Rob's web

Omega-antenne

Aktieve raamantenne

Voor mensen die zich toeleggen op het ontvangen van kortegolfstations, de zogenaamde DX-ers, is het vaak moeilijk een geschikte antenne te vinden. De antenne die ze eigenlijk zouden willen hebben is te duur of mag van de gemeente niet geplaatst worden en met een kleine antenne, waar zelfs hun portemonnee geen bezwaar tegen maakt, valt de ontvangst tegen. Bovendien zijn er weinig antenne-typen die ontvangst over het gehele kortegolfbereik mogelijk maken.

Bij Elektuur is daarom eens hard gestudeerd op de problemen van de luisteramateur. Het resultaat is een praktisch overal plaatsbare antenne, een aktieve antenne, die in het bereik 1,8 MHz tot 30 MHz kan konkurreren met veel grotere en duurdere soortgenoten.

De rechtgeaarde DX-er heeft het niet gemakkelijk in deze maatschappij van centrale antenne-systemen en gemeenteverordeningen. Kortegolfantennes worden al snel door buurt of gemeente (soms niet onterecht) - landschapontsierend genoemd, vooral wanneer het om antennes gaat die op een hoge mast zijn geplaatst. Vaak valt een luisterantenne overigens helemaal niet op in het landschap, bijvoorbeeld wanneer het prikkeldraad van een of andere omheining als antenne gebruikt wordt. Maar er zijn vele typen antennes en er is er meestal wel een te vinden die zonder bezwaar binnen of buitenshuis kan worden opgesteld. Daarbij zijn de ontvangkwaliteiten dan natuurlijk wel erg afhankelijk van lokale omstandigheden die niets van doen hebben met de lokale ontvangkondities. Flatbewoners zijn wat dat betreft eigenlijk altijd in het nadeel want die hebben slechts een zeer beperkte ruimte ter beschikking. Bovendien dringen elektromagnetische golven niet zo ver in gebouwen door, zodat eigenlijk alleen een antenne die aan het raamkozijn bevestigd wordt in flatgebouwen toepasbaar is. Voor een dergelijke bevestiging leent zich de sprietantenne of staafantenne. Het nadeel daarvan is dat ze slechts weinig signaal afgeeft. Nu is dat natuurlijk weer gemakkelijk op te lossen door een antenne-versterker tussen antenne en ontvanger te plaatsen, maar zo'n versterker heeft een eigen ruisbijdrage die de uiteindelijke signaal/ruisverhouding verslechtert. Verder is de sprietantenne rondom-gevoelig voor het elektrisch veld. Daardoor worden er allerlei storingen opgepikt en kunnen storende stations niet worden "weggedraaid". Evenmin kan de antenne op een zwak station gericht worden. De staaf kan wel in verschillende lengten worden gekonstrueerd. Als kwartlambda-antenne, als halve dipool dus, krijgt de antenne vooral voor de lagere frekwenties behoorlijke afmetingen en daarnaast is de antenne dan van een afgestemd type waardoor de bandbreedte vrij klein is. Een dergelijke antenne voldoet beter naarmate de aarde eronder beter geleidt. De aarde doet dan namelijk dienst als andere helft van de dipool.

Wanneer de DX-er over een eigen tuintje beschikt is het dan ook zijn gewoonte de elektrische kwaliteit van de aarde onder de antenne te verbeteren. Er worden dan sleuven gegraven, stervormig vanuit het punt waar de antenne staat, daar moet dan weer koperdraad in op een houtskoolbed en als dat karwei geklaard is, moet er nog voor gezorgd worden dan de grond onder de antenne voortdurend vochtig is. Kortom geen pretje.

Bij een dergelijke antenne hoeft overigens geen versterker te worden gebruikt.

De flatbewoner zal hoogstens dromen van zo'n installatie en genoegen nemen met een heel korte sprietantenne. De lengte van de sprietantenne is dan vele malen kleiner dan de kleinste te ontvangen golflengte en de antenne is breedbandig. Nu is wel degelijk een versterker nodig en dan kan het best een probleem zijn om een goede aanpassing tussen antenne en versterker en tussen versterker en ontvanger te bewerkstelligen. Bovendien worden in een flatgebouw talloze elektrische apparaten gebruikt die de ontvangst sterk verstoren.

