Rob's web

The preamp 2

In het eerste deel hebben we aandacht besteed aan de algemene opzet en "bijzaken" zoals de voeding en de busprint. In dit deel wordt het pas echt interessant voor de liefhebbers, want we gaan het schema van de MC/MD-trap en de lijnversterker bekijken. En daar zitten verschillende interessante details in.

In het eerste deel bleek al uit het blokschema, dat een groot gedeelte van de komplete schakeling wordt ingenomen door de MC/MD-versterker. Dat ligt ook wel voor de hand als men bedenkt dat dit gedeelte het meeste werk moet verrichten: een grote versterking en bovendien een flinke korrektie (RIAA). Dat gedeelte nemen we nu onder de loep.

Enkele overwegingen

Er zijn heden ten dage twee soorten pick-up-elementen die een uitstekende weergavekwaliteit kunnen leveren: moving coil (MC) en magnetodynamische (MD) elementen. Het grote verschil tussen deze twee is de geleverde uitgangsspanning (dat is belangrijk voor de voorversterker). Een modern MC-element levert bij een snijsnelheid van 5 cm/s een wisselspanning van zo'n 0,1...0,4 mV. Bij een MD-element ligt de uitgangsspanning tussen de 2 en 5 mV. Willen we een RIAAkorrektieversterker maken die voor beide soorten elementen geschikt is, dan hebben we de keus uit verschillende mogelijkheden: een MD-voorversterker met een aparte MC-trap die er voor kan worden geschakeld, of een enkele versterker waarvan de versterkingsfaktor omschakelbaar wordt gemaakt. De laatste oplossing heeft onze voorkeur (om redenen die straks nog zullen worden genoemd), maar dat vergt wel bijzonder veel van de toegepaste ingangstrap. Bij MC-elementen is het namelijk erg moeilijk om een goede signaal/ruis-verhouding te krijgen, door de kombinatie van de lage uitgangsspanning en de geringe bronweerstand van het element. Bij zeer lage bronimpedanties (enkele ohms) gaat de ruis van de ingangstrap sterk overheersen. Met speciale schakeltechnieken en uitgezochte komponenten kan men de ruis tot zeer akseptabele waarden beperken. Dat is dan ook de reden waarom de meeste fabrikanten een speciale MC-trap ontwerpen die dan voor de MD-trap wordt opgenomen. Dat is dus een lineair 10-of 20-maal-versterkertje waaraan heel veel ontwerp- en bouwzorg is besteed.

Bij het opzetten van ons ontwerp kwamen we oorspronkelijk uit op een MD-versterker met een wel zeer ruisarme ingangstrap. Zo ruisarm zelfs, dat na diverse metingen werd besloten dat deze - na enige aanpassingen - ook uitstekend geschikt was voor MC-elementen. We kunnen u nu reeds vertellen dat zowel de geluidskwaliteiten als de signaal/ruisverhouding van dit ontwerp superb zijn.

Bij een korrektieversterker die voor twee soorten elementen geschikt is, moeten de ingangsweerstand en ingangskapaciteit kunnen worden gevarieerd. Een bepaald MC-element "ziet" graag 47 Ω aan de ingang, weer een ander 100 Ω, en een MD-element doet het graag wat hoogohmiger, liefst rond de 47 k. De ingangskapaciteit speelt vooral een rol bij MD-elementen, want daardoor wordt het frekwentieverloop tussen 10 en 20 kHz beïnvloed. We vonden dat zowel voor de ingangsweerstand als de -kapaciteit diverse keuzemogelijkheden aan de ingang aanwezig moesten zijn.

Fig 7
Figuur 7 Dit blokschema verduidelijkt nog eens de tweedelige opzet van de MC/MD-trap.

