Rob's web

"Ontplopper" voor eindversterkers

Fig 1

Het nut van een inschakelvertraging voor eindversterkers behoeft nauwelijks betoog: wie ergert zich niet aan dat irritante plopje dat uit de luidsprekers klinkt wanneer de eindversterker in- of uitgeschakeld wordt? De hier voorgestelde schakeling biedt een in technisch opzicht eenvoudige maar afdoende oplossing: met behulp van een relais zorgt ze er namelijk voor dat de luidsprekers pas worden ingeschakeld wanneer het in-schakelverschijnsel, want dat is het wat het ploppen veroorzaakt, voorbij is. Ook het uitschakelen van een versterker gaat vaak met een ongepaste plop gepaard. De schakeling voorkomt ook dat door de luidsprekers net voor het plopje uit te schakelen. Zoals uit het schema blijkt hebben we de schakeling zo eenvoudig mogelijk gehouden. Niet alleen kan daardoor de schakeling gemakkelijker worden nagebouwd, maar ook de kosten konden op deze manier laag worden gehouden. Een klein nadeel van deze eenvoudige opzet is dat de schakeling alleen maar bij een symmetrisch gevoede eindversterker kan worden gebruikt (±60 V maximaal). Dat is echter niet zo'n probleem, omdat de meeste moderne eindversterkers uit een symmetrische voeding worden gevoed.

De werking van de schakeling is als volgt: Via diode D1 wordt de wisselspanning rechtstreeks van de eindversterkertrafo afgetakt en enkelzijdig gelijkgericht. De uit R1 en R2 bestaande spanningsdeler moet zo worden gedimensioneerd dat de maximale spanning over C1 ongeveer 5 V hoger ligt dan de houdspanning van het relais (Re1). De in het schema opgegeven waarden gelden bij een Ub van 45 V en een relaisspanning van 24 V. Wanneer andere specifikaties gelden, dan moeten de betreffende komponenten natuurlijk dienovereenkomstig worden aangepast. Hierbij is vooral de relaisspanning belangrijk omdat deze spanning minimaal 2 V lager moeten zijn dan Ub. Bovendien moet men er rekening mee houden dat het relais nogal grote stromen moet schakelen; 10 A is geen zeldzaamheid (afhankelijk van de eindversterker)!

Wordt de eindversterker ingeschakeld, dan laadt C1 zich via R1 op tot ongeveer 29 V (in ons voorbeeld). De transistoren T1 en T2 volgen de kondensatorspanning totdat de zenerspanning van D2 is bereikt (Uzener N Urelais + 1,4V). De spanning is nu voldoende om het relais, en daarmee de luidsprekers, in te schakelen. Met de opgegeven waarde van C1 duurt het zo'n 5 sekonden voordat dit daadwerkelijk gebeurt. De eindversterker heeft daarmee dus ruimschoots de gelegenheid om zich te stabiliseren, zodat er geen plop meer hoorbaar is. Wil men de tijdsduur wat korter of langer maken, dan kan dat eenvoudig worden gedaan door de waarde van C1 kleiner respektievelijk groter te maken.

Als de versterker weer wordt uitgeschakeld, gebeurt in principe precies hetzelfde, maar dan in omgekeerde volgorde en een stuk sneller. C1 ontlaadt zich nu via R2, waardoor natuurlijk de spanning daalt. Dit ontladen gaat echter relatief langzaam, terwijl het toch de bedoeling is dat de luidsprekers nog voor het plopje worden uitgeschakeld. De schakeling is daarom zo "ingesteld" dat de spanning over C1 vrij snel beneden de houdspanning van het relais komt waardoor het relais afvalt. De luidsprekers zijn dus al uitgeschakeld nog voordat het plopje hoorbaar zou zijn.

Ter afsluiting kan nog worden opgemerkt dat T2 zelfs bij goede koeling niet meer vermogen mag dissiperen dan 5 W (P = Ire × (+Ub - Ure)).