Voor tuinbezitters bestaat er nog een andere mogelijkheid. Een breedbandantenne waarbij geen versterker nodig is, is de langdraadantenne. De antenne moet een aantal maal zo lang zijn als de grootste te ontvangen golflengte en boven het aardoppervlak worden gespannen.

Natuurlijk zijn er nog vele andere soorten KG-antennes maar allemaal hebben ze een of meer van de voornoemde nadelen. Bovendien werken ze allemaal op de elektrische komponent van het elektromagnetisch veld. Storingen van huishoudelijke apparatuur komen vooral tot uiting in deze elektrische komponent.

In gebouwen zijn ook meestal flinke kortsluitingen aanwezig voor dit elektrisch veld, denk aan de elektrische installatie.

Een antenne die op de magnetische komponent van het veld reageert heeft dus altijd al minstens een voordeel ten opzichte van de hier genoemde typen antennes. Er is wel een antenne die op het magneetveld reageert, de zogenaamde magnetische loop-antenne (spreek uit: loepantenne), maar die wordt toch nauwelijks gebruikt. Een wel ingeburgerde toepassing is de ferrietantenne in draagbare radio's voor middengolfontvangst. Ook worden ze wel gebruikt als peilantenne voor navigatie- of militaire doeleinden.

Kleine loop-antennes

De magnetische loop-antennes zijn klein ten opzichte van de golflengte zodat de signaal-opbrengst gering is. Toch hebben deze antennes aantrekkelijke eigenschappen. Om te beginnen hebben ze een achtvormig richtdiagram. In figuur 1 is dat richtdiagram in het platte vlak getekend. Te zien is dat er zeer scherpe nulpunten optreden; uit bepaalde richtingen is de ontvangst nul komma nul. Daardoor is het mogelijk met de magnetische loopantenne bepaalde sterk storende stations uit het signaal weg te werken, gewoon door de antenne met een ongevoelige kant in de richting van die stations te draaien.

Fig 1
Figuur 1. Het richtdiagram van de kleine magnetische loop-antenne getekend in het platte vlak. Driedimensionaal zou het diagram de vorm van een autoband hebben, zij het dat het gat in de band dan slechts zeer klein is.

De afmetingen van de antenne zijn bijzonder milieuvriendelijk, de antenne is dus gemakkelijk draaibaar en er zullen geen instanties zijn die bezwaar maken tegen plaatsing.

De magnetische loopantenne werkt zoals de naam al aanduidt op de magnetische komponent van het elektromagnetisch veld. Deze komponent dringt dieper in gebouwen door en komt doorgaans minder verstoord bij de antenne aan. Vooral in flatgebouwen zal de ontvangst dus beter zijn.

Een nadeel is dat met de tot nu toe gebruikte loops geen bruikbare resultaten te behalen zijn boven de 7 MHz. De antenne die door Elektuur als uitgangspunt werd genomen voor het realiseren van een nieuwe antenne is de magnetische loop-antenne. De voordelen zijn dermate aantrekkelijk dat het verwonderlijk is, dat dit antenne-type zich nooit in een warmere belangstelling van de luisteramateur heeft mogen verheugen. De nadelen (de geringe signaalopbrengst en de te kleine bandbreedte) leken toch niet zo ernstig, dat er geen oplossing voor mogelijk zou zijn. We hebben daarom de loop-antenne eens aan een grondig onderzoek onderworpen.

De antenne wordt in het magnetisch veld geplaatst. Het magnetisch veld is ten opzichte van het elektrisch veld 90° verdraaid. In figuur 2 is getracht dit te illustreren.

Fig 2
Figuur 2. Een elektromagnetische golf bestaat uit twee komponenten. Een elektrisch veld en een magnetisch veld. Deze zijn ten opzichte van elkaar 90° verdraaid.