Voor de RIAA-korrektie hebben we gekozen voor een oplossing die in het verleden al prima resultaten heeft geleverd en die nauwelijks nog voor verbetering vatbaar is: een passieve hoogkorrektie en een aktieve laagkorrektie van de RIAA-kurve. We hebben dit systeem al in twee MD-ontwerpen toegepast, maar hier is het nog eens geperfektioneerd. In figuur 7 is de opzet hiervan blokschematisch weergegeven. Al versterkt het signaal van het element eerst lineair, waarbij de versterking met enkele schakelaars kan worden aangepast aan het soort element en de specifieke uitgangsspanning. Dan volgt een passief filter met een kantelpunt op 2120 Hz. Daarna komt een tweede trap waarbij in de tegenkoppeling de RIAA-korrektie beneden 500 Hz is opgenomen. Deze opzet heeft het voordeel dat eerst het gehele signaal kan worden versterkt, waarna door het hoogfilter een gedeeltelijke korrektie plaatsvindt en tevens de ruis van de eerste versterker wordt verzwakt. In de laatste trap worden de lage frekwenties pas versterkt, waardoor een zeer goed uitstuurgedrag van het geheel ontstaat. De versterkers hoeven bij deze opzet ook minder te versterken, zodat deze optimaal op hun specifieke taak kunnen worden berekend. Nog een opmerking over het kantelpunt van 5 Hz in de tegenkoppeling van A2. Dat hoort niet bij de officiële RIAA-kurve, maar we hebben dit met opzet toegevoegd om straks geen last te krijgen van stommelgeluiden van de platenspeler en subsonische geluiden bij niet-vlakke platen.

Dat waren de belangrijkste overwegingen bij het ontwerpen van het MC/MD-gedeelte.

Het MC/MDgedeelte

In figuur 8 kunt u zien hoe dit alles in de praktijk is uitgevoerd. Het is een flinke lap van een schema geworden. Aan de ingang vinden we verschillende (DIL-)schakelaars (S2) waarmee men naar behoeven de ingangsweerstand (47 k van de ingangstrap, 1 k, 100 Ω, 50 Ω, 20 Ω en kombinaties daarvan) en de ingangskapaciteit (50 p van de ingangstrap, 47 p, 2 x 100 p, 220 p en kombinaties daarvan) kan instellen.

Fig 8
Figuur 8. Het schema van de MC/MD-versterker. In de ingangsschakeling zijn speciale ruisarme dubbeltransistoren toegepast. Aan de RIAA-korrektie is de uiterste zorg besteed door deze in twee delen te splitsen en gedeeltelijk passief uit te voeren.

De ingangskondensatoren (C5, C6 en C7), waarover we volgende keer nog wat interessante dingen zullen vertellen, zijn helaas noodzakelijk omdat anders een geringe gelijkspanning op de ingang staat, wat niet zo prettig zou zijn voor gevoelige MC-elementen. Zoals u ziet in het schema, zijn parallelschakelingen van een polypropyleen- en een polyetheen-type toegepast op alle plaatsen waar kondensatoren in de signaalweg zijn opgenomen. Het signaalgedrag van deze kombinatie is gehoormatig en meet-technisch prima.

Dan volgt de ingangstrap. Deze bestaat uit drie parallel geschakelde dubbeltransistoren van het type MAT-02. Dit zijn extreem ruisarme, bijzonder nauwkeurig gepaarde transistoren met een zeer lage temperatuurdrift (zie ook de belangrijkste specs in tabel 1). Een rond T4 opgebouwde stroombron zorgt voor de gelijk-stroominstelling van de ingangstrap. Hierbij is een LED toegepast als spanningsreferentie.

