Rob's web

Dunne darm

De dunne darm is een onderdeel van het menselijk spijsverteringsstelsel. Ook de meeste (zoog)dieren hebben een dunne darm. De dunne darm bestaat uit drie delen:

  1. twaalfvingerige darm of duodenum (ca. 12 vingers lang 0,25m)
  2. nuchtere darm of jejunum (ca. 2,5m lang);
  3. kronkeldarm of ileum (ca. 3,5m lang);

Twaalfvingerige darm

De twaalfvingerige darm (duodenum) vormt het begin van de dunne darm en sluit via het maagportier (de pylorus) aan op de maag. De rest van de dunne darm wordt gevormd door de nuchtere darm (jejunum) en de kronkeldarm (ileum).

De twaalfvingerige darm is bedekt met eenlagig cilindrisch epitheel met microvilli. Tevens bevat het slijmvormende gobletcellen.

De twaalfvingerige darm dankt zijn naam aan zijn lengte van 20 tot 25 centimeter, een equivalent van 12 duimbreedtes (inches), een in de chirurgie gehanteerde maatstaf.

Functie

Een belangrijke functie van de twaalfvingerige darm is het neutraliseren van de pH. De chymus, de voedselbrij afkomstig uit de maag, is zeer zuur en zou de rest van het maag-darmstelsel kunnen beschadigen. De alvleesklier (pancreas) produceert bicarbonaat, een base die de pH weer omhoog brengt. Daarnaast produceert de pancreas ook nog verteringsenzymen, zoals trypsine, lipase en amylase, die de vertering voortzetten. Ook wordt in de twaalfvingerige darm het gal toegevoegd aan de chymus, afkomstig van de lever en de galblaas. De twaalfvingerige darm is naast pH-neutralisatie dus ook verantwoordelijk voor een deel van de vertering.

Omliggende structuren

Ter hoogte van de duodenale papil (papil van Vater) monden de galwegen (ductus choledochus) en de afvoergang van de alvleesklier (ductus pancreaticus) uit in de darm.

Ter hoogte van de papil van Santorini mondt een tweede afvoergang van de alvleesklier (ductus pancreaticus accessorius) uit in de darm.

De twaalfvingerige darm ligt rond de kop van de alvleesklier gedraaid. Een groot deel van de twaalfvingerige darm ligt secunair retroperitoneaal dat wil zeggen dat het door versmelting van een deel van het buikvlies achter dit buikvlies (= peritoneum) is komen te liggen.

Nuchtere darm

De nuchtere darm of het jejunum is het middelste deel van de dunne darm.

De nuchtere darm dankt zijn naam aan het feit dat wanneer iemand dood is, dit deel van de darm leeg is, 'nuchter' dus.

Het wordt voorafgegaan door de twaalfvingerige darm (het duodenum) en gaat over in de kronkeldarm (het ileum).

In de nuchtere darm en de kronkeldarm vindt het grootste deel van de vertering en opname van voedselbestanddelen plaats. De passage van het voedsel door de nuchtere darm en de kronkeldarm duurt 1 à 2 uren. Het zure, vloeibare voedsel wordt in een alkalische substantie omgezet. Vrijwel alle voedingsstoffen worden hier aan de vloeistof onttrokken, met behulp van enzymen in het darmsap.

Kronkeldarm

De kronkeldarm of het ileum is het derde deel van de dunne darm. Het wordt voorafgegaan door de twaalfvingerige darm (het duodenum) en de nuchtere darm (het jejunum), en gaat via de blinde darm (het caecum) over in de dikke darm.

Net als het duodenum is ook het ileum bedekt met eenlagig cilindrisch epitheel met microvilli. Het bevat tevens slijmbekercellen.

De kronkeldarm wordt zo genoemd omdat de ongeveer 3 meter lange darm gekronkeld in de buikholte ligt.