De antenne wordt dus vertikaal opgesteld zodat ze als een winding loodrecht op het magnetisch veld staat. In de winding wordt een spanning geinduceerd ten gevolge waarvan een stroom door de antenne en de ontvanger gaat lopen. De stroom door de antenne veroorzaakt zelf uiteraard ook weer een magnetisch veld rond de winding, zodat de antenne behalve als ontvangst- ook weer als zendantenne fungeert. Er wordt dus weer een deel van de ontvangen energie uitgestraald. Je zou kunnen zeggen: een deel van de ontvangen energie wordt gedissipeerd in een denkbeeldige weerstand. Deze weerstand, stralingsweerstand genoemd, verschilt per antenne.

Wanneer we voor een loop-antenne van bijvoorbeeld 40 cm doorsnee de waarde van de stralingsweerstand berekenen, blijkt deze zelfs bij 30 MHz nog geen tiende van een ohm te bedragen, zodat de stralingsweerstand van de loopantenne wel verwaarloosd kan worden. De antenne kent nog twee soorten weerstanden, te weten de belastingsweerstand en de materiaalweerstand. Deze laatste kan in serie worden gedacht met de stralingsweerstand. Omdat de weerstand van een rondgebogen geleider van 2πr × 40 cm nauwelijks het vermelden waard is, komen we dan tot het in figuur 3 getoonde vervangsschema.

Fig 3
Figuur 3. Het vervangingsschema van de magnetische kleine loop-antenne look wel raam-antenne), wanneer de stralings- en de materiaalweerstand verwaarloosd worden.

De spanningsbron stelt de in de antenne geinduceerde spanning voor, L staat voor de zelfinduktie van de antenne en RB voor de belastingsweerstand.

Nu kan door een vrij komplexe wiskundige berekening worden vastgesteld dat de stroom door de antenne groter is naarmate de zelfinduktie van de antenne kleiner is. Tevens is de stroom groter naarmate de omvatte flux groter is. We kunnen dus met een gerust hart vaststellen dat de antenne met de grootst mogelijke verhouding Φ/L de meest ideale is. Na die konklusie was het natuurlijk niet zo moeilijk meer om de vorm van de antenne vast te stellen. Omdat dit empirisch moest gebeuren, waren toch vooraf nog enige overwegingen op hun plaats.

Het zijn tamelijk hoge frekwenties waar we mee te maken hebben dus zal er in enige mate het "skin"-effekt optreden. (Dit wil zeggen dat de stroom hoofdzakelijk aan de buitenkant van de geleider zal vloeien).

Een massieve staaf koper zal dus weinig ander effekt hebben dan een holle waterleidingbuis. Verder zal juist door het feit dat de stroom hoofdzakelijk door de buitenkant van de geleider loopt, het weinig uitmaken of de geleider nou echt een buisvorm heeft, of dat die buis opengevouwen is, zodat een dunne platte geleider ontstaat.

Enige metingen toonden aan dat deze redenering juist was. Er waren nauwelijks verschillen in zelfinduktie tussen koperfolie enerzijds en een holle buis of een massieve staaf anderzijds.

Het lag dus voor de hand bij onze verdere metingen koperfolie toe te passen, omdat dunne folie nu eenmaal gemakkelijker in verschillende vormen te brengen is dan een dikke geleider. In tabel 1 zijn de resultaten van een onderzoek bij verschillende vormen op een rijtje gezet. Te zien is hoe een brede loop-antenne (14) betere resultaten kan geven dan een groter exemplaar met een kleinere breedte (10). Als kriterium hebben we de verhouding tussen het oppervlak van de antennewinding en de zelfinduktie genomen.