Tabel 1. MAT-02 Electrical characteristics at VCB = 15V, IC = 10 µA, TA = 25 °C, unless otherwise noted.
 MAT-02A/EMAT-02B/F 
ParameterSymbolConditionsMinTypMaxMinTypMaxUnits
Current GainhFEIC = 1 mA (Note 1)500605-400605- 
IC = 100 µA500590-400590- 
IC = 10 µA400550-300500- 
IC = 1 µA300485-200485-  
Current Gain MatchΔhFE10 µA ≤ IC ≤ 1 mA, (Note 2)-0.52-0.54%
Offset VoltageVOSVCB = 0; 1 µA ≤ IC ≤ 1 mA-1050-80150µV
Average Offset Voltage DriftTCVOS10 µA ≤ IC ≤ 1 mA, 0 ≤ VCB ≤ VMAX, (Note 4)-0.080.3-0.081µV/°C
VOS Trimmed to Zero, (Note 3)-0.030.1-0.030.3
Bulk ResistancerBE1 µA ≤ Ic ≤ 10 mA-0.30.5-0.30.5Ω
Noise Voltage DensityenIC = 1 mA, VCB = 0, f0 = 10 Hz-1.62-1.63nV/√Hz
IC = 1 mA, VCB = 0, f0 = 100 Hz-0.91-0.92
IC = 1 mA, VCB = 0, f0 = 1 kHz-0.851-0.852
IC = 1 mA, VCB = 0, f0 = 10 kHz-0.851-0.852
Collector Saturation VoltageVCE SATIB = 100 µA, IC = 1 mA-0.050.1-0.050.2V
Input Bias CurrentIBIC = 10 µA--25--34nA
Breakdown VoltageBVCEO-40--40--V
Gain-Bandwidth ProductfTIC = 10 mA, VCE = 10 V-200--200-MHz

Notes:

  1. Current gain is measured with Collector-Base Voltage (VCB) swept from 0 to VMAX at the indicated collector currents.
  2. Current Gain Match (ΔhFE) is defined as: ΔhFE = (100 × ΔIB × hFE min) / IC
  3. The initial zero offset voltage is established by adjusting the ratio of IC1 to IC2 at TA = 25 °C. This ratio must be held to 0.003% over the entire temperature range. Measurements are taken at the temperature extremes and 25 °C.

Waarom drie paartjes transistoren parallel? Bij signaalbronnen met een zeer lage uitgangsimpedantie speelt de basisweerstand van de ingangstransistor een zeer grote rol bij de produktie van thermische ruis. Door het parallel schakelen van drie transistoren wordt de thermische ruis verlaagd met een faktor 13. Een andere belangrijke ruisbron, de zogenaamde Schottky-ruis, is sterk afhankelijk van de kollektorstroom van de transistoren in de ingangstrap. In het algemeen kan worden gesteld dat de Schottky-ruis afneemt bij het verhogen van de kollektorstroom (tot een bepaalde waarde). We hebben hier gekozen voor een relatief hoge kollektorstroom van 1 mA per transistor. In principe zou 3 mA per transistor praktisch ideaal zijn (volgens de specs van de fabrikant), maar dat zou ons in moeilijkheden brengen met de aktieve offsetregeling die we zo dadelijk zullen bekijken. 1 mA is een heel goed kompromis en geeft uitstekende signaal/ruis-getallen. De grootte van de ingangskondensator (C5, C6, C7) speelt overigens ook een rol bij het ruisgedrag. Eigenlijk zou deze een waarde van 100...200 µF moeten hebben om een verwaarloosbare ruisbijdrage bij de laagste frekwenties te leveren (hij staat immers in serie met het element). Aangezien we in geen geval elko's in de signaalweg wilden opnemen, is geëxperimenteerd met de grootte van de kondensatorwaarde totdat een vrij ideaal kompromis was gevonden tussen ruisbijdrage en kondensator-afmetingen. Ook dat is ons aardig gelukt. Dat waren zo'n beetje de ruisperikelen rond de ingangstrap. Dit alles is gedaan om de ruis bij het gebruik van MC-elementen minimaal te houden. Zou men de versterker alleen in kombinatie met MD-elementen willen gebruiken, dan is in feite een MAT-02 voldoende. De kollektorstroom kan dan worden teruggebracht door R29 te vergroten (tot bijv. 560 Ω).

