Rob's web

Oog

Het menselijk oog is een waarnemingsorgaan (zintuig) dat gebruik maakt van licht om een beeld door te geven naar de hersenen. Je kunt ze met een videocamera vergelijken.

Anatomie

Het oog bestaat uit het eigenlijke oog, de oogbol, en de omliggende structuren of adnexen (oogspieren, oogleden, traanklieren, traanbuisjes, traanpunten.) De oogbol bestaat (van voor naar achteren) uit een tamelijk harde witte schil, de sclera of harde oogrok. Hierin is een helder gedeelte opgenomen, de cornea (het hoornvlies). De cornea is aan de buitenkant met cornea-epitheel bekleed en de sclera met het bindvlies of conjunctiva dat ook overgaat in de bekleding van de binnenkant van de oogleden - hierdoor kan een contactlens niet achter het oog terechtkomen. Achter de cornea bevindt zich de iris (het regenboogvlies) die de scheiding vormt tussen de voorste en de achterste oogkamer, die met dun waterig vocht zijn gevuld. Achter de iris is de lens opgehangen. Achter de lens bevindt zich een gelei-achtig lichaam, het corpus vitreum, het glasvocht of glasachtig lichaam. Achter het glasvocht ligt de retina of het netvlies.

Het oog heeft een gemiddelde doorsnee van ongeveer 2,5 cm en weegt gemiddeld 7,5 gram. De oogrok van een oog heeft een gemiddeld oppervlak van 17 vierkante cm.

Oog
Anatomie van het oog.

Hoornvlies

Het hoornvlies of de cornea is het doorzichtige deel van de buitenkant van het oog waar het licht door naar binnen valt. Het is opgebouwd uit stromacellen, aan de binnenkant bekleed met endotheelcellen en aan de buitenkant met plaveisel epitheelcellen. Deze drie basale lagen worden van elkaar gescheiden door twee hulplagen, het membraan van Bowman en het membraan van Descemet. Al deze structuren zijn doorzichtig. Het eptiheel bestaat uit slechts ongeveer vijf cellagen. De laag van Bowman is elastisch en bevat veel vezels. De collageenlaag is de dikste laag. Deze laag beschermt het oog tegen infecties. Ook het Descemetmembraam is zeer elastisch. Het endotheel tenslotte is slechts een cel dik. Het houdt het hoornvlies doorzichtig en zorgt voor het watertransport van het oog naar het hoornvlies. Deze laag is zeer kwetsbaar. Bij beschadiging van het endotheel kunnen cellen niet vervangen worden. Dat kan ernstige ziektes veroorzaken.

In het hoornvlies bevinden zich normaal gesproken geen bloedvaten. De zuurstofvoorziening van dit weefsel vindt plaats door gaswisseling met de atmosfeer. Bij het dragen van verkeerde contactlenzen, of door het te lang dragen van goede contactlenzen kan de zuurstofvoorziening in gevaar komen.

Bij een onregelmatige vorm van de cornea ontstaat onscherp zien, wat soms door een sferische of cilindrische lens al dan niet gedeeltelijk op te heffen is.

Bij slijpen of bikken raakt de cornea gemakkelijk verwond door wegspringende deeltjes ijzer of steen, die zich soms vasthechten en door een arts moeten worden verwijderd. Om deze reden moet altijd een beschermbril worden gedragen bij dergelijk werk: het is niet alleen pijnlijk om zo'n stukje materiaal in het oog te krijgen, het resulteert zelfs bij een niet-penetrerende verwonding altijd in een waarneembaar littekentje in de cornea waardoor de gezichtsscherpte nadelig kan worden beïnvloed.

Bij vervorming of verlies aan helderheid van het hoornvlies kan zo nodig een hoornvliestransplantatie worden verricht. In de Westerse wereld zijn de meest voorkomende indicaties hiervoor keratoconus, littekens na een infectie van het hoornvlies en Fuchs endotheeldystrofie. Voorheen werd doorgaans een volledige hoornvliestransplantatie verricht (perforerende keratoplastiek) maar tegenwoordig transplanteert men alleen het zieke laagje (lamellaire keratoplastiek).