Tabel 1. De meetresultaten van een vergelijkend onderzoek tussen verschillende antennevormen.
Antenne nummerVormMateriaalOmtrek (m)Breedte (cm)Oppervlakte (m2)Zelfinduktie (µH)Opp/Zelfind (m2/H)
1Fig aKoperfolie2,530,4972,0752,397 × 105
2Fig bKoperfolie2,530,44991,9612,294 × 105
3Fig cKoperfolie2,530,391,8792,076 × 105
4Fig dKoperfolie2,530,391,8512,107 × 105
5Fig eKoperfolie2,530,301,681,786 × 105
6Fig fKoperfolie2,530,301,6431,826 × 105
7Fig aMessingfolie2,530,4971,9722,52 × 105
8Fig aKoperfolie2,0430,3311,5952,076 × 105
9Fig aKoperfolie3,0630,7452,6152,849 × 105
10Fig aKoperfolie3,7531,1193,21913,4 × 105
11Fig aKoperfolie2,560,4971,6652,985 × 105
12Fig ageperforeerd Koperfolie2,530,4972,0212,459 × 105
13Fig aKoperfolie2,51,50,4972,2912,169 × 105
14Fig aKoperfolie2,5120,4971,3383,714 × 105
15Fig aKoperfolie2,52,250,4972,0792,39 × 105
16Fig aKoperfolie2,590,4971,4703,38 × 105
17Fig aKoperfolie2,54,50,4971,8272,72 × 105
18Fig aMessingfolie0,75400,04480,18252,45 × 105
19Fig aMessingfolie0,41200,013370,7480,178 × 105
20Fig gMessingfolie≈ 2,530,44991,9182,345 × 105
21Fig aKoax-kabel2,5- 0,4971,7052,194 × 105
22Fig awaterleidingpijp2,51,60,4972,1152,349 × 105
23Fig aaluminiumprofiel23,90,3181,4582,183 × 105
24Fig ael. installatiedraad2,50,10,4973,181,562 × 105
25Fig ael. installatiedraad zes leidingen parallel2,56 × 0,10,4971,5693,167 × 105

Verder valt er nog iets op in de tabel. Namelijk, dat zes parellel geschakelde windingen (25) ook een zeer geringe zelfinduktie opleveren. Dit is als volgt te verklaren.

Wanneer twee spoelen parallel geschakeld worden, zal de waarde van de zelfinduktie gehalveerd worden. Maar dat geschiedt alleen wanneer de spoelen elkaar onderling niet beïnvloeden, dus niet wederzijds induktiespanningen opwekken; niet gekoppeld zijn. Bij de brede folie zijn eigenlijk ook een aantal spoelen parallel geschakeld maar die beinvloeden elkaar wel. Die onderlinge beinvloeding wordt slechts ten dele gehinderd bij folie vandaar dat we weliswaar lage zelfindukties vinden, maar toch ook weer minder lage dan wanneer we, zoals in het laatste in de tabel genoemde geval, zes draden (windingen) parallel schakelen op een wat grotere afstand van elkaar. (Gebleken is dat de afstand tussen de windingen het beste ongeveer een tiende van de doorsnede van de windingen kan bedragen). Toch heeft de toepassing van koperfolie in plaats van draad de voorkeur, omdat de door de antenne ingenomen ruimte dan kleiner is en de konstruktie gemakkelijker.

Voor de magnetische loop-antenne kunnen we twee typen onderscheiden: een resonant type en een niet resonant-type. Hieronder wordt verstaan dat de antenne al dan niet afgestemd is.

Het resonante type van de loop-antenne heeft als vervangingsschema figuur 4. Doordat parallel aan de belasting nu een kondensator is geplaatst, "ziet" de spanningsbron een zeer kleine belasting namelijk vrijwel uitsluitend de weerstand RA (de stralingsweerstand), die al ter sprake is gekomen. Het voordeel van dit antenne-type is dat een zo groot mogelijk vermogen aan de ontvanger wordt afgegeven; de helft van het ontvangen vermogen. De andere helft van dat vermogen wordt weer uitgestraald.

Fig 4
Figuur 4. Het vervangingsschema van de resonante loop-antenne. In dit geval is de enige belasting van de spanningsbron vrijwel gelijk aan de stralingsweerstand RA.

Er zijn echter ook nadelen aan dit type verbonden. De antenne is smalbandig en moet dus afgestemd worden. Wanneer de antenne op zolder of op het dak is geplaatst moet dat met afstandsbediening geschieden en dat is niet bepaald gemakkelijk. Ten tweede is de stroom door de antenne 90° uit fase met de flux dus met Φ uit figuur 2.