Peptiden in de darm

Artikel Folia Orthica 2001 Door: Drs S. van As

Het epitheel van de dunne darm heeft verschillende functies. Het heeft tot taak voedsel op te nemen en ongewenste stoffen buiten te sluiten. De epitheelcellen worden voortdurend vervangen door cellen die uit de cryptcellen omhoog groeien.

Niets in het lichaam wordt aan het toeval overgelaten. Cellen kunnen alleen hun functie uitoefenen wanneer zich een boodschapper aan de membraan hecht. Ook celgroei is nauwkeurig gereguleerd. Informatie-overdracht vindt plaats door peptiden.

Een peptide is een korte reeks met elkaar verbonden aminozuren die boodschappen van de ene naar de andere cel kunnen overbrengen. Zij bevatten per definitie minder dan 100 aminozuren. Groeifactoren, cytokinen en hormonen, zoals insuline, schildklierhormoon en serotonine zijn peptiden.

Peptiden worden op twee verschillende manieren geproduceerd. Zij kunnen ontstaan uit een precursor, een speciale inactieve stof die tot doel heeft geactiveerd te worden. Veel hormonen worden op die manier gevormd. Ook kunnen zij ontstaan uit celfragmenten, zoals celmembranen, hemoglobine, albumine of cytochromen. Een voorbeeld is hemorfine dat uit hemoglobine gevormd wordt. Deze stof behoort tot de opiaten die in ons lichaam aanwezig zijn.

Endocriene functie van de darm

De cryptcellen in de darm zijn niet alleen voorlopers van het darmepitheel, maar ook van endocriene cellen. De darm heeft net als de pancreas een endocriene functie en produceert allerlei stoffen die de spijsvertering regelen.

Een van de eerste peptiden die werd ontdekt rond 1900 en is een stof die de darm uitscheidt wanneer het in aanraking komt met pancreassap. Deze stof werd secretine genoemd. Later bleek dat de darm nog meer stoffen maakt, zoals cholecystokinine ( CCK). Dit is een belangrijke peptide die aangeeft dat men vol is na een maaltijd en geen eetlust meer heeft.

Peptiden die in de darm gevormd worden, zorgen ervoor dat niet alleen verschillende delen van het spijsverteringskanaal met elkaar kunnen communiceren, maar dat ook op langere afstand boodschappen worden overgedragen. Signalen die van de ene naar de andere cel worden overgebracht, worden ingedeeld in autocrien en paracrien voor plaatselijke overdracht en endocrien voor langere afstanden.

Hersenpeptiden

Neuropeptiden worden gevormd in de hypofyse en hypothalamus. Bepaalde peptiden worden geproduceerd in de amygdala, het centrum van emoties. Wanneer dit centrum experimenteel wordt geprikkeld, kunnen er herinneringen ontstaan die gepaard gaan met gevoelens waardoor de proefpersoon gaat lachen, huilen of boos wordt. De Locus coeruleus is het pleziercentrum. Wanneer men dit centrum prikkelt, hoeft men niet te eten of te slapen en gaat men heel druk plezier maken. Amfetaminen werken op dit centrum in. Peptiden die bij gevoelens horen, komen vrij en reizen door het lichaam, zodat de emoties overal in het lichaam voelbaar zijn.

Het is opmerkelijk dat de neuropeptides niet alleen in de hersenen gemaakt worden, maar ook in de darm. De darm maakt bijvoorbeeld serotonine, melatonine en opiaten. En omgekeerd maken de hersenen typische darmpeptiden: VIP, secretine en CCK. Het heeft dus eigenlijk geen zin om van neuropeptiden te spreken. Wij kunnen ons beperken tot de term peptiden.

Niet alleen de hypofyse maar ook de darmcellen en zelfs de macrofagen produceren het corticotropine-releasing hormoon. Dit hormoon stimuleert plaatselijk de reactie op infecties (21).