Iris

De iris of regenboogvlies is het diafragma van het menselijk oog. Het is een ringvormig gepigmenteerd orgaan achter het hoornvlies dat de hoeveelheid doorgelaten licht naar het netvlies bepaalt door samentrekken van de kringspier (dit leidt tot verkleining van de doorlaat-opening dus minder licht) of ontspannen (vergroting van de doorlaat-opening dus meer licht) van de pupilspieren. Bij veel licht vernauwt de pupil, terwijl ze in het donker verwijdt: geneesmiddelen en verdovende middelen kunnen de pupilafmeting beïnvloeden. Bovendien veranderen de pupillen ook bij emoties (groter) of bij kijken op korte afstand (kleiner).

Ooglens

De ooglens of kristallens is een structuur in het oog, die zich tussen de cornea en het netvlies bevindt, meer specifiek achter de iris, en voor het glasachtig lichaam. Hij bestaat uit een lenskapsel, een cortex en een lenskern. De lens is biconvex en heeft bovendien de eigenschap dat hij vervormbaar is: door innervatie van de accommodatiespiertjes (Zonulae van Zinn) rond de lens wordt de lens boller, waardoor het oog dichterbij scherpstelt. Ontspannen de spiertjes dan trekt het straallichaam (corpus ciliaris) de lens weer plat. Hierdoor hebben de mens en veel andere diersoorten het vermogen om zowel dingen die ver weg liggen als dingen die zich dichtbij bevinden scherp te zien. Dit accommodatievermogen gaat echter bij de mens tussen het 40e en het 50e levensjaar sterk achteruit door minder elastisch worden van de lens - dan hebben veel mensen een leesbril nodig. Op hoge leeftijd treedt bij veel mensen vertroebeling van de lens op: grijze staar of cataract. Het grootste aandeel van het brekend vermogen van het oog wordt overigens niet door de lens (ong. 21 dioptrie) maar door het oppervlak van de cornea (ongeveer 43 dioptrie) geleverd.

Scherpstelling van het oog
Links focus op oneindige en rechts op dichtbij.

Werking ooglens
Stralen gang door het oog.

Glasachtig lichaam

Het glasachtig lichaam, glasvocht of corpus vitreum is een bindweefselachtige structuur in het oog van gewervelden. Het glasachtig lichaam ligt tussen de lens en het netvlies.

De substantie heeft de eigenschappen van een gel. Het volume van het glasachtig lichaam bedraagt ongeveer vier milliliter en neemt daardoor ongeveer de helft van het volume van de oogbol voor zijn rekening.

Het glasvocht bestaat voor ongeveer 99% uit water. De overige 1% is vaste stof, waarvan 0,1% zogenaamde macromoleculen zijn (eiwitten en hyaluronzuur) en 0,9% moleculen met een relatief lage moleculaire massa. Het corpus vitreum is opgebouwd uit een netwerk van fijne bindweefselfilamenten, waartussen zich de hyaluronzuurmoleculen bevinden, die in staat zijn grote hoeveelheden watermoleculen te binden. Het glasvocht is helder, zodat het licht dat door de lens het corpus vitreum binnenvalt ongestoord zijn weg kan vervolgen richting netvlies.

De eerste aanleg van het glasachtig lichaam, het primaire glasvocht, is de arteria hyaloidea. Deze structuur is in het volwassen oog terug te vinden als een lege ruimte, het kanaal van Cloquet. Het secundaire glasvocht wordt uiteindelijk het volwassen glasachtig lichaam. Het tertiaire glasvocht tenslotte vormt de zonulavezels waarmee de lens aan het straallichaam verbonden is.

Netvlies

Het netvlies of retina is het sterk doorbloed lichtgevoelige 'scherm' achter in het oog.

Het netvlies ligt binnen en achter in het oog en bestaat uit ca. 126 miljoen zintuigcellen. Deze cellen vangen het licht dat in het oog binnenkomt op. Ze zijn onder te verdelen in kegeltjes en staafjes: de eerste zijn om kleurverschillen waar te nemen, de laatste om het verschil tussen licht en donker te kunnen maken. Overdag kijken we met het centrale punt op ons netvlies, de macula lutea of gele vlek, waar de meeste kegeltjes zitten. In het donker kijken we iets naast dit centrale punt, waar zich meer staafjes en minder kegeltjes bevinden. Sommige diersoorten hebben een reflecterende laag (tapetum lucidum) vlak achter of soms zelfs nog in het netvlies zodat licht dat al door het lichtgevoelige deel van netvlies is gevallen wordt teruggekaatst. Op deze manier verbetert het zicht in schemerige omstandigheden.

Wanneer de vergelijking met fotografie getrokken wordt, is het netvlies de film waartegen het beeld worden geprojecteerd.

