Rob's web

Grijskaart

Belichtingsinstellingen

De camera moet uitgaan van een bepaalde waarde. Hij kan immers niet alles inschatten. Het is een apparaat en geen menselijk oog. Er moet een bepaalde standaard zijn. En deze standaard staat bekend als 18% grijs. Het gaat dan niet zozeer om een dekking van 18% grijs maar om de hoeveelheid gereflecteerd licht bij een bepaalde tint grijs (die hoeveelheid gereflecteerd licht is 18% van wat er in eerste instantie op valt.) Even uitgelegd; Wanneer we in belichting over 0% spreken, dan is het puur zwart, er word immers geen licht gereflecteerd. Praten we over 100%, dan hebben we het over wit. Alles daartussen is grijs. Natuurlijk zijn er kleuren maar dat maakt het er niet makkelijker op. Denk dus van zwart naar wit en alles wat daar tussen zit is dus een grijs gebied. Van donkergrijs tot lichtgrijs.

Die 18%-grijs komt natuurlijk niet zomaar uit de lucht vallen. Lang, lang geleden was er een man. We praten wel over na de Slag bij Waterloo, dus zo lang geleden is het ook weer niet. In 1902 werd in Amerika Ansel Adams geboren. Je hebt misschien wel eens van de naam gehoord (zo niet, schaam je). Ansel Adams was een pionier op het gebied van de zwart/wit-fotografie en wist zichzelf dat helemaal meester te maken. Hij ontwikkelde ook een systeem waarin donker en licht in gradaties werden aangeduid. Lichtmeting destijds was meer kunst en vliegwerk dan de wetenschap die het nu is. Maar Ansel Adams maakte daar belangrijke stappen in om zo de weg voor ons te plaveien.

Hij ontwikkelde een zone-systeem waarin de wereld naar donker (zwart) tot licht (wit) werd ingedeeld. Met dit zone-systeem kon hij vooraf bepalen hoe hij zijn foto's moest maken om het maximale contrast te krijgen.

Aan de achterzijde zit een witkaart die gebruikt kan worden om de witbalans in te stellen op digitale camera's en videocamera's.

Witbalans

Bij digitale opnamen moet de witbalans worden ingesteld. Moderne apparatuur kan dit ook automatisch. TL-lampen vragen om een handmatige witbalans, omdat elke tl-lamp een andere kleurtemperatuur kan hebben (discontinu spectrum). Dit is te zien aan de laatste twee cijfers op de lamp.

Als bij het filmen of fotograferen de kleurgevoeligheid niet goed op de kleurtemperatuur van de lichtbron is afgestemd, zal dit tot onnatuurlijke kleuren leiden. Wanneer er sprake is van twee of meer lichtbronnen met een verschillende kleurtemperatuur, bijvoorbeeld daglicht (5500 K - 10.000 K) en kunstlicht (2800 K - 3300 K), zal men een keuze moeten maken voor een van de lichtbronnen. Een compromis kan men sluiten door een kleurtemperatuur tussen beide te kiezen, bijvoorbeeld 4300 K. Voor de beste resultaten zal de kleurtemperatuur van kunstlichtbronnen door middel van correctiefilters op het daglicht afgestemd moeten worden.

Bij gebruik van film zal dit meestal een daglichtfilm zijn en zal met filters andere kleurtemperaturen worden gecorrigeerd.