Hoe de informatie-uitwisseling precies plaatsvindt, weten wij nog niet. Peptiden kunnen de bloed-hersenbarrière niet passeren. De darm is met de hersenen verbonden door de nervus vagus. Deze bestaat voor 90% uit efferente vezels. Dat wil zeggen dat informatie-overdracht vanuit de darm naar de hersenen toe via zenuwen plaatsvindt. Er gaan weinig prikkels van de hersenen naar de darm. Het is dus niet waarschijnlijk dat de hersenen de darm controleren via zenuwbanen. Contact van de hersenen naar de darm verloopt voornamelijk via de bloedbaan door middel van peptiden, die in de hypofyse en hypothalamus worden geproduceerd.

Ook het immuunsysteem bevat alle bekende peptiden en receptoren. Zo produceren lymfocyten bijvoorbeeld endorfines. Het immuunsysteem draagt door middel van peptiden signalen en emoties door het lichaam en wordt wel de drijvende hypofyse genoemd.

Receptorfunctie

Peptiden kunnen alleen via een toegangscode een boodschap doorgeven. Informatie overdracht vindt plaats via een receptor. Deze zijn vrij specifiek en behoren bij een bepaalde peptide. Soms hebben peptiden zoveel gemeen dat zij dezelfde receptor kunnen gebruiken. Gastrine en CCK zijn hier een voorbeeld van. Door sterke gelijkenis kunnen ook antagonisten passen op een receptor. Bombesine bijvoorbeeld blokkeert CCK.

De receptor is opgebouwd uit drie delen. Het heeft altijd een deel dat naar buiten uitsteekt, een deel dat in de membraan verankerd is en een deel dat binnen de cel uitkomt. Er bestaan echter talloze verschillende receptorstructuren.

Ik zal twee voorbeelden noemen. De epitheel groei factor receptor (EGFr) in de dunne darm kan EGF of TGF binden. Daarna gaan peptide en receptor samen de cel binnen. De peptide wordt er dan afgehaald en de uitwendige receptor wordt weer opnieuw gevormd. Er kan op deze manier geen overstimulatie van de receptor plaatsvinden.

Het andere voorbeeld is de neurotransmitter. Wanneer een peptide zich aan de receptor hecht, wordt er een prikkel doorgegeven en onstaat aan de binnenkant van de celmembraan een prikkel. Hierdoor ontstaat verhoging van calcium en stikstofoxide en wordt een zogenaamde tweede boodschapper geproduceerd die op zijn beurt enzymen stimuleert.

De prikkel die lijdt tot een celdeling gaat natuurlijk veel langzamer dan een impuls via een zenuwbaan.

Aanmaak van receptoren

De activiteit van een peptide wordt bepaald door het aantal beschikbare receptoren. De productie van receptoren wordt nauwkeurig gecontroleerd door de genen. DNA-informatie wordt via mRNA omgezet invorming van receptoren. Dit proces heet transcriptie. Hoe weet het DNA of er meer of minder receptoren nodig zijn? Ook dit wordt geregeld door peptiden.

Pas nadat de cel een prikkel heeft ontvangen, kan er een celdeling plaatsvinden of kan de cel een functie uitvoeren zoals het produceren van slijm of samentrekken.

Daar het slijmvlies van de dunne darm snel groeit en de gemiddelde enterocyt-receptor een levensduur van 24 uur heeft, moeten er veel receptoren gevormd worden. Elke darmcel bevat 3.000 receptoren die niet alleen de spijsvertering regelen, maar ook de groei van het slijmvlies zodat er geen atrofie of hypertrofie van het slijmvlies onstaat.

De dunne darmcel heeft aan twee kanten receptoren en wordt dus door de darminhoud en het onderliggende weefsel (lymfebanen, bloedvaatjes en zenuwenvezels) beïnvloed. De groei en gezondheid van het slijmvlies wordt bepaald door deze factoren.

Communicatie tussen de hersenen en de darm

Gedachten, herinneringen en actuele waarnemingen produceren specifieke peptiden en hebben een direct effect op het lichaam, voornamelijk op de darm.

Dit is geen nieuwe kennis. Wij weten allemaal dat wanneer je aan een examen denkt of aan een gesprek met de baas dat je dat onmiddellijk voelt in de buikstreek. Lichaamsgerichte behandelaars gaan af op deze sensaties. Zij vragen hun cliënten naar lichaamsgevoelens.