In een recent Amerikaans onderzoek werd een vergelijking met digitale signalen gemaakt. De bandbreedte van het menselijk netvlies bleek 8,75 megabit per seconde te bedragen, en dat van een cavia (een nachtdier) 875 kilobit per seconde.

Rode ogen

Fotografeert men een persoon of zoogdier met behulp van een flitser, dan ontstaan er vaak rode ogen: het Rode-ogeneffect. Het fototoestel ziet het netvlies van het oog als ware het een oogspiegel voor flitslicht. De pupil staat namelijk bij gedempt licht wijd open en kan zich niet zo snel aan het felle flitslicht aanpassen. Het probleem is op twee manieren te verhelpen: door eerst een paar keer vooraf te flitsen, waardoor de pupillen zich enigermate sluiten, en door de flitser niet vlak bij de camera te plaatsen.

Gele vlek

De gele vlek (macula lutea) is een gebied aan de achterkant van het netvlies waar zich alleen kegeltjes in de lichtgevoelige laag bevinden. Kegeltjes zijn de zintuigcellen waarmee het mogelijk is kleuren waar te nemen (er bestaan ook staafjes, maar die nemen geen kleuren waar).

Met de gele vlek neemt men het centrale gedeelte van het gezichtsveld waar, dat deel, waar men de blik op richt.

De gele vlek - als brandpunt van de ooglens - is het gebied waarmee men de kleinste details kan waarnemen. De gezichtsscherpte is het grootst in het midden hiervan - de fovea centralis: het punt bijna recht achter de ooglens - een gebied van slechts één vierkante millimeter in oppervlakte. De kegeltjes functioneren echter alleen als het niet te donker is.

Met name overdag, bij een voldoende grote lichtsterkte, is de gele vlek het gebied dat van het grootste belang voor het waarnemen van fijne details. 's Nachts - bij een geringere lichtsterkte - zijn alleen de staafjes in staat om licht waar te nemen. Het is op dat moment dan ook onmogelijk om scherp te zien: als de blik precies op een voorwerp wordt gericht, komen de lichtstralen in de gele vlek van het netvlies terecht. Aangezien zich hierin geen staafjes bevinden, zal men slechts wazig zien. Als de blik enigszins naast het voorwerp wordt gericht, vallen de lichtstralen net naast de gele vlek. Hier bevinden zich wel staafjes, zodat het dan wel mogelijk is meer details te zien. Als men 's nachts een zwakke ster optimaal wil waarnemen kan dat het best door er net naast te kijken.

Blinde vlek

De blinde vlek is een deel van het netvlies achter in het oog waar de oogzenuw het oog verlaat. Hier zitten geen zintuigcellen. Met andere woorden; op deze plaats is ieder mens blind. Dit verklaart de naam ook.

De blinde vlek wordt normaal niet waargenomen. De hersenen vullen het ontbrekende deel van het beeld aan met de kleuren van de omringende staafjes en kegeltjes zodat de structuren die een mens ziet niet onderbroken lijken.

De blinde vlek kan echter wel worden aangetoond door een kruisje en een rondje te tekenen op een onderlinge afstand van ongeveer 15 cm.

Demonstratie van de blinde vlek

AOX
Instructies: Kijk nu, met het linker oog dichtgeknepen, naar het rondje. Varieer de afstand tot het beeldscherm en zie, het kruisje verdwijnt op een bepaalde afstand. Kijk met het rechter oog dichtgeknepen, naar het rondje en de A verdwijnt op een bepaalde afstand. (afhankelijk van beeldschermgrootte en instellingen).

Nervus opticus

De nervus opticus of oogzenuw is de tweede craniale- of hersenzenuw.

Ze vormt de verbinding tussen de hersenen en het oog. Het oog krijgt impulsen van het licht rondom ons en deze worden door de nervus opticus naar de hersenen gezonden waar ze worden verwerkt tot een beeld. Op de plek waar de nervus opticus het oog verlaat bevindt zich geen netvlies. Dit wordt de blinde vlek (papilla nervi optici of papil) genoemd.

De nervus opticus is een sensorische zenuw.

Ooggevoeligheid

Onder de ooggevoeligheid wordt verstaan de gemiddelde gevoeligheid van het menselijk oog voor verschillende golflengtes. Hij wordt bepaald door drie verschillende typen lichtgevoelige cellen in het netvlies, kegeltjes genoemd. Deze kegeltjes zijn vooral goed vertegenwoordigd in de gele vlek, een gebied rond het punt waar de optische as van de ooglens van het netvlies snijdt. In de gele vlek is de gezichtsscherpte dan ook het grootst.