Een voordeel is nog dat de zend- en ontvangeigenschappen van de antenne gelijk zijn, zodat een gemakkelijk verplaatsbare zend-/ontvangantenne ontstaat met de richteigenschappen van een dipoolantenne.

De kleine loop-antenne is niet resonant. Hierdoor zijn de zend- en ontvangeigenschappen verschillend. Omdat we echter zoeken naar een goede antenne voor de luisteramateur is dit aspect niet zo belangrijk.

De Ω-antenne

Iedere geleider heeft per eenheid van lengte een zekere zelfinduktie en een zekere kapaciteit ten opzichte van zichzelf en zijn omgeving. Meestal verwaarlozen we de kapaciteit, maar omdat bij de loop-antenne de breedte gelijk is aan de lengte, zullen we er waarschijnlijk rekening mee moeten houden. We zullen het vervangingsschema van de loop-antenne eens bekijken. Omdat de induktie per eenheid van lengte kan worden vastgesteld, kunnen we veronderstellen dat het vervangingsschema eruit ziet zoals figuur 5. Het blijkt nu dat de belastingsweerstand RB het beste zo klein mogelijk kan worden gekozen, omdat ieder stukje van de antenne natuurlijk het liefst met zijn eigen karakteristieke impedantie wordt afgesloten. In feite zou dus de loop het beste kunnen worden kortgesloten. Kiezen we RB zo klein mogelijk, dan is de figuur vrijwel symmetrisch. De wet van Kirchoff kan worden toegepast (de som van alle stromen naar en vanuit een punt is nul). De som van de stromen in het punt A is dus nul, met andere woorden: de kapaciteiten hebben (bij een zeer kleine RB) geen invloed. We hebben dus uitsluitend te maken met de kapaciteit die ongetwijfeld zal optreden bij de aansluitpunten van RB. Wordt van folie gebruik gemaakt dan kunnen de bij elkaar komende uiteinden van de loop het beste puntvormig worden afgeknipt, zodat er niet twee brede vlakken tegenover elkaar komen te liggen maar slechts twee punten (zie figuur 6).

Fig 5
Figuur 5. Wanneer de loop wordt ontleed in kleine stukjes, ziet het vervangingsschema er zo uit. Daar de som van de stromen bij punt A nul is (Kirchhoff) kunnen de kapaciteiten buiten beschouwing worden gelaten.

Fig 6
Figuur 6. Worden de uiteinden van de hoepel puntvormig gemaakt, dan zal de parasitaire kapaciteit vrij klein zijn bij de aansluitpennen.

Willen we de optimale vorm van de loop-antenne kiezen, dan zal de loop zeer klein moeten zijn ten opzichte van de kleinste te ontvangen golflengte om een zo homogeen mogelijk veld binnen de antenne te verkrijgen. Bij een loop van 1/10 lambda diameter is het veld mooi homogeen maar dan is de signaalopbrengst nogal gering. Het beste kan dan ook van een versterker gebruik worden gemaakt. De versterker moet dan wel ruisarm zijn, een zeer lage ingangsimpedantie hebben en zo goed mogelijk aangepast zijn op de eerste ontvangertrap.

Eventueel kan men genoegen nemen met een minder homogeen veld binnen de loop en de doorsnede vergroten tot een ¼ van de kleinste golflengte, tot 2,50 m dus voor gebruik tot 30 MHz. Een dergelijke antenne zal ook gedeeltelijk op het elektrisch veld reageren, maar in ieder geval genoeg signaal afgeven om direkt via een 50 à 75 Ω-kabel op de ontvanger te kunnen worden aangesloten.