Zo kunnen bepaalde gedachten of gevoelens misselijkheid, diaree of remming van speeksel veroorzaken. Pierre Gassendi en John Locke namen dit verschijnsel al 350 jaar geleden waar. In de vorige eeuw bestudeerden onderzoekers mensen met een darm- of maagfistel, een opening in de buikwand waardoor een stukje maag of darm uitstulpt. Zij ontdekten dat deze organen reageerden op emoties. Het maagslijmvlies vertoonde een verminderde functie door angst, depressie en het gevoel dat alles te veel is, terwijl door agressie, rusteloosheid en beschuldigend gedrag een hyperfunctie van de maag onstond.

Boosheid veroorzaakte een hyperfunctie van de dunne darm, terwijl haatdragendheid en schuldgevoel een hyperfunctie van de dikke darm en diarree veroorzaakte.

Peptiden en gedrag

In de literatuur wordt de darm de mini-brain genoemd. De term hypothalamus-hypofyse-bijnier axis geeft aan dat de bijnier direct verband houdt met hersenpeptiden. De bijnier produceert cortisol, geslachtshormonen en hormonen die een belangrijke rol spelen in de afweer tegen infecties.

Peptiden spelen een belangrijke rol in het regelen van ons gedrag. Sommige mensen zijn stress-gevoelig. Zij hebben tijdens examens, lawaai, techno-muziek (6), of parachute springen (8) veel eerder veranderingen van peptidespiegels, dan mensen die niet stress gevoelig zijn. Bij de stress-gevoelige mens veranderen de serum concentraties van ACTH, cortisol, groeihormoon, prolactine en bèta-endorfinen, substantie P, bloeddruk en polssnelheid onder invloed van deze ervaringen. Zij hebben vaker angst voor nieuwe dingen en angst om te falen.

De hypofyse bepaalt de uitscheiding van ACTH, het hormoon dat direct op de bijnier werkt en de cortisolproductie stimuleert. Cortisol is de sleutelpeptide die met stress te maken heeft. Het speelt een belangrijke rol in angst en depressie. Depressieve mensen scheiden meer cortisol uit. Vooral 's morgens en 's avonds wanneer de cortisolspiegels normaal laag zijn. Cortisol wordt uit cholesterol geproduceerd door middel van een aantal transformaties waarbij cytochroom P450 nodig is. Door schade aan enzymen ontstaat er een ophoping van cortisol. Vitamine C speelt in de hypofyse en de bijnier speelt een belangrijke rol (23). Het kan de bijnier beschermen en de cortisolspiegels verlagen.

Emotie en boodschappers

Er zijn teveel peptiden om ze hier allemaal te behandelen. Ik heb er een paar uitgekozen om te bespreken.

VIP

Het vaso-actieve intestinale peptide (VIP) is een peptide dat uit 28 aminozuren bestaat. Het VIP stimuleert de water- en elektrolytenuitscheiding in de darm. Het stimuleert ook de peristaltiek en een toename veroorzaakt diarree. Dit uitdrijvende effect beschermt de darm tegen schadelijke stoffen en infecties. Het VIP stimuleert tevens de IgA-productie in de darmen.

Daarnaast stimuleert dit peptide de ACTH- en cortisolproductie, waardoor een gevoel van angst ontstaat. Het heeft een effect op bloedvaten, erectie, seksuele gevoelens en seksueel gedrag.

Wanneer het VIP in het laterale ventrikel in de hersenen wordt ingespoten, veroorzaakt het geheugenverlies (1) en het gedrag wordt geremd door angst voor nieuwe dingen. Het heeft te maken met een gevoel van eigenwaarde en schaamte en veroorzaakt blozen. Het VIP speelt een rol in het reguleren van slaap.