Spectrale gevoeligheid van het oog
Spectrale gevoeligheid van S-, M- en L-kegeltjes van het oog.

Color response

Elk type kegeltje bevat een ander kleurpigment en heeft daardoor een eigen gevoeligheidsmaximum. De krommen die de gevoeligheid van de kegeltjes over het spectrum beschrijven, overlappen elkaar wel grotendeels (zie de figuur hier boven). Bij geringe lichtintensiteit van de omgeving wordt het zicht overgenomen door de staafjes, die het gevoeligheids-maximum rond blauwgroen hebben liggen.

dag en nacht zicht
Lichtgevoeligheidsfunctie van het menselijk oog
blauw = scotopisch zicht ('s nachts),
rood = fotopisch zicht (overdag)

Bij zeer lage lichtsterktes (scotopisch zicht) nemen de staafjes de lichtgevoeligheid van het oog over van de kegeltjes en verschuift de gevoeligheid daardoor in de richting van violet. met een top rond 507 nm voor jonge ogen; de gevoeligheid komt overeen met 1699 lm/W of 1700 lm/W bij deze top.

Ooggevoeligheid bij dieren

De spectrale gevoeligheid is bij ieder diersoort weer anders. Op de onderstaande diagram wordt die van de hond en mens met elkaar vergeleken.

diagram hond

Waarnemen van kleuren

Niet alle zintuigcellen in ons netvlies zijn eender. Bepaalde zintuigcellen, naar hun vorm staafjes genoemd, zijn gevoelig voor alle kleuren zichtbaar licht. Andere zintuigcellen, naar hun vorm kegeltjes genoemd, zijn kleurselectief. We hebben drie soorten kegeltjes, die gevoelig zijn voor respectievelijk rood, groen en blauw. Ook ultraviolet kan met de kegeltjes worden waargenomen, maar de ooglens laat deze straling niet door, waardoor het netvlies beschermd is tegen deze schadelijke straling.

De combinatie van die drie kleuren stelt ons in staat kleuren te onderscheiden. Doordat de curven van kleurgevoeligheid niet steil zijn, maar langzaam verlopen nemen wij een kleur tussen rood en groen waar met zowel de cellen die gevoelig zijn voor rood licht als de cellen die gevoelig zijn voor groen licht. Uit deze combinatie maken onze hersenen op dat het om een kleur gaat die tussen rood en groen in ligt. Afhankelijk van de afstand tot rood resp. groen nemen wij de kleur als oranje of geel waar.

Niet alle dieren nemen de wereld in dezelfde kleuren waar. Sommige dieren zijn in staat ultraviolet licht waar te nemen, bij andere ontbreken de cellen voor bepaalde kleuren. Er zijn dieren met zelfs vier soorten kegeltjes, en dieren met twee.

Kleurcorrectie door oog

De kleur van het licht dat door een vel helder wit papier weerkaatst wordt, is in feite afhankelijk van het omgevingslicht. Bij verlichting door kunstlicht is de kleur anders dan bij verlichting door daglicht. Het oog corrigeert deze schijnkleur, doordat de betreffende kleurgevoelige cellen (de kegeltjes) na korte tijd sterker uitgeput raken en minder sterke signalen naar de hersenen leiden.

Oogspier

De oogspieren zorgen onder meer voor de beweeglijkheid van de oogbol.

Oogspieren
De oogspieren bij de mens.

  1. Anulus tendineus communis
  2. M. rectus superior
  3. M. rectus inferior
  4. M. rectus medialis
  5. M. rectus lateralis
  6. M. obliquus superior
  7. Trochlea
  8. M. obliquus inferior
  9. M. levator palpebrae superioris
  10. Bovenste ooglid
  11. Oogbol
  12. N. opticus

Uitwendige oogspieren

De vier rechte oogspieren vormen met hun aanhechtingspezen een trechtervormige ring om de canalis opticus, annulus tendineus communis.

De twee schuine oogspieren zijn de volgende:

De M. levator palpebrae superioris tenslotte wordt ook tot de oogspieren gerekend. Ze zorgt voor de elevatie en retractie van het bovenste ooglid.

Inwendige oogspieren

Traan

Traansysteem
Oog met traanklier en traanzakje.
Glandula lacrimalis = traanklier Ductus nasolacrimalis = traanbuis.

