Rob's web

Vaccineren

Home - Kynologie - De duitse herdershond - Vaccineren


Een betrouwbare bescherming tegen veel infectieziekten bij de hond

Preventieve vaccinatie

Om uw hond te beschermen tegen allerlei infectieziekten is het tegenwoordig mogelijk hem/haar te laten vaccineren. Dit was nog niet zo lang geleden ondenkbaar. In de afgelopen eeuw zijn er vaccins ontwikkeld tegen verschillende infectieziekten. Uw hond kunt u laten vaccineren ter voorkoming van hondeziekte, besmettelijke leverziekte, parvovirus-diarree, leptospirose (ziekte van Weil), hondsdolheid en kennelhoest.

Hoe werkt een vaccin?

De meeste vaccins bevatten een of meerdere ziekteverwekkers, die door een speciale behandeling hun ziekteverwekkend vermogen hebben verloren. Echter, hun eigenschap om het afweerapparaat te stimuleren blijft behouden. Zo'n vaccin veroorzaakt niet de ziekte zelf, maar zorgt er wel voor dat het lichaam afweerstoffen gaat vormen tegen betreffende ziekteverwekkers. Als het dier dan later met de "echte" ziekteverwekker in aanraking komt, zorgen die afweerstoffen ervoor dat de ziekte zich niet kan ontwikkelen. Omdat de bescherming, verkregen door vaccinatie, na verloop van tijd minder wordt, is het zinvol om een vaccinatie met een zekere regelmaat te herhalen. Zodoende wordt de weerstand tegen infectieziekten op peil gehouden. Met een combinatievaccin kan het lichaam gestimuleerd worden om afweerstoffen te vormen tegen meerdere ziekten tegelijk.

Kan men heel jonge honden vaccineren?

Het op zeer jonge leeftijd vaccineren van een hond is in het algemeen of te raden, of er moeten volgens uw dierenarts bijzondere redenen zijn om toch in een vroeg stadium te vaccineren. Het beste is om met vaccineren te wachten totdat de jonge hond geen afweerstoffen meer heeft die afkomstig zijn van het moederdier. Wanneer de moederhond namelijk door bijvoorbeeld regelmatige vaccinatie over antistoffen beschikt zal ze hiervan een gedeelte via de moedermelk overdra-gen aan de pup. De jonge hond krijgt dus van het moederdier een vooraad afweerstoffen mee, om de eerste levensweken beschermd te zijn tegen infectieziekten. Die antistoffen zouden in principe in staat kunnen zijn, om een ingespoten vaccin als het ware op te ruimen. Zo wordt het lichaam niet gestimuleerd om afweerstoffen te gaan maken. Ook is het afweersysteem van een heel jonge hond nog niet zo sterk ontwikkeld. Daarom vindt in de meeste gevallen de eerste vaccinatie vanaf 6 weken plaats. Drie tot vier weken en zes tot acht weken later worden dan zogenaamde herhalingsentingen gegeven. Soms vindt daarnaast vanaf 16-18 weken een vierde enting plaats.

De belangrijkste infectieziekten van de hond en de preventie ervan

Hondenziekte (de ziekte van Carre)

Hondenziekte is een over de gehele wereld voorkomende virusziekte, die zeer besmettelijk is. De ziekte kent vele, uiteenlopende symptomen zoals hoesten en neusuitvloeiing, maar ook blijvend zenuwletsel, waardoor ernstige invaliditeit kan ontstaan. De ziekte kan op alle leeftijden voorkomen, maar het zijn vooral jonge honden, die acuut ernstig ziek worden en vervolgens aan de ziekte kunnen overlijden.

De preventie van hondenziekte

In de zeventiger jaren heeft men een opvallende verwantschap ontdekt tussen het virus, dat Hondenziekte veroorzaakt en het Mazelenvirus. Het bleek, dat wanneer een hond gevacinneerd werd met een mazelenvaccin, het dier antistoffen ging maken, die het dier tevens beschermden tegen het hondenziektevirus. Het grote voordeel hiervan is, dat de in de pup aanwezige antistoffen van de moeder niet in staat zijn, om het mazelenvaccin op te ruimen. Dat maakt het mogelijk om een pup al op de jonge leeftijd van zes weken te vaccineren en daarmee tijdelijk goed te beschermen tegen Hondenziekte. Een aantal weken later dient de pup wederom te worden ingeeint met een onschadelijk gemaakt hondenziektevirus om zodoende weerstand te verkrijgen. Bij een volwassen hond verdient het aanbeveling om deze vaccinatie jaarlijks te herhalen.

