Rob's web

Blaffen als een verdringingsactiviteit

Home - Kynologie - De duitse herdershond - Blaffen als een verdringingsactiviteit


Bij de meeste rassen is blaffen de meest voorkomende geluidsuiting. Een hond blaft op de eerste plaats in situaties die hem een stemming opdringen waarin hij wordt beheerst door een combinatie van waakzaamheid, angst en agressie. Hoe meer de agressie overheerst hoe holler het blaffen wordt. Hoe angstiger de hond wordt hoe hoger en scheller het blaffen wordt.

Honden kunnen ook blaffen bij wijze van uitdaging of als uitdrukking van blijdschap, omdat er lets leuks gebeuren gaat b.v. ats hij uitgaat of naar het trainingsveld of speurveld gaat. Blaffen in situaties van waakzaamheid heeft een duidelijke sociale waarschuwingsfunktie. En omdat de mens hiermee zijn voordeel kon doen ontstond reeds in de eerste eeuwen van het tam worden van de hond vermoedelijk al een selectie waarbij de beste blaffers waakhonden werden. Het alarmerend blaffen is bedoeld voor de andere leden van de roedel dus ook voor de mensenroedel waar hij bij hoort. In het wild heeft dat een dubbel effect: de pups zoeken dekking en verbergen zich en de volwassen dieren verzamelen zich voor aktie. Hoewel de neiging tot blaffen bij de meeste honden vaak zeer sterk is, kan blaffen in een situatie dat een hond waakzaam moet zijn door training gemakkelijk worden aangeleerd. Er zijn honden binnen bepaalde rassen die doorgaans vlot tot blaffen overgaan, maar in situaties dat zij waakzaam moeten zijn abnormaal weinig neiging tot blaffen vertonen. Dergelijke honden zijn veel agressiever en onbevreesder dan andere exemplaren van hetzelfde ras. Op grond daarvan blaffen ze minder. Angst of onzekerheid is dus een van de belangrijkste redenen tot blaffen. Men zegt wel eens dat de beste waakhonden bange honden zijn.

Blaffen is een handeling die honden gemakkelijk op bevel kunnen leren verrichten.

Er zijn ook honden die niet alleen gelaten willen worden door hun Baas. Zij blaffen soms zo erg dat zij, door de geluidsoverlast die zij veroorzaken, voor de naaste buren en de omgeving een probleem zijn. Zo'n hond heeft een verlatingssyndroom. Een groot percentage van de honden die op onze praktijk voor de behandeling van gedragsproblemen wordt aangeboden heeft een verlatingssyndroom of het verlatingssyndroom is onderdeel van het probleemgedrag.

Een hond blaft zeer snel in situaties, waarin hij iets begeerlijks wel kan zien, maar niet kan bereiken. Bijvoorbeeld de mouw van de pakwerker die in het verstek staat of tegen een boom, of een pakwerker die vlucht of de hond een beetje plaagt terwijl de hond aan de lijn gehouden wordt. Of in het geval van jachthonden: het blaffen naar een fazant die in een boom zit of het aanblaffen van een groot stuk wild dat door een of meerdere honden gesteld wordt tot de jager komt. Honden kunnen ook zeer snel leren om z.g. handluid te geven als men ze een lekker brokje of een balletje waar ze gek op zijn voorhoudt. In deze situaties blaffen wordt verdringingsaktiviteit genoemd. Het aanblaffen van de pakwerker in het verstek of op enige andere plaats is dus een verdringingsaktiviteit.

Wat gaat er nu precies in een hond om als we hem gaan leren aanblaffen? We gaan ervan uit dat de hond weet wat de pakwerker is en dat hij die kan achtervolgen en pakken. En in het geval dat men de hond "bauttrieblich" africht wat tegenwoordig bijna overal het geval is, dat hij steeds de mouw mag winnen. Dan komt het moment dat we de hond gaan leren aanblaffen.