Een traan is een zoute druppel oogvocht, en de vloeistof waaruit tranen bestaan wordt ook wel traanvocht genoemd. Traanvocht is een vloeistof die voornamelijk dient ter bevochtiging van het oog. Daarnaast drijft het stofdeeltjes af die langs de wimpers weten te komen. Ook bevat het stoffen als lysozym, een eiwit dat de celwanden van bacteriën afbreekt zodat deze onschadelijk worden gemaakt.

Het oog wordt permanent vochtig gehouden door het traanvocht, dat wordt afgescheiden door de traanklieren. Het vormt een vloeistoffilm tussen de oogbal en het ooglid. Deze exocriene klieren zijn ongeveer zo groot als een amandel en bevinden zich tegen het oog in de oogkas. Bij iedere knippering van de oogleden verspreidt het traanvocht zich over de oogbol.

De normale productie van traanvocht bedraagt ongeveer 1 microliter/minuut. Dit is juist genoeg om het oogoppervlak vochtig te houden. De overmaat aan vloeistof wordt afgevoerd door de traanpunten op het onderste ooglid en komt via de traankanaaltjes terecht in de traanzak en wordt vandaar verder afgevoerd naar het neusslijmvlies.

De samenstelling van tranen is zeer complex en afwijkend van alle andere lichaamsvloeistoffen. Het traanvocht is voornamelijk opgebouwd uit water, verschillende eiwitten en slijmhoudende componenten. Het bevat verder onder andere de stoffen natrium, kalium, immunoglobulinen en glucose. De belangrijkste elektrolyten zijn natrium, kalium, calcium en magnesium. Een kenmerkend eiwit is het lysozym, een bacterie-oplossend enzym, dat reeds door de beroemde bacterioloog en ontdekker van de penicilline, Alexander Fleming, werd gevonden.

Het traanvocht kan 's nachts uit de ogen lopen, het droogt dan op in de ooghoeken. 's Ochtends zit dan 'drek in de ogen' of, indien opgedroogd, harde korreltjes. Deze korreltjes worden ook wel 'slaap' genoemd, naar de toestand waarbij deze korreltjes ontstaan. Het oogvocht wordt normaal gesproken afgevoerd naar de traanbuis, onderaan het oog aan de kant van de neus.

Als er overmatig traanvocht geproduceerd wordt, kan er een druppel oogvocht uit het oog lopen. Ook wordt een gedeelte van het vocht vaak afgevoerd via de neus, wat leidt tot begeleidend snotteren (wat eigenlijk een verkeerde benaming is aangezien het immers niet gaat om snot). Overmatige oogvochtproductie ontstaat vaak bij hevige emotie en is een van de 'symptomen' van huilen. Ook een irritatie in de ogen kan tranen veroorzaken. Een bekend voorbeeld is het snijden van uien en hooikoortsaanvallen. Soms produceren mensen ook opzettelijk tranen om een effect te bereiken bij de toeschouwer bijvoorbeeld om de indruk te wekken dat men huilt. In zo'n geval spreken we vaak van krokodillentranen.

Ooglid

Een ooglid is een huidplooi die de ogen beschermt tegen vuil en vocht. Elk oog heeft een bovenste ooglid (Palpebra superior) en een onderste ooglid (Palpebra inferior). Sommige dieren hebben een derde ooglid (Palpebra tertia). Dit heeft overigens niets te maken met het derde oog dat sommige dieren hebben. Dit derde ooglid is bij mensen rudimentair. Bij veel gewervelde dieren zoals haaien, krokodillen en vogels is dit derde ooglid transparant en kan als een soort beschermbril voor de ogen geslagen worden. Dit is bijvoorbeeld handig als gezwommen of gegraven wordt. Bij alle slangen en veel gekko's zijn de oogleden zelfs vergroeid met de ogen en zijn onbeweeglijk.

Aan de rand van het bovenste en onderste ooglid bevinden zich haren die wimpers worden genoemd. De functie van de zeer tastgevoelige wimpers is het voorkomen dat deeltjes in het oog komen door snel het oog te sluiten bij aanraking.

Open en gesloten

Tijdens de slaap zijn de oogleden gewoonlijk gesloten. Als we wakker zijn openen we de ogen; daarmee wordt bedoeld dat de oogleden wijken. Om de ogen vochtig te houden knipperen we dan met de ogenleden.