CCK

Cholecystokinine (CCK) is een peptide dat de galblaas stimuleert om gal af te scheiden, nadat men eiwit en vet gegeten heeft. Trypsine en chymotrypsine stimuleren CCK. Wanneer de pancreas niet goed werkt, wordt er minder van het VIP en CCK gemaakt.

In de hersenen en in het lichaam zijn er CCK-A receptoren aanwezig, die te maken hebben met verzadigingsgevoel en slaperigheid. Proefpersonen werden na een vette maaltijd slaperiger dan na maaltijd met veel koolhydraten. Dit correleerde met een toename van CCK (10). Seksuele activiteit geeft een toename van CCK en daardoor een verminderd hongergevoel in proefdieren. CCK en bombesine geven het gevoel vol te zijn. Neuropeptide Y en galanine geven juist het gevoel hongerig te zijn en zetten aan tot eten. De CCK-concentratie in de hersenen van mensen die aan obsessies lijden, zijn afwijkend (13). Mogelijk kan het beïnvloeden van dit soort peptiden in de toekomst een rol spelen bij de behandeling van mensen met overgewicht.

CCK wordt ook geproduceerd in de hersenen. Het voorkomt geheugenverlies en werkt in dit opzicht tegengesteld aan VIP die dat juist bevordert.

Verhoogd hersen-CCK gaat gepaard met depressie (7) en zelfmoordpogingen. Paniekaanvallen worden opgewekt door CCK in te spuiten en door stimulatie van bepaalde CCK-B receptoren

CCK speelt een belangrijke rol in de IgA-productie van het slijmvlies. Angst en depressie verlagen de afweer van de slijmvliezen mogelijk via CCK. Corticosteroïden geneesmiddelen onderdrukken CCK, waardoor het IgA-gehalte afneemt en bacteriële hechting toeneemt (2).

Serotine

Serotonine, een hydroxytryptamine, is een bekend hersenpeptide. In de hersenen is serotonine een van de vele hormonen die de hypofyse beïnvloeden, in het bijzonder de uitscheiding van prolactine, ACTH en groeihormonen. Door stress wordt de uitscheiding verhoogd.

Serotonine heeft te maken met eten, slapen, seksueel gedrag en dagritme. Een tekort veroorzaakt depressie en verdriet. Obsessief en compulsief gedrag hangt samen met een te veel aan serotonine in de hersenen. Remming van de serotonine-afbraak geeft een verbetering van het gedrag (13). Het serotoninegehalte is afwijkend bij mensen met eetstoornissen.

Serotonine wordt ook in de darm geproduceerd, door enterochromafinecellen die in de hele darm aanwezig zijn. Een dieet heeft invloed op de tryptofaan- en serotonineproductie in hersenen en darmen. Mensen die stress-gevoelig zijn hebben sneller een serotoninetekort. Wanneer zij een dieet volgen met veel koolhydraten en weinig eiwitten, blijven de tryptofaanspiegels hoger en is het gemakkelijker de stress onder controle te houden (3). Ook bij mensen die net opgehouden zijn met roken helpt een koolhydraatrijk dieet (5).

Na tryptofaangebruik verhoogt de serum prolactine- en groeihormoonspiegel.

Comings onderzocht 1440 patiënten met concentratiestoornissen, hyperactief gedrag en het Tourette syndroom. Zij hadden een verminderd serotoninegehalte van de bloedplaatjes (4). In de urine wordt een afbraakproduct van serotonine uitgescheiden, het 5-hydroxyindoleacetyl zuur (5HIAA). Dit is te gebruiken als diagnose.

Melatonine en serotonine zijn verwant, want zij worden beide geproduceerd uit tryptofaan en worden beiden in de darm geproduceerd. In dierexperimenten wordt melatonine gebruikt om colitis ulcerosa te verminderen (16).

Sunstantie P

Sustantie P is een van de meest onderzochte peptiden. Het is een pro-inflammatie peptide en stimuleert T cellen, IgA-synthese, histamineproductie van mestcellen en vorming van IL1,6 en TNFalfa. Verhoging van Substantie P gaat gepaard met toename van angst. Tijdens een stressvolle gebeurtenis zoals een medische ingreep verhoogt Substantie P en deze verandering blijft drie dagen bestaan. (7).