De aktieve Ω-antenne

Zo langzamerhand komen we tot de kern van het op deze pagina's gedrukte betoog. Het gaat er immers om een voor luisteramateurs goed bruikbare en gemakkelijk plaatsbare antenne te maken. Gekozen is voor de niet resonante magnetische loop-antenne met versterker. De afmetingen daarvan kunnen klein zijn, hij is gemakkelijk te bouwen en kwa ontvangst hoeft hij voor weinig grotere antennes onder te doen. Het best voldoet de ronde vorm zoals al bij de behandeling van tabel 1 gebleken is. In de materiaalkeuze is men goeddeels vrij, voor een prototype hebben wij gekozen voor geribbeld aluminium strip van drie centimeter breed. De geribbelde zijde werd aan de binnenkant van de hoepel gehouden. Het voordeel van geribbeld aluminium is dat de oppervlakte van de strip groter is dan je aan de hand van de breedte zou verwachten. Deze oppervlakte heeft natuurlijk niets te maken met de omvatte flux maar des te meer met het al eerder vermelde feit dat een bredere loop ook betere resultaten geeft.

De aluminiumstrip wordt hoepelvormig gebogen. De doorsnede van de hoepel moet kleiner zijn dan 1/10 van de kleinste golflengte.

Figuur 7 toont een breedband ruisarme antenne-versterker. Er is gebru ik gemaakt van een ruisarme transistor van het type BFT 66. Om de ruisbijdrage van deze transistor in de schakeling zo gering mogelijk te houden is gekozen voor een geaarde emitter-konfiguratie.

Fig 7
Figuur 7. De breedband antenne-versterker voor de Ω-antenne.

Er zijn een aantal voorwaarden waar de versterker aan dient te voldoen. Een heel bekend probleem bij breedbandversterkers is de gevoeligheid voor plaatselijke (amateur)zenders. Wanneer er twee van dergelijke zenders in de buurt zijn, kunnen door niet lineaire vervorming van de versterker de signalen mengprodukten opleveren die in het afstembereik van de ontvanger liggen. Het resultaat is dat "stations" worden gehoord die niet bestaan en dat zwakke stations die wel bestaan niet gehoord worden. Zoiets kan worden voorkomen met een versterker met een groot dynamisch bereik. Verder moet de bandbreedte van de versterker het hele kortegolfbereik beslaan en natuurlijk moet de eigen ruisbijdrage van de versterker zo klein mogelijk zijn.

De BFT66 heeft bij een instelling van 9 mA de grootst mogelijke intermodulatie-afstand (ca. 60 dB). De weerstanden R1, R2, R3 en diode D1 zorgen voor deze gelijkstroominstelling. Het niet ontkoppelde weerstandje R1 brengt een vorm van tegenkoppeling te weeg waarmee het grootste deel van mogelijke mengprodukten wordt voorkomen. Wordt de antenne-hoepel veel groter gekozen dan 50 cm, dan wordt het aldus bereikte effekt echter voor een deel weer teniet gedaan. Doordat de kollektor en de basis van de transistor induktief zijn afgesloten is de kans op oscillaties groot. Het is dus van belang de komponentenopstelling zo uit te kienen dat de verbindingen tussen de verschillende komponenten zo kort mogelijk zijn. Verder moeten in- en uitgang natuurlijk zover mogelijk uit elkaar worden gehouden.

Een kompromis is er gemaakt bij het ontwerpen van de versterker en dat is dat de antenne niet laag-impedant wordt afgesloten. Het gevolg is dat bij lagere frekwenties de signaal-opbrengst met 6 dB per oktaaf afneemt. Een ramp is dat in geen geval, want omdat de ontvangen ruis bij lagere frekwenties 10 à 20 dB per oktaaf hoger is, wordt het netto resultaat, de signaal/ruisverhouding, bij lagere frekwenties in ieder geval niet slechter. Het dynamisch bereik van de ontvanger hoeft daardoor aan minder strenge eisen te voldoen dan bij toepassing van een aktieve spriet-antenne die immers ook bij lagere frekwenties het totaie signaal + ruis versterkt.