Zicht afwijkingen

Het dichtstbijgelegen punt waar nog men scherp kan zien, het zgn. nabijheidspunt, ligt bij een normaal menselijk oog op ca. 30 cm vóór het oog (op jonge leeftijd zelfs nog dichterbij). Het verst verwijderde punt waarop het nog scherp ziet, het zgn. vertepunt, ligt bij een normaal oog op oneindig.

afwijkingen
Oogafwijkingen en hun correctie.
PS = normaal zicht, H = verziendheid, M = bijziendheid, P = oudziendheid;
EL = ooglens, CL = correctielens (bril);
FP = vertepunt, NP = nabijheidspunt, NPcorr = nabijheidspunt na correctie;
rood = veraf, blauw = dichtbij; getrokken = ongecorrigeerd, gestippeld = gecorrigeerd.

Bij veel mensen liggen deze punten echter op afwijkende afstanden.

Liggen beide punten te veraf, dan heet dat hypermetropie (verziendheid). Het vertepunt ligt dan als het ware "voorbij" oneindig, ofwel ver achter de persoon (het is dus een virtueel vertepunt geworden). Zonder bril zal het oog van een verziend persoon voortdurend accommoderen om de oogfout op te heffen, waardoor men klachten kan krijgen als hoofdpijn, vermoeide ogen en concentratieproblemen. De hypermetropie wordt gecorrigeerd met een positieve bril, die het nabijheidpunt op ca. 30 cm. legt en het vertepunt op oneindig. Hierdoor kan de drager in de verte scherp zien zonder zich te moeten inspannen om de ooglens voortdurend te accommoderen; de klachten verdwijnen.

Liggen beide punten te dichtbij, dan spreekt men van myopie (bijziendheid). Het nabijheidspunt ligt dan veel dichterbij dan 30 cm, en het vertepunt ligt ver vóór oneindig. Men kan dus veel te dichtbij al scherp zien, en in de verte ziet men onscherp. Dit wordt gecorrigeerd met een negatieve bril, die het vertepunt weer op oneindig legt en het nabijheidspunt op ca. 30 cm.

Behalve van het oog zelf hangt de benodigde sterkte van een glas ook af van de afstand tussen het oog en de lens, de zogenaamde hoornvliesafstand. Deze afstand is doorgaans 12 à 14 millimeter en wordt bepaald door het montuur. Hoe groter de afstand tot het oog, hoe sterker een negatieve lens moet zijn en hoe zwakker een positieve lens moet zijn. Met een speciale calculator kan dit nauwkeurig worden berekend.

Leesbril

Rond het 40e levensjaar zal het oog langzaam accommodatievermogen verliezen doordat de ooglens minder flexibel wordt en hierdoor niet bol genoeg meer kan worden om voorwerpen die zich dichtbij bevinden scherp te zien. Dit heet presbyopie (oudziendheid) . Het is een normale aandoening, die leeftijdgebonden is en dus iedereen zal treffen. Een leesbril vangt het tekort aan accommodatie op, waardoor dichtbij weer scherp gezien kan worden. Wanneer iemand daarnaast ook al bijziend of verziend is, wordt de voor presbyopie benodige correctie opgeteld bij de reeds bestaande myopie- of hypermetropiecorrectie (zie voor het optellen van lenssterktes de uitleg in Lens (optica), paragraaf Lenssterkte). De extra sterkte t.b.v. de presbyopiecorrectie wordt leesadditie of kortweg additie genoemd.

Het kan dus voorkomen dat een leesbril negatief is. Dat zal het geval zijn wanneer de myopiecorrectie sterker is dan de leesadditie. Wel is de leesbril dan altijd minder negatief dan de myopiecorrectie. (Veel van deze mensen hadden in het begin van hun presbyopie, toen ze nog geen leesbril of leesgedeelte hadden, de gewoonte om de (gewone) bril afzetten bij het lezen: op korte afstanden werd de presbyopie min of meer gecompenseerd door de myopie.)

Cilinder

Vaak is de breking van het oog (hoornvlies en lens tezamen) niet in alle richtingen even sterk. Dit heet astigmatisme. Het glas van de bril moet dan in de ene richting meer corrigeren dan in de andere; in de praktijk wordt er dan gezegd dat er een cilindervorm in wordt geslepen. In het brilrecept wordt aangegeven hoe sterk de cilinder moet zijn en in welke richting de cilinderas moet wijzen.

Oog aandoeningen

Aandoeningen in het oog kunnen in alle onderdelen van het oog voorkomen.

Zie oogartsen.nl.