Rob's web

Elektronenflitser

Flitsbuis

Een elektronenflitser is een fotografische flitser die werkt door een korte ontlading door een speciale, met xenongas gevulde gasontladingslamp, ook wel flitsbuis genoemd.

De elektronische flitsbuis werd in 1931 geïntroduceerd door Harold Eugene Edgerton. De elektronische flits bereikt vrijwel onmiddellijk de volledige helderheid en is van zeer korte duur. Edgerton profiteerde van de korte duur om verschillende iconische foto's te maken, zoals een van een kogel die door een appel barst. Het grote fotobedrijf Kodak aarzelde aanvankelijk om het idee op zich te nemen.

De electronenflitser is pas in de jaren 70 voor amateurfotografen betaalbaar geworden.

Werking

De energie die nodig is voor de flits wordt vooraf opgeslagen in een condensator, de benodigde spanning van enkele honderden volt wordt geleverd door een kleine omvormer die met een oscillator en een kleine transformator werkt, een wisselrichter.

De frequentie is bij veel flitsers hoorbaar als een zwakke, hoge fluittoon. De spanning op de condensator is op zich niet hoog genoeg om de lamp te ontsteken, hierom is een extra elektrode aangebracht waar op het moment dat de flitser af moet gaan een spanningspuls van een paar duizend volt gezet wordt en waardoor de gasontlading start. Eenmaal gestart blijft de stroom lopen en zal de condensator zich vrijwel geheel ontladen. De ontlading en dus de duur van de flits duurt extreem kort, bij een gemiddelde flitser 1/20.000ste seconde of zelfs nog korter.

Aansluiten

Kleinere flitsers hebben een hotshoe die op de camera wordt geschoven. Dit functioneert alleen als de camera een hotshoe heeft. Op camera's die allleen een PC heeft dient een flitskabel gebruikt te worden. Als de flitser hiervoor geen extra aansluiting heeft dient een tussen schoen gebruikt te worden waarop de kabel aangesloten kan worden die met het PC verbonden is.

Staafflitsers dienen altijd met een kabel verbonden te worden. Dit kan met een hotshoe of PC contact zijn.

Inschakelen

U schakelt de flitser in met een schakelaar waarna u een pieptoon kunt horen. Dit is niet altijd het geval. Als de flitser lange tijd niet gebruikt is kan het lang duren voordat het ready lampje gaat branden. Wacht nog even 30 seconden voordat u de flitser gaat gebruiken zodat u zeker weet dat de flitscondensator volledig is opgeladen. U kunt nu een test flits doen.

Op enkele types is het mogelijk de flitser op spaarstand te zetten waarbij de flitser op stand-by komt te staan. Het half indrukken van de ontspanknop schakelt de flitser weer in.

Electronenflitser met vaste flitstijd

De eerste elektronenflitsers gaven een flits van vaste sterkte af net zoals flitslampjes. Het diafragma moet daarop afgestemd worden en de camera moet op 1/60 worden ingesteld. De flitssterkte wordt uitgedrukt in het richtgetal, waarmee afstand en te gebruiken diafragma eenvoudig te bereken zijn.

Achterop de flitser zit een schuifje of schijfje die je insteld op de ISO-waarde van de film. Hiermee kan het diafragma voor een bepaalde afstand worden opgezocht.

Bij moderne flitsers werkt dit nog steeds in de manual modes.

Achterzijde speedlite 177A

Computerflitser

Latere flitsers waren zelf in staat om de belichting te bepalen. Ze bevatten hiervoor een fotocel die het van het onderwerp teruggekaatste licht meet. Als de gewenste belichting bereikt was werd de flitsbuis binnen een fractie van een milliseconde kortgesloten, bij de eerste modellen met een tweede "donkere" flitsbuis, later werd hiervoor een thyristor gebruikt.

Bij nog latere ontwerpen werd de stroom door de flitsbuis zelf onderbroken, zodat de in de condensator opgeslagen energie niet verloren ging. Omdat de condensator niet iedere keer helemaal opnieuw opgeladen hoefde te worden kon hiermee sneller achter elkaar geflitst worden, bovendien spaarde dit batterijen.

Op deze flitsers is een werkgebied in te stellen. Hiertoe moet u op de flitser de ISO waarde van de film instellen.