Opiaten

Enkephalinen zijn opiumachtige stoffen die gemaakt worden uit het pre-proenkephaline eiwit. Deze peptiden onderdrukken pijn en verminderen stress. De darm bevat veel opiumreceptoren. Verschillende soorten voedsel bevatten opiaten, zoals sla en kaas. Opiaten remmen diarree.

Tijdens sport en lichamelijke inspanning produceren de hersenen een endogeen opiaat: endorfine, wat een prettig gevoel in het lichaam veroorzaakt. Sommige mensen hebben een gebrek aan endorfinen en zijn depressief en hebben een verlaagde pijngrens.

De natuurlijke opiaten spelen een belangrijke rol vanaf het begin van het leven. Moeders die borstvoeding geven produceren endorfinen. Dit veroorzaakt bij de moeder een prettig gevoel en stimuleert de band tussen moeder en kind. Melk bevat bovendien morfine-achtige substanties die bij de baby een tevreden gevoel veroorzaken (12). Endorfinen maken de melk zoeter. Moeders die methadon gebruikten tijdens de zwangerschap hadden minder zoete melk. Apenmoeders met jongen bij wie experimenteel de opiumreceptoren geremd werden, waren minder beschermend tegenover hun kinderen.

Cytokinen

De slijmvlieslaag van de darm groeit zeer snel en vernieuwt zich elke zes dagen. Speciale peptiden reguleren de groei van het epitheel. Bij te veel groei ontstaat hypertrofie, wat vaak te zien is bij darmziekten. Te weinig groei veroorzaakt atrofie. Dit onstaat al wanneer er 24 uur niet gegeten wordt.

De peptiden die groei reguleren worden aangeduid met de naam cytokinen. Veel factoren bepalen de groei van het weefsel en ook het darmepitheel. De groeifactoren worden beïnvloed door voedselinname. Tijdens vasten neemt het gehalte aan groeifactoren af en daardoor ook de dikte van het epitheel en de kwaliteit van de darmvilli.

Een aantal speciale groeifactoren.

1. Insuline like growth factor I (IGF-I) reguleert de groei van het epitheel van de dunne darm. De lever is de belangrijkste producent van IGF-1. De darm kan dit peptide ook produceren. De darm bezit tevens receptoren voor IGF-1. IGF-1 is terug te vinden in melk.

2. Epitheel groeifactor (EGF) is aanwezig in speeksel en moedermelk, maar niet of nauwelijks in koemelk.

3. TGFb is een peptide die de groei van het epitheel beïnvloedt en een rol speelt bij de immuniteit van de mucosa.

Stoffen als insuline, CCK, bombesine, vitamine D3, stresshormonen en de hypofyse beïnvloeden de groeifactoren.

Groeifactoren en kanker:

Tumorcellen produceren naast groeifactoren bovendien receptoren. Wanner deze elkaar vinden, ontstaat er een prikkel die de cel aanzet tot groeien. Het is daarom moeilijk om een tumor te remmen. De tumorcel heeft immers een groeisignaal ontvangen.

Het proces van tumorcellen die zelf receptoren gaan maken, noemen wij overexpressie van receptoren. Als wij echter de receptor kunnen uitschakelen of een groeifactor kunnen veranderen, dan zal de tumor niet groeien. De peptiden en groeifactoren zijn zeer actueel. Medische onderzoekers hebben grote belangstelling voor tumorremmende peptiden. Op het ogenblik wordt geëxperimenteerd met TGF waaraan een toxine van een bacterie is gehecht, wanneer dit geheel de tumorcel binnendringt, wordt deze vernietigd.