De rond T1...T3 opgebouwde verschiltrap maakt deel uit van een verschilversterker, die verder nog bestaat uit IC1. Deze opamp versterkt het verschil-signaal aan de kollektors van de MAT-02's. De OP-27 is ook een vrij bijzondere komponent. We hebben u vorige keer al verteld dat deze professionele opamp uitstekende eigenschappen heeft. Tabel 2 geeft een opsomming hiervan, zodat we die niet apart hoeven te beschrijven. Dit type opamp bleek na veel zoeken een ideale vervanging voor een goede, diskreet opgebouwde opamp. Hij is niet bepaald goedkoop, maar gelukkig heeft u er maar acht nodig voor de hele versterker.

Tabel 2. OP-27 Electrical characteristics at VS = ±15 V, TA = 25°C, unless otherwise noted.
 OP-27A/EOP-27B/FOP-27C/G 
ParameterSymbolConditionsMinTypMaxMinTypMaxMinTypMaxUnits
Input Offset VoltageVOS(Note 1)-1025-2060-30100µV
Long-Term VOS StabilityVOS/Time(Note 2)-0.21.0-0.31.5-0.42.0µV/month
Input Offset CurrentIOS -735-950-1275nA
Input Bias CurrentIB -±10±40-312355-±15±80nA
Input Noise Voltageenp-p0.1 Hz to 10 Hz (Notes 3,5)-0.080.18-0.080.18-0.090.25µVp-p
Input Noise Voltage Densityenf0 = 10Hz (Note 3)-3.55.5-3.55.5-3.88.0nV/√Hz
f0 = 30 Hz (Note 3)-3.14.5-3.14.5-3.35.6
f0 = 1000 Hz (Note 3)-3.03.8-3.03.8-3.24.5
Input Noise Current Densityinf0 = 10Hz (Notes 3,6)-1.74.0-1.74.0-1.7-µA/√Hz
f0 = 30 Hz (Notes 3,6-1.02.3-1.02.3-1.0-
f0 = 1000 Hz (Notes 3,6)-0.40.6-0.40.6-0.40.6
Input Resistance - Differential-ModeRIN(Note 4)1.56-1.25-0.84-
Input Voltage RangeIVR ±11.0±12.3-±11.0±12.3-±11.0±12.3-V/mV
Common-Mode Rejection RatioCMRRVCM = ±11 V114126-106123-100120-dB
Power Supply Rejection RatioPSRRVs = ±4 V to ±18 V-110-110-220µV/V
Large-Signal Voltage GainAVORL ≥ 2 kΩ, VO = ±10 V10001800-10001800-7001500-V/mV
RL ≥ 600 Ω, VO = ±10 V8001500-8001500-6001500-
Output Voltage SwingVORL ≥ 2 kΩ±12.0±13.8-±12.0±13.8-±11.5±13.5-V
RL ≥ 600 Ω±10.0±11.5-±10.0±11.5-±10.0±11.5-
Slew RateSRRL2kΩ (Note 4)1.72.8-1.72.8-1.72.8-V/µs
Gain Bandwidth Prod.GBW(Note 4)5.08.0-5.08.0-5.08.0-MHz
Open-Loop Output ResistanceROVO = 0, IO = 0-70--70--70-Ω

Notes:

  1. Input offset voltage measurements are performed - 0.5 seconds after application of power. A/E grades guaranteed fully warmed-up.
  2. Long-term input offset voltage stability refers to the average trend line of VOS vs. Time over extended periods after the first 30 days of operation. Excluding the initial hour of operation, changes in VOS during the first 30 days are typically 2.5 µV - refer to typical performance curve.
  3. Sample tested.
  4. Guaranteed by design.
  5. See test circuit and frequency response curve for 0.1 Hz to 10 Hz tester.
  6. See test circuit for current noise measurement.