De versterkerprint is zo ontworpen dat met de antenne een eenheid wordt gevormd. De voeding voor de versterker, die op een tweede print wordt ondergebracht, kan via de koax-kabel op de versterker worden aangesloten (zie figuur 8a). Het is raadzaam de antenne op enkele meters afstand van de ontvanger te plaatsen om de kans op oscillaties zo klein mogelijk te maken en zeker moet er voor worden gewaakt dat ontvanger en antenne niet op een zelfde metalen ondergrond worden geplaatst. (Oscillaties kunnen worden herkend aan een onevenredige hoeveelheid ruis die uit de ontvanger komt). In figuur 8b wordt getoond hoe tussen de uitgang van figuur 8a en de ontvanger een zogenaamde "sorta balun" (sort of balun) kan worden geplaatst om oscillaties uit te sluiten.

Fig 8a
Figuur 8a. De voeding voor de versterker. Tevens is er een verzwakker van 20 dB aangebracht die met S1 kan worden ingeschakeld. Bij de open getekende pijl wordt de versterker aangesloten; bij de dicht getekende pijl wordt de ontvanger aangesloten.

Fig 8b
Figuur 8b. Om oscillaties uit te sluiten kan dit schakelingetje tussen de uitgang van figuur 8a en de ontvanger worden gezet. De twee spoeltjes bestaan uit 10 tot 20 windingen gelakt koperdraad van 0,2 mm doorsnede. Zij worden gewikkeld om een ferrietkraal van het type "varkensneus". Op deze wijze wordt voorkomen dat er mantelstromen in de koax-kabel optreden wanneer de ingangsimpedantie van de ontvanger niet zuiver ohms is.

Onderdelenlijst bij de figuren 7 en 8
R110 Ω
R268 Ω
R3560 Ω
R4,R533 Ω (bij 12 V-trafo 120 Ω )
R6,R856 Ω
R76Ω8
R910 kΩ
C1470 n
C2,C3,C4,C5100 n
C6470 µ/16 V
C7,C810 µ/16 V tantaal
C910n
D1LED (rood)
D2 - D51N4148
T1BFT66
IC178L05
Tr1ferrietkern (varkensneus) PHILIPS BESTELNO 4312-020-31521 of SIEMENS B62152-A004-x001
prim. 2 wdg. CuL
sek. 4 wdg. CuL
Tr2ferietkern 8 wdg CuL + 4 wdg. CuL
Tr3trafo sek. 9 V/50 mA of 12 V/50 mA
L1470 µH
S1wisselschakelaar dubbelpolig
S2dubbelpolige aan/uitschakelaar
F1zekering 63 mA
Print 1EPS 80076-1
Print 2EPS 80076-2

Fig 9
Figuur 9. Print layout en komponentenopstelling voor de versterker.

Fig 10
Figuur 10. Printlayout en komponenten opstelling voor de voeding en de versterker van figuur 8.

Ten slotte

Met behulp van de in dit artikel gegeven informatie moet het mogelijk zijn een goede antenne te maken die in vrijwel ieder huis een plaatsje kan vinden. In probleemgevallen kan zelfs gekozen worden voor koper- of aluminiumfolie en kan de antenne plat aan de binnenkant van een kastdeur worden aangebracht. De antenne is dan richtbaar en zal niemand in de weg zitten.

Een ding waar rekening mee moet worden gehouden is dat er zo weinig mogelijk metaalvlakken in de buurt van de antenne aanwezig zijn. Heeft men ramen met metalen sponningen dan is de ruit dus niet de aangewezen plaats om de antenne te bevestigen. In dat geval kan inderdaad de kastdeur uitkomst bieden.

Natuurlijk kan door meerdere loops toe te passen het richteffekt van de antenne worden verhoogd. Te denken valt aan het op een lijn opstellen van twee hoepels (Denk eraan dat de onderlinge afstand minstens 1/10 van de doorsnede van de antennes moet zijn om de koppeling tussen beide gering te houden). Als de KG-ontvanger batterij-gevoed is, zodat men ook te velde kan DX-en (laag stoornivo) dan is het mogelijk de voeding voor de versterker van de ontvanger te betrekken of daarvoor een batterij te gebruiken. De voedingsspanning van de versterker mag namelijk tussen 4 V en 12 V liggen.