Op de foto rechts - Een Canon speedlite 177A - hebben we een groene en rode werkgebied. Het gekleurde pijltje boven de diafragma waardes geeft aan met welk diafragma de camera moet werken in automatische mode. De afstand die getoont wordt is de maximale flitsafstand.

De kortst mogelijke flitsduur bepaald de minimale werkafstand. Bij het groen gebied is dat 0,5 m. Het verschil tussen het rode en groene werkgebied wordt bepaald door het diafragma. Kies een werkgebied dat het gebruikte objectief aan kan.

Draaibare flitskop

Indien de flitser een hoog richtgetal heeft is het mogelijk om indirect te flitsen. Hiertoe kan de flitskop omhoog gedraaid worden zodat we via het plafond kunnen flitsen. Controleer wel of die wit is anders krijg je verkleuringen in de foto.

Ook zijn er flitsers die over twee assen gedraaid kunnen worden zodat we ook in portrait indirect kunnen flitsen.

Flitsen we automatisch dan dient rekening gehouden te worden dat de schaal alleen geldt indien we recht vooruit flitsen. Bij bounce is dat een stuk minder door de reflectie verliezen.

Bij TTL flitsers wordt bouncing gecompenseerd door de flitser langer aan te laten. Onderbelichting blijft mogelijk.

Zoomflitsers

Om optimaal van het flitslicht gebruik te kunnen maken wordt er een zoomkop gebruikt waardoor de lichtbundel smaller wordt. Het verschil tussen wide en tele kan per type verschillen. Ook het aantal standen.

De eerste zoomflitsers moeten handmatig ingesteld worden op het juiste brandpunt van het objectief. Bij zoomlenzen op de kortste brandpuntafstand instellen.

Met de komst van de autofocuscamera wordt de zoomfunctie electrisch gedaan. Hiertoe wordt de brandpunt afstand van het objectief aan de flitser doorgegeven. Dit werkt soms tijdens het zoomen. Meestal zal dit tijdens het half indrukken van de ontspanknop gebeuren. Geef de flitser de tijd om dit te doen.

Systeem flitser

Met de komst van elektronica in camera's werd deze steeds vaker gekoppeld met die in de flitser. Hiermee werd het bijvoorbeeld mogelijk de lichtmeting niet via een aparte fotocel uit te voeren, maar "door de lens" in de camera zelf. Ook allerlei statusmeldingen, zoals het al dan niet paraat staan van de flitser kon aan de camera doorgegeven worden. Om dit te bereiken kregen zowel flitser als camera een aantal extra contactpunten in de koppeling tussen flitser en camera. Een nadeel hierbij is dat elke camerafabrikant een eigen systeem ontwikkelde en dat flitsers niet meer tussen merken uitgewisseld kunnen worden.

Kenmerk van systeemflitsers is dat deze voor een bepaalde camera ontworpen zijn. B.v. de speedlite 300TL voor de T90.

De eenvoudigste systeemflitsers kunnen op de camera de diafragmawaarde instellen. Ook een flash-ready signaal kan door gegeven worden.

In de jongste generaties flitser/camerasystemen wordt zelfs een korte flits of serie flitsen voor de eigenlijke opname afgegeven. De camera kan de juiste hoeveelheid af te geven licht berekenen uitgaande van de helderheid van het onderwerp, de (via autofocus) bepaalde afstand en nog meer factoren, en deze gewenste hoeveelheid licht aan de flitser doorgeven. Door een communicatieprotocol dat een serie korte, zwakke flitsjes gebruikt is het zelfs mogelijk meerdere flitsers tegelijk te gebruiken zonder dat ze met kabels aan elkaar of met de camera verbonden zijn.

Camera / flitser combinaties
BodyFlitser
A-1Speedlite 199A
AE-1 programSpeedlite 188A
T50Speedlite 244T
T70Speedlite 277T
T90Speedlite 300TL

Deze flitsers kunnen ook op ander camera's geplaatst worden met eventuele beperkingen. Ook kunnen andere fliters op de camera gebruikt worden.

Hieronder de Speedlite 300TL - een TTL flitser - voor de Canon T90. Een systeemflitser met handzoom en twee rotatie assen.

Speedlite 300TL SPeedlite 300TL

Sommige onafhankelijke flitserfabrikanten hebben als oplossing hiervoor een systeem met onafhankelijke camera-adapters ontwikkeld, die onder de flitser geklikt kunnen worden om hem zo aan een bepaald camerasysteem aan te passen.

Links