In de tegenkoppeling (R13, R14, R12, R17) ziet u ook de twee schakelaars waarmee men de ingangsgevoeligheid kan instellen op 0,1 mV, 0,2 mV, 2 mV en 4 mV. Op deze wijze kan het dynamische bereik en de signaal/ruis-verhouding van de versterker optimaal worden aangepast aan de uitgangsspanning van het element. Opvallend in de tegenkoppeling is de lage waarde van R12 en vooral R17. Ook dit is gedaan om de ruisbijdrage aan de miningang van de verschiltrap eveneens minimaal te houden. Het verschil tussen de basisweerstanden R5 en R12/R17 heeft tot gevolg dat een tamelijk grote offsetspanning ontstaat. Deze kunnen we missen als kiespijn, vooral in de MC-standen, waarbij de versterking van de eerste trap maar liefst 100 of 200 maal bedraagt. Om dit probleem op te lossen, is een aktieve offsetkorrektie toegevoegd in de vorm van integrator IC3. Het uitgangssignaal van IC1 wordt eerst door een laagdoorlaatfilter gevoerd (kantelpunt 0,3 Hz) en wordt daarna geïntegreerd door een LF411. Via een vrij grote weerstand (R15 of R16, afhankelijk van de stand van S1b) wordt het gelijkspanningsnivo op de miningangen van T1...T3 zodanig geregeld door IC3 dat de uitgangsspanning van IC1 praktisch nul volt bedraagt.

Fig 9
Figuur 9. De twee hoofdrolspelers in "the preamp" de MAT-02 dubbeltransistor en de OP-27-opamp.

Aangezien een LF411 maximaal 30 V voedingsspanning mag hebben, is in de positieve voedingslijn een weerstand van 6k8 opgenomen (R35), waardoor de positieve voedingsspanning van de opamp zakt tot +10 V. Dat kunnen we rustig doen, omdat de opamp altijd een negatieve spanning aan zijn uitgang heeft staan bij het regelen van de offset. De uitgangsstroom loopt dus altijd via de negatieve voedingslijn. De stroom die de opamp moet leveren, is vrij groot. Dat komt voornamelijk door de lage waarde van R17. Voor een geringe spanningsverandering over R17 is een vrij grote stroom noodzakelijk. Gemiddeld moet de opamp dan ook zo'n 6...8 mA leveren om de uitgangsspanning op 0 V te kunnen houden. Dit is zowat het maximum dat mogelijk is, anders loopt IC3 vast tegen de voedingsspanning. Hadden we de stroom door de ingangstransistoren groter gekozen, dan zou de korrektiestroom door R17/R12 nog veel groter moeten zijn. Vandaar onze keuze van 1 mA per transistor. Natuurlijk hadden we ook de weerstanden in de tegenkoppeling hoogohmiger kunnen dimensioneren, maar dat zou weer nadelig zijn voor het ruisgedrag van de ingangstrap. Het nu gekozen "kompromis" (als je het zo kunt noemen) geeft in alle opzichten uitstekende resultaten.

Het passieve RIAA gedeelte bestaat uit R18 en C9/C10. Voor C9 en C10 zijn nauwkeurige 1%-polystyreen-kondensatoren genomen, evenals de kondensatoren in het overige gedeelte van de RIAA korrektie. IC2 vormt de tweede versterker-trap. In de tegenkoppeling van de opamp bevindt zich de laagkorrektie van de RIAA kurve. In die tegenkoppeling zijn steeds twee 1%-weerstanden parallel geschakeld. Dat is in principe overbodig, maar we hebben dat hier gedaan, zodat de bouwer de exakte waarden eventueel met andere weerstandswaarden kan samenstellen. Er zijn niet zoveel handelaren die de komplete E96-weerstandenreeks in voorraad hebben.

