Rob's web

Motorontsteking

Bijgaand schema geeft een transistorontsteking die geschikt is voor motoren met 6 V akkuvoeding, waarbij de minpool aan massa ligt.

CB stelt de onderbreker voor. De kondensator hierover moet voor de nieuwe ontsteking worden verwijderd.

Fig 1
Figuur 1.

De ontsteking kan in twee uitvoeringen worden gebouwd. Als de akku niet meer dan ca. 2 A kontinu kan leveren (voor de ontsteking) moet een 12 V (auto) bobine voor L1 / L2 worden genomen. In dat geval wordt R3 10 à 12 Ω/10 W. De ontsteking is in dat geval bruikbaar tot ca. 20.000 t.p.m. Kan de motorakku 4 A leveren (voor de ontsteking) dan mag voor bobine L1 / L2 een 6 V (auto) tipe worden genomen (maksimaal ca. 26.000 t.p.m.). R3 wordt dan 6,8 à 8,2 Ω/10 W. De beschikbare hoogspanningsenergie is dan vrijwel het dubbele ten opzichte van de 12 V-bobine. Voor T1 kan een BD 140 (met een ekstern koelplaatje van ca. 4 cm2 ) worden toegepast. T2 mag een BU 111, BUY 74 (siemens) of BDY 98 (philips) zijn. In het eerste geval moeten de zeners Dz een totale zenerspanning hebben tussen 200 V en 280 V. Voor de BUY 74 en BDY 98 wordt de totale zenerspanning 200 V à 230 V.

Fig. 2 geeft de print van de universele ontsteking, die reeds gepubliceerd werd in de Halfgeleidergids '74. Hierop kan ook de motorontsteking worden gemonteerd. T2 moet worden voorzien van een koelvinger. Voor Dz is een ruimte van maksimaal 6 dioden opengelaten. Niet gebruikte zeneraansluitingen worden galvanisch doorverbonden. Verder heeft de print nog een doorverbinding, namelijk naast R2. Bij de aansluitklemmen kan het beste origineel kontaktmateriaal worden toegepast.

Fig 2
Figuur 2.

D1 ... D4 = 4 x 1N4148
RL1 ≥ 2,4 Ω: R3 = 12 Ω/10W
RL1 < 2,4 Ω: R3 = 8,2 Ω/10 W
Dz=400mW

Om de print te beschermen tegen vocht en smeer is het gewenst deze in te bouwen of te overgieten met een dun laagje giethars (na de test!).