gedragen.

De beslist goede staartvormen zijn dus de rechte, afhangende, de sabelvormige en de ietwat gebogen gedragen staart. Men spreekt van een vrolijke staart als deze vrij constant, ook zonder dat het dier "in actie" is, te hoog gedragen wordt.

Dikwijls wordt het onderste derde gedeelte van de staart enigszins terzijde gedragen; dit is, althans wanneer het niet te erg is, niet zo zeer als een afwijking te beschouwen. Een kleur-eigenaardigheid met betrekking tot de staart is nog de vaak voorkomende zwarte, gelijkzijdige driehoek die aangetroffen wordt (met de punt naar beneden) op de grens van bovenste en middelste derde gedeelte van de staart bij zo goed als alle pups. Op de leeftijd van een maand of drie vooral is deze driehoek duidelijk zichtbaar; zelfs geheel zwarte pups hebben op deze plaats van de staart een andere weerschijn. Later verdwijnt deze eigenaardige pigmentatie weer.

Met betrekking tot de staartfunctie kan gezegd worden dat de staart, behalve als roer, in bepaalde gevallen ook als een soort rem functioneert. Speciaal bij het trappen aflopen bemerkt men dat de staart min of meer stijf naar beneden geknepen wordt en daarbij een kegelomtrek beschrijft.