C12 en C13 beperken de gelijkspanningsversterking van de opamp tot eenmaal. In principe hadden we bij deze trap ook een automatische offsetkorrektie kunnen toevoegen, maar we wilden hier beslist een laag kantelpunt inbouwen om zeer laagfrekwente geluiden van de platenspeler (5 Hz en lager) enigszins tegen te houden. IC2 versterkt nominaal weliswaar slechts vijfmaal, maar door de RIAA-korrektie worden frekwenties beneden 50 Hz 20 dB meer versterkt, dus een faktor tien. Dat betekent dus een versterking beneden 50 Hz van 50 maal. Dat tikt wel aan... (Heeft u er wel eens bij stilgestaan dat de nominale gevoeligheid van de MC-ingang voor frekwenties beneden 50 Hz 10 µV (!) is? Een absoluut rimpelvrije voeding en een goede afscherming zijn dan wel noodzakelijk.)

Voor de zekerheid is aan de uitgang van IC2 nog een kondensator(paar) opgenomen om gelijkspanningen tegen te houden. Echt nodig is dat eigenlijk niet, want de automatische offsetkorrektie blijkt in de praktijk uitstekend te werken en de gelijkspanningsbijdrage van IC2 is nihil (wat wil je met zulke uitstekende opamps?).

Alle trappen van de MC/MDversterker hebben een aparte voedingsontkoppeling: de MAT's, IC1 en IC2. Die ontkoppeling bestaat uit twee elko's van 1000 µF waaraan steeds gewone kondensatoren van 220 n parallel zijn geschakeld voor een beter hoogfrekwentgedrag. Voor elke elko is een kleine serieweerstand van 10 of 22 Ω opgenomen. Op deze wijze is elke trap goed ontkoppeld van de naastliggende trappen. Dat was het MC/MD-gedeelte. Uitgebreid, maar voor het bereiken van de door ons gestelde eisen was dat beslist noodzakelijk.

Fig 10
Figuur 10. De lijnversterker is weliswaar niet zo uitgebreid van opzet als de MC/MD-trap maar hij is minstens zo belangrijk (vooral voor CD-weergave). De geringe versterking is over twee opamps verdeeld, waarbij alle regelaars tussen de opamps zijn opgenomen om beïnvloeding van de in- en uitgangsimpedanties te vermijden.

De lijnversterker

De kwaliteit van de lijnversterker is vooral belangrijk bij de weergave van CD's. Een groot dynamisch bereik, een grote bandbreedte en een geringe vervorming zijn hierbij vereist. Wat de dynamiek betreft, zijn we hier gebonden aan de maximale voedingsspanning van de IC's. Die is hier al zo hoog mogelijk gekozen (+ en -18,5 V). Hierbij is een maximale onvervormde uitgangsspanning van circa 12 V mogelijk. Dat is tien maal zo hoog als de nominale uitgangsspanning van 1,2 V. Dit geeft ons dus een "headroom" van 20 dB. Verder is in verband hiermee de signaal/ruis-verhouding erg belangrijk. Aangezien de opamps ruisarm zijn en slechts weinig hoeven te versterken (vijf maal), zijn hier zeer goede resultaten mogelijk. De eerste voorzichtige metingen gaven een signaal/ruis-verhouding van meer dan 100 dB. Samen met de headroom van 20 dB geeft dat dus een totaal dynamisch bereik van minstens 120 dB (!). De CD die dat haalt, moet nog worden uitgevonden! We keren even terug naar de ingangsschakeling die de vorige maand reeds is beschreven. Alle ingangen bezitten een (geringe) spanningsdeler, die de ingangsspanning praktisch onverzwakt doorlaat. Alleen bij de CD-ingang zit een echte verzwakken die het ingangssignaal tot de helft verlaagt. We hebben dit gedaan omdat het gros van de CD-spelers een vrij hoge uitgangsspanning heeft (vaak 1 V of nog meer). Hoe meer de uitgangsspanning van de speler in de buurt van de nominale ingangsgevoeligheid van de voorversterker ligt, des te geringer is de kans op oversturing bij pieknivo's. Daarom die spanningsdeler. Over het signaal/ruis-nivo hoeft u zich geen zorgen te maken, dat wordt er beslist niet door aangetast (trouwens... wat dacht u van de uitgangsnivoregelaar op de CD-speler, die doet precies hetzelfde).