Parvovirus diarree

Deze uiterst besmettelijke virusziekte heeft aan het eind van de zeventiger jaren een massale en vernietigende uitbraak gehad, terwijl de ziekte voor die tijd eigenlijk niet bekend was. Het virus wordt meestal verspreid via de uitwerpselen van een besmette hond. Ook buiten het lichaam van de zieke hond is het virus nog lang besmettelijk. Dat maakt het heel moeilijk om besmetting te voorkomen. De meest voorkomende symptomen van de ziekte zijn heftig braken en bloederige diarree. Daarnaast tast het virus het afweersysteem van de hond aan, waardoor de gevoeligheid voor andere ziekteverwekkers veel groter wordt. Soms heeft een hond het virus bij zich zonder ziek te worden.

Preventie van Parvovirus diarree

Na de eerste explosieve uitbraak van Parvovirus diarree in 1978 ontdekten wetenschappers een treffende verwantschap tussen het Parvovirus en het virus dat bij katten kattenziekte veroorzaakt. Toen bleek ook, dat een vaccinatie van de hond met een vaccin tegen kattenziekte een bescherming gaf tegen Parvovirusdiarree. In de jaren daarna is er hard gewerkt aan de nu beschikbare vaccins op basis van de eigenlijke ziekteverwekker. Parvovirusdiarree kan een dramatisch verloop hebben bij honden van elke leeftijd. Daarom is een jaarlijkse vaccinatie zeer aan te bevelen.

Kennelhoest

Kennelhoest (Infectieuze Tracheobronchitis) is een aandoening, die veroorzaakt kan worden door een aantal virussen en bacterien. De ziekte dankt zijn naam aan het feit, dat vooral die honden de ziekte oplopen, die in de stress-situatie van een kennel zitten, waarbij veel honden vlak bij elkaar zitten en er voortdurend geblaft wordt. Het meest opvallende symptoom van de ziekte is het voortdurend hoesten, luidruchtig de keel schrapen en soms slijm opgeven. Kennelhoest wordt voornamelijk veroorzaakt door een infectie met het Paraïnfluenzavirus, het Adenovirus type 2, of de bacterie Bordetella bronchoseptica. Het Paraïnfluenzavirus is zeer besmettelijk en veroorzaakt ontstekingen en kleine bloedinkjes op het slijmvlies van de luchtwegen. Het Adenovirus type 2 lijkt in werking sterk op het Paraïnfluenzavirus en geeft ook ontstekingen in het longweefsel, waardoor vrij makkelijk een bacteriële longontsteking zou kunnen ontstaan. Bordetella bronchoseptica is een van de bacterien, die vaak gevonden wordt bij kennelhoest, of als een secundaire infectie, of als verwekker van de ziekte.

Preventie van kennelhoest

Bescherming tegen de hierboven genoemde virussen en bacterien is in ieder geval goed mogelijk door middel van een jaarlijkse vaccinatie. Waarmee echter niet bereikt wordt, dat de betreffende hond absoluut niet meer verkouden kan worden. Helaas zijn er veel meer factoren, die een rol kunnen spelen bij het oplopen van een keelontsteking of verkoudheid (kennelhoest).

Besmettelijke leverziekte

Hepatitis (Hepatitis Contagiosa Canis) is een besmettelijke virusziekte, die vooral verspreid wordt via de urine van geïnfecteerde honden. De symptomen varieren van lichte koorts tot een ernstige leverontsteking, waarbij het dier hoge koorts heeft, niets eet en uiteindelijk dood gaat. Soms kunnen de symptomen van besmettelijke leverziekte lijken op die van de Hondenziekte. Vooral bij jonge honden kan de ziekte zeer plotseling de dood veroorzaken.