De pakwerker staat ergens op het veld of tegen een verstek geposteerd. Als we de hond nu los zouden laten zou hij als een speer naar de pakwerker rennen. Het eerste wat de hond zal doen als hij bij de pakwerker aankomt is waarschijnlijk direkt in de mouw bijten. Hij had immers niet anders geleerd en hij was ook steeds aangemoedigd om dat te doen. We moeten nu de hond dus duidelijk gaan maken dat hij niet mag bijten maar moet blaffen als de pakwerker stilstaat. lk ga hier geen verhandeling houden over hoe dat moet gebeuren want daar heeft iedereen, terecht, zijn eigen ideeen over. Het is in ieder geval wel helder dat de snelheid waarmee de hond het aanblaffen leert afhankelijk is van in hoeverre men in staat is zijn hond duidelijkheid te geven over wat men van hem verlangt. De hond komt dus bij de pakwerker en denkt: Ha, lekker bijten en knalt erin.

Vanaf dit moment gaan wij proberen te verhinderen dat de hond inbijt door hem tegen te houden met de lijn door b.v. korte rukken in de richting van de pakwerker terwijl de hond zich vlak voor de pakwerker bevindt. Of we draaien het om en maken de hond vast en de pakwerker gaat naar de hond toe en gaat zo voor de hond staan dat deze er net niet bij kan. De pakwerker kan zich ook afschermen met een fietswiel of zelfs op een verhoging plaatsnemen zodat de hond er niet bij kan. De hond wordt dus fysiologisch verhinderd om te, bijten. De hond krijgt een sleutelprikkel om te bijten maar wordt niet in staat gesteld om te bijten. (Een sleutelprikkel is een prikkel die een hond krijgt om een instinctieve handeling te verrichten. Men zegt dat ieder dier een mechanisme bezit in het centrale zenuwstelsel voor elke instinctieve handeling, waarop de sleutelprikkel past als een sleutel in een slot). Als een sleutelprikkel is gegeven dan moet het gedrag plaatsvinden en kan dat niet meer teruggedraaid worden. Als een hond nu een sleutelprikkel krijgt om te bijten en hij wordt verhinderd om dat te doers, dan moet er wel een bepaald gedrag plaatsvinden. Hij gaat dus blaffen om het gedrag waar hij de oorspronkelijke sleutelprikkel voor kreeg te verdringen. In een later stadium zal de training van de hond hem erop instellen dat hij niet mag bijten. In de conflictsituatie die daaruit voortvloeit zal hij gaan blaffen. Hetzetfde nemen we waar bij honden die naar een groot voorwerp moeten revieren. Als zo'n hond graag apporteert dan zal hij alles wat hij moet zoeken en vindt direkt apporteren. Als hij nu bij een voorwerp komt wat hij niet kan apporteren omdat het te groot of te zwaar is dan zal hij eerst proberen om te apporteren maar als dat niet gaat, overgaan tot blaffen. Een duidelijke verdringingsaktiviteit. Hij krijgt een sleutelprikkel om te apporteren maar het is fysiologisch onmogelijk om dat gedrag uit te voeren waardoor er iets anders, het blaffen, voor in de plaats komt.

Wij hadden vroeger thuis Dalmatische honden. Verschillende van deze honden ontblootten de tanden bij begroetingsgedrag alsof zij agressief waren. Wij noemden het lachen en waren eraan gewend. Maar veel bezoekers ervoeren dit begroetingsritueel als zeer onaangenaam. Een ontbloot hondengebit is een bedenkelijk argument en niet iets waar je als argeloze bezoeker op staat te wachten. Dit z.g. lachen is een typische verdringingsaktiviteit. De hond krijgt een prikkel om begroetingsgedrag te manifesteren. Het liefste zou hij tegen de mensen opspringen en het gezicht likken.

Zijn training stelt hem er echter op in dat dat niet mag. In de conflictsituatie die daaruit voortvloeit lacht tie hond en hat hij zijn tanden zien. Een van onze Duitse Staande Kortharen vertoonde om dezelfde reden een heel andere verdringingsaktiviteit. Zodra er bezoek kwam pakte zij het eerste voorwerp wat zij tegenkwam in haar bek en begon zichtbaar opgewonden, heftig kwispelend rond het bezoek te !open. Alsof zij wilde zeggen "kijk nou eens wat ik hier gevonden heb" Allerlei verschillende verdringingsaktiviteiten komen bij honden zeer veel voor.

Iedere hond heeft de neiging om te blaffen en andere geluiden of krabbewegingen te maken met de poten, zoals sporten diensthonden bij een pakwerker of voorwerp, aktieve verdovende middelenspeurhonden en reddingshonden als ze iets of iemand gevonden hebben waar ze graag bij willen maar niet kunnen.

H. Cuppen