Nu weer terug naar de opzet van de lijnversterker, waarvan het schema in figuur 10 is afgebeeld. Deze bestaat uit twee trappen, die ook weer zijn opgebouwd met OP-27-opamps. De tweedelige opzet biedt het voordeel van een grotere uit-sturingsmarge. Normaal zal men de volumeregelaar niet geheel "open" hebben staan, en in dat geval kan de eerste opamp meer onvervormd signaal leveren zonder dat de tweede opamp wordt overstuurd, aangezien de volume-en balansregelaars tussen de twee trappen zijn opgenomen. Deze opzet heeft verder nog het voordeel dat de regelaars volkomen geïsoleerd zijn van de in- en uitgangen.

De eerste trap is ingesteld op een versterking van twee maal. Daarop volgt de stereo/monoschakelaar. Ook deze werkt met een relais, zodat de signalen niet over lange printbanen naar de schakelaar hoeven te lopen. De twee weerstanden van 1 k (R50 en R50') zorgen er voor dat de opamps elkaars uitgangen niet kortsluiten in de mono-stand.

Hierna volgen de volumeregelaar (van een heel goede kwaliteit, maar dat komt nog ter sprake bij de bouwbeschrijving) en de balansregelaars. Elk kanaal heeft een eigen mono-potmeter hiervoor, zodat deze tevens kan worden gebruikt voor het instellen van de maximale uitgangsspanning. Een andere reden voor het gebruik van aparte potmeters was het feit dat op de hobby-markt praktisch geen balansregelaars van een goede kwaliteit verkrijgbaar zijn.

De tweede trap is ingesteld op een versterking van drie maal, zodat de lijnversterker bij een nominale ingangsspanning van 200 mV een uitgangsspanning van 1,2 V levert. Aan de uitgang bevindt zich weer een kondensatorkombinatie om eventuele gelijkspanningen uit de lijnversterker te blokkeren. In principe zijn deze ook niet nodig, daar de opamps IC4 en IC5 geen offsetproblemen geven. Maar het kan wel eens voorkomen dat een van de aangesloten signaalbronnen een gelijkspanningskomponent levert, en dat wordt dan fijn mee-versterkt.

Aan de uitgang bevindt zich nog een relais dat de uitgang na het inschakelen pas na enige sekonden vrij geeft en bij het uitschakelen onmiddellijk afschakelt. Ook bij het omschakelen van de ingangen wordt de uitgang even afgeschakeld om schakelklikken te vermijden.

Ook hier heeft weer een flinke voedingsontkoppeling plaats gevonden. Elke opamp krijgt zijn voedingsspanning van de hoofdvoeding via eigen weerstanden van tien Ω en elko's van 1000 µF met parallel daaraan weer C's van 220 n.

In het hele ontwerp zijn de massabanen van de twee kanalen apart uitgevoerd tot aan de dikke massa-hoofdrail op de print. Dit draagt bij tot een goede kanaalscheiding in de versterker.

We hopen dat u met deze schemabeschrijving een indruk heeft gekregen van de kwaliteit die we overal in hebben trachten te verwerken. Tevens hebben we u een idee gegeven van de belangrijkste achtergronden bij het ontwerpen van de schakeling. In het derde en laatste deel kunt u de specifikaties en een bouwbeschrijving verwachten, waarbij tevens ruim aandacht wordt besteed aan de kwaliteit van de komponenten.

Fig 11
Figuur 11. Er zijn talrijke soorten kondensatoren verkrijgbaar, maar slechts enkele soorten zijn echt geschikt voor audiotoepassingen.