Bescherming van het epitheel

Het epitheel van de dunne darm bestaat uit slechts een laag. Daar deze laag de grens vertegenwoordigt tussen buitenwereld en de binnenkant van het lichaam, moet deze barrière zeer goed bewaakt worden. Het immuunsysteem zorgt voor de verdediging tegen binnendringende micro-organismen. 80% van het immuunsysteem bevindt zich in de darm. Het gut associated lymfe tissue (GALT) beschermt het epitheel van de darm. Het MALT systeem, mucosa associated lymfe tissue, is een uniek lymfesysteem dat alle slijmvliezen van het lichaam verbindt. Ook de long, de borst, nieren en voortplantingsorganen staan in contact met dit systeem.

Het witte bloed

Het witte bloed wordt gevormd door verschillende soorten cellen: de lymfocyt die antilichamen produceert, de monocyt en de leukocyt (basofiel, eosinofoel en neutrofiel) die bacteriën opnemen door middel van fagocytose.

Lymfocyten, macrofagen en de leukocyten produceren cytokinen die de darm beschermen. Deze cytokinen worden interleukines genoemd en worden aangeduid met een afkorting en een nummer. Het lijkt soms allemaal verwarrend, maar het is de moeite waard om deze codes te ontcijferen en hun functie te begrijpen, vooral omdat zij een essentiële rol spelen bij infecties. Nieuwe geneesmiddelen stimuleren of remmen deze peptiden. IL-1 wordt gemaakt door macrofagen en is de eerste peptide die gevonden werd. Het stimuleert ontstekingsreacties en wordt geremd door corticosteroïden. IL-1 werkt ook op afstand en veroorzaakt koorts.

Pro-ontstekingspeptiden zijn IL-1, IL6 en IL 8. Een anti-onstekingscytokine is IL-10.

Tijdens een infectie stimuleren toxische stoffen uit bacteriën de productie van pro-inflammatie cytokine IL-1, IL-6, IL-8, Tumor Necrose factor en TNFalfa. Wanneer de infectie voorbij is komt er IL-10 vrij, dit remt de productie van ontstekingscytokinen en het geïrriteerde gebied komt dan weer tot rust. Wanneer er teveel IL-8 en IL-6 is en niet genoeg IL-10, ontstaat er een chronische ontsteking van de darm. Deze situatie bestaat bij patiënten met colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn.

Te veel aan IL-8 en IL-6 kan een aangeboren afwijking zijn. Remming van IL-6 kan genezing teweeg brengen bij de ziekte van Crohn. Jammer genoeg heeft remming van IL-8 bij colitis ulcerosa patiënten minder succes.

Cytokinen werken op de hersenen. Een verhoogd IL-6 veroorzaakt een verhoogd ACTH-gehalte van het serum en afname van schildklierhormoon. Proefpersonen waarbij dit geïnjecteerd werd, voelden zich moe en ook hun slaappatroon veranderde (5).

Lymfocyten

Er zijn twee soorten immuniteit: verkregen en aangeboren. Het verworven systeem heeft te maken met de reactie op vreemde stoffen. Het immuunsysteem moet verkeerde stoffen herkennen. T-lymfocyten hebben de taak om bacteriën en tumorcellen te herkennen en op te ruimen. De cellen reizen door lymfebanen en zijn te vinden in lymfeweefsel in de darm. In verschillende delen van de mucosa zijn verschillende lymfocyten te vinden:

1.Georganiseerd in lymfeknopen van de Peyerse plaques.

2.Tussen de epitheelcellen in.

ad 1. De darm bevat 250 Peyerse plaques die zich uitstrekken van de mucosa tot in de submucosa. De lymfocyten die zich in deze knopen bevinden zijn van het type CD4, de zogenaamde T-helper cel, en spelen een rol bij de verdediging tegen uitwendige stoffen. De T-helpercellen produceren interleukinen.

Een speciaal soort epitheelcel is de M-cel. De M-cel brengt de darminhoud van het slijmvlies naar de lymfeknopen toe. Parasieten, virussen en bacteriën kunnen zich aan M-cellen hechten.

ad 2. Tussen de epitheelcellen zelf bevinden zich andere lymfecellen en wel de T- lymfocyten van het type CD8, de suppressor T-cel die met inwendige antigen te maken heeft.

