Rob's web

Calcium

Home - Wetenschap - Chemie - Elementen - Calcium


Calcium

Afkorting: Ca

Calcium is een zilverwit aardalkalimetaal.

Nucleaire eigenschappen

Atoomnummer: 20

Schil Aantal
electronen
1 2
2 2, 6
3 2, 6
4 2

Isotopen

Atoom-
gewicht
Vervaltijd Verval-
vorm
Vervalproduct
40 Stabiel
41 1,03*105 j Electronen vangst 41K
42 Stabiel
43 Stabiel
44 Stabiel
45 162,61 d β 45Sc
46 Stabiel
47 4,536 d β 47Sc
48 6*1018 j 48Ti

Van calcium zijn meerdere stabiele isotopen bekend, waarvan 40Ca en 44Ca in aanzienlijke hoeveelheden in de natuur voorkomen.

Bepaalde micro-organismen (radiolaria) fractioneren afhankelijk van de temperatuur de twee stabiele isotopen van calcium bij het onttrekken uit het zeewater. In de geochemie wordt de verhouding 44Ca/40Ca in kalkskeletjes uit marien sediment daarom gebruikt om de vroegere temperatuur van zeewater te berekenen. Dit kan echter alleen voor niet te diep begraven sedimenten, omdat diagenetische reacties de verhouding veranderen als het sediment te diep begraven wordt en onder te hoge druk komt te staan.

Fysische eigenschappen

Kookpunt: 1550 K
Smeltpunt: 1112 K
Dichtheid bij 293 K en 1000 hPA: 1550 kg/m3.

Biologische eigenschappen

Zie hier.

Toxicologie en veiligheid

Elementair metallisch Calcium is brandbaar.

Bronnen

Calcium is een lithofiel element, dat in de Aarde vooral in de korst voorkomt, die ongeveer voor 4,15 gewichtsprocent uit calcium bestaat. Door de reactieve eigenschappen komt het niet in ongebonden toestand voor. Bekende mineralen waarin calcium voorkomt zijn calciet (calciumcarbonaat), gips (calciumsulfaat) en fluoriet (calciumfluoride). Meestal wordt calcium geïsoleerd met behulp van elektrolyse van calciumchloride en calciumfluoride.

Opgelost calcium in de oceanen wordt door diverse organismen gebruikt om hun skelet uit op te bouwen in de vorm van de mineralen calciet en aragoniet. Als deze organismen sterven bezinken hun skeletjes naar de bodem om daar sediment te vormen. Door hoge hydrostatische druk is in de bathyale zone (op meer dan 4,5 km diepte) de oplosbaarheid van calciumcarbonaat groter, waardoor het oplost. Calciumrijke sedimenten worden daarom alleen in ondiepere zeeën, zoals op het continentaal plat, gevormd. Als kalksediment lithificeert wordt het kalksteen.

Dieper in de korst kan calcium in diverse metamorfe mineralen voorkomen. Voorbeelden zijn dolomiet, calciet, hornblende, grossulaar (Ca-granaat), plagioklaas en orthopyroxeen. Door metasomatisme en retrograde metamorfose kunnen deze mineralen in bijvoorbeeld talk, epidoot of tremoliet worden omgezet.