Preventie van besmettelijke leverziekte

Hepatitis Contagiosa Canis wordt veroorzaakt door een Adenovirus type 1. Uit veiligheidsoverwegingen wordt voor het bewerkstelligen van een goede weerstand tegen deze ziekte gebruik gemaakt van Adenovirus type 2. Dit virus geeft naast een goede weerstand tegen luchtweginfecties ook een goede en veilige weerstand tegen besmettelijke leverziekte.

Leptospirose

Leptospirose (o.a. de Ziekte van Weil) is een verzamelnaam van ziekten, die veroorzaakt worden door leptospireren. Leptospireren zijn beweeglijke bacterien, die in staat zijn om via wondjes van het slijmvlies van neus of mondholte en zelfs via de huid het lichaam binnen te dringen. Een van die Leptospirosen is de Ziekte van Weil. Deze ziekte komt voor bij zowel mensen als dieren (honden en ratten bijv.). De belangrijkste infectiebron is water, dat besmet is geraakt met urine van dieren die geinfecteerd zijn. Leptospirosen kunnen soms gedurende maanden of zelfs jaren worden uitgescheiden door dieren, waarbij de infectie sluimerend in de nieren aanwezig is. Vooral de nieren, maar ook de lever !open hierdoor vaak blijvende schade op. Soms kan een Leptospirose zeer snel verlopen met als symptomen een hond met zeer hoge koorts, gele slijmvliezen en donkergele urine.

Preventie van Leptospirose

Leptospirose is niet alleen gevaarlijk voor uw hond, maar ook voor de omgeving van uw hond. Juist omdat Leptospirose een ziekte is, die ook een risico oplevert voor de mens, is een jaarlijkse vaccinatie van alle honden aan te raden.

Omdat Leptospirose niet alleen maar de Ziekte van Weil is, waarvan men denkt dat die alleen maar kan worden opgelopen als de hond in of bij water komt, is het OOK voor een hond die NOOIT zwemt, toch zinvol om het dier te beschermen tegen de gevolgen van Leptospirose.

Hondsdolheid

Hondsdolheid is een ziekte die voorkomt bij alle warmbloedige dieren en die overgebracht kan worden op de mens (zoonose). Het is een dodelijke virusziekte die zich meestal pas meerdere weken na besmetting openbaart.

De besmetting is over het algemeen het gevolg van een bijt van een geinfecteerd dier. Via zo'n beetwond verspreidt het virus zich naar de zenuwen en de hersenen. In een later stadium van de ziekte verspreidt het virus zich door het hele lichaam en naar de speekselklieren. Het speeksel is dan vaak weer de bron van infectie voor het volgende slachtoffer.

Preventie

Vaccinatie geeft een uitstekende bescherming tegen hondsdolheid. Vooral in streken waar hondsdolheid voorkomt, zouden eigenlijk zoveel mogelijk dieren moeten worden gevaccineerd, om zodoende de verspreiding van het virus tegen te gaan en besmetting van mens en dier te voorkomen.

Conclusies

Vaccinatie voorkomt ziekten die soms anders niet te genezen zijn. Het laten vaccineren is minder vervelend en minder duur dan het laten behandelen van de betreffende ziekte, als behandeling al mogelijk is. Een vaccinatie voorkomt onnodig lijden en eventueel blijvende gevolgen van de ziekte. Daarnaast beperkt vaccinatie ook de kans op verspreiding van een ziekte. Het regelmatig enten van uw hond verkleint de kans op besmetting met een van de bovengenoemde ziekten. Vaccinatie vraagt om een goed werkend afweersysteem. Daarom is het verstandig alleen gezonde dieren te vaccineren. Ook kunnen wormen en/of parasieten een goede werking van het vaccin in de weg staan. Behandel uw dier dan ook regelmatig hiertegen met de juiste producten. De beste garantie voor een goede bescherming van uw hond tegen de meeste infectieziekten is een goed opgesteld en uitgevoerd vaccinatie-programma. Uw dierenarts zal dit graag met u willen bespreken.

©Brochure Pfizer Animal Health