Rob's web

Gestabiliseerde voeding

Schakeling 1 is opgebouwd volgens het algemene recept. De emitterspanning van T1 wordt door de zenerdiode OAZ202 op een potentiaal van +5,6 V gehouden. Door middel van de weerstand R2 wordt het arbeidspunt van de zever zo ingesteld dat de veranderingen van de zenerspanning, tengevolge van veranderende zenerstromen, verwaarloosd zijn. Het verschil tussen de aan R5 afgenomen spanning, die proportioneel is met de uitgangsspanning van de voeding, en de vergelijkingsspanning, vormt de basisemitterspanning van T1. Wordt de uitgangsspanning kleiner dan de gewenste, ingestelde waarde dan daalt eveneens de basisspanning van T1 en de kollektorstroom wordt geringer. Hierdoor stijgt de kollektorspanning van Tl en dus ook het basispotentiaal van T2. Doordat T2 en T3 gezamenlijk als emittervolger werken, neemt ook de emitterspanning van T3 toe waardoor de uitgangsspanning weer toeneemt. De vermogensdissipatie in T3 bedraagt 2 Watt en kan, bij een ingangswisselspanning van 20 V, tot 3,4 Watt toenemen. De transistor moet dan ook op een koelplaat worden gemonteerd.

Fig 1
Fig. 1. Schakeling 1

Schakeling 2 onderscheidt zich daarin van de eerst gegeven oplossing, dat in plaats van T1 een differentiaalversterker met de transistoren T1 en T1' gebruikt wordt; men verkrijgt hierdoor een gevoeligere foutspanningsversterker. Veranderingen van de uitgangsspanning hebben praktisch geen enkele invloed op de zenerstroom. Verder is de invloed van de temperatuur op de basis-emitterspanning van T1 bijna volledig geëlimineerd.

Fig 2
Fig. 2. Schakeling 2

Philips informatie