Deze speciale T-lymfocyten worden gestuurd door Thyroid Stimulerend Hormoon. Toediening van dit hormoon geeft een toename van deze lymfocyten. Gebrek aan deze hormonen verzwakt de immuniteit van de epitheellaag.

Mestcellen, macrofagen en leukocyten

De polymorfe neutrofiele leukocyt (PMN) neemt een belangrijke plaats in, want deze bevat lactoferrinekorrels. Tijdens infecties neemt het aantal leukocyten meestal toe. Wanneer er gevaar van bacteriën dreigt, scheiden zij de lactoferrine uit, een sterke bacterieremmende stof.

Tekort aan B12 en foliumzuur en gebruik van bepaalde medicijnen doet het aantal leukocyten verminderen. Bij patiënten met allergieën en parasitaire infecties zien wij een toename van eosinofielen leukocyten.

-Mestcellen komen uit het beenmerg en bevinden zich in de mucosa dicht bij bloedvaatjes. Zij bevatten histamine, proteoglycanen en serineprotease. Door prikkeling komen deze stoffen vrij. Bij allergieën is er sprake van een te hevige reactie.

Mestcellen produceren stoffen die te maken hebben met anti-ontstekings stoffen IL-3,4,5,6.

-Macrofagen: monocyten zijn voornamelijk macrofagen die uit het beenmerg ontstaan. Zij ruimen bacteriën en dode neutrofielen op. Zij bevatten vele receptoren van peptiden: hormonen en cytokinen. De macrofaag kan beïnvloed worden door alcohol, roken, vetconsumptie en stress. In de darm stimuleren bacteriële toxines, LPS, de macrofagen om stikstofoxide (NO) te vormen. NO stimuleert de doorbloeding van de darm, remt de histaminevorming en remt de aanhechting van bacteriën en ontstekingsreacties. Door te weinig NO raakt de darm verzwakt, waardoor bacteriën naar binnen kunnen dringen. Wanneer macrofagen experimenteel verwijderd worden, dringen de darmbacteriën inderdaad naar binnen (21).

Conclusie

Er zijn duizenden laboratoria en miljoenen mensen in de wereld die hun leven besteden aan het zoeken naar puzzelstukjes die antwoord geven op de vraag: hoe werkt het lichaam? Een fascinerend stukje zijn de boodschappers: de hersenen, het immuunsysteem en de darm die dezelfde peptiden maken.

Negatieve gedachten en gevoelens produceren peptiden die afwijkingen van de darm, de spijsvertering en het immuunsysteem veroorzaken. Zij bevorderen een toxische belasting van het lichaam. Het advies is voor de handliggend: elimineer deze gedachten en gevoelens. Verwijder ook onnodige stress, zoals het kijken naar gewelddadige films, en probeer positieve peptiden te creëren. Vooral voor stress-gevoelige mensen is dit van belang. Gedachten, herinneringen en waarneming zijn voelbaar in het lichaam. Dit gebeurt buiten het zenuwstelsel om, buiten het bewuste weten om. Daar negatieve gedachten ons ziek kunnen maken, is het van belang dat wij proberen de constante stroom van kritiek en zelfkritiek, gedachten aan teleurstellingen en mislukkingen te onderbreken. Psychotherapie, creatieve expressie, sport, gebed en meditatie kunnen daarbij helpen.

QUOTES

Peptiden die in de darm gevormd worden zorgen voor communicatie in het spijsverteringskanaal.

Het is opmerkelijk dat hersenpeptiden ook in de darm geproduceerd worden.

Gedachten en herinneringen produceren specifieke peptides.

Peptiden spelen een belangrijke rol in het regelen van ons gedrag.

Tijdens vasten neemt de dikte van het epitheel af en daalt de kwaliteit van de darmvilli.

80% van het immuunsysteem bevindt zich in de darm.

Negatieve gedachten en gevoelens produceren peptiden die afwijkingen van de darm, de spijsvertering en het immuunsysteem veroorzaken.