Rob's web

Feedback FM ontvanger

In de voorafgaande Elektuur zijn de teoretische achtergronden behandeld van een Feedback PLL ontvanger. In deze aflevering wordt een kwalitatief uitstekende ontvanger besproken die voor weinig geld kan worden gebouwd. De hele ontvanger, inklusief de stereodekoder en de voeding is op een printje ondergebracht waardoor de bouw uiterst eenvoudig is en een maksimale nabouwzekerheid wordt bereikt. Verder is er een goedkope regel- en eindversterker ontwikkeld die speciaal geschikt is om gebruikt te worden in kombinatie met de nieuwe ontvanger. De versterker kan ook als zelfstandige unit gebruikt worden omdat er voorzien is in een ingang voor een MD platenspeler en een bandrekorder. Ook de regel- en eindversterker wordt in zijn geheel op maar een printje opgebouwd. Zowel voor de tuner als voor de versterker worden in de printservice twee strakke frontplaten opgenomen waardoor het voor iedereen mogelijk is de schakeling te voorzien van een fraai uiterlijk.

Hoewel het toch al heel wat jaren geleden is dat de uitzendingen op de FM-band begonnen zijn, groeit de belangstelling hiervoor nog steeds, mede door de opkomst van de stereo-programma's en de laatste tijd door het verdwijnen van enkele zeer populaire middengolfzenders.

Voor de zelfbouwer was tot nu toe de bouw van een kwalitatief goede FM-ontvanger vaak te ingewikkeld of te duur. Deze problemen zijn nu echter grotendeels opgelost door de toepassing van het Feedback PLL-sisteem in de ontvanger die hier wordt beschreven. In dit ontwerp wordt een geheel voorgemonteerd hoogfrekwent gedeelte (tuner) gebruikt dat kant en klaar gekocht kan worden. Deze tuner bepaalt in hoofdzaak de gevoeligheid van de ontvanger die rond de 10 µV ligt, ruim voldoende dus om alle lokale zenders te ontvangen. In principe is het ook mogelijk om andere tuners te gebruiken die een AFC-ingang hebben. De aanpassing op de rest van de ontvanger zal dan echter van geval tot geval moeten worden bekeken.

Zoals bij alle moderne ontvangers gebruikelijk is, heeft deze PLL-ontvanger ook de eigenschap dat de eenmaal ingestelde zender automatisch gevolgd wordt. Normaal is daarvoor een speciale AFC-schakeling (Automatic Frequency Correction) ingebouwd, bij de feedback PLL is het een eigenschap die 'vanzelf' aanwezig is. De feedback PLL-ontvanger vangt de zender n.l. in en regelt zich daarna steeds zo bij dat de zender gevolgd wordt. De AFC werkt dus niet op de gebruikelijke manier, bij deze ontvanger maakt de AFC-ingang op de tuner deel uit van de detektor.

Als verder ekstra kan de bandbreedte verkleind worden. Dit is alleen nodig wanneer b.v. een mono-zender met veel ruis wordt ontvanger, of wanneer naar de politie wordt geluisterd. Door het kleiner maken van de bandbreedte neemt de signaal-ruisverhouding aanzienlijk toe.

Het is ook mogelijk om met de ontvanger behalve de europese of de amerikaanse FM-band de oosteuropese band tot 65 MHz te ontvangen.

Principiele werking

Voor degenen die het eerste deel niet gelezen hebben waarin de werking van de feedback PLL-ontvanger is besproken, volgt hier nog een beknopte verklaring aan de hand van figuur 1.

Fig 1
Figuur 1. Het blokschema van de nieuwe feedback PLL-ontvanger. Het meest merkwaardige is wel, dat op de AFC-ingang van de tuner het laagfrekwent uitgangssignaal wordt teruggevoerd. Hoewel het blokschema nog tamelijk uitgebreid is, kan de ontvanger volgens dit principe met weinig komponenten gerealiseerd worden.

Fig 2
Figuur 2. Hier is de karakteristiek van een willekeurige fazedetektor uitgezet. Een verandering in faze )vertikale as) tussen de beide ingangssignalen geeft een proportionele spanningsverandering aan de uitgang (horizontale as).

In de tuner (het omlijnde gedeelte) wordt een frekwentiebandje uit het antennesignaal versterkt en daarna gemengd met het signaal uit de oscillator. Omdat de tuner een AFC-ingang heeft kan de frekwentie van deze oscillator met behulp van de AFC-spanning verstemd worden; de oscillator is dus te gebruiken als VCO. De VCO is een oscillatorschakeling waarvan de frekwentie veranderd kan worden met behulp van een stuurspanning. Door het mengen van het antennesignaal met het VCO-signaal ontstaan twee nieuwe frekwenties met de som- en verschilfrekwenties. Als voorbeeld nemen we b.v. aan dat de tuner een antennesignaal van 100 MHz versterkt en dat de VCO op 89,3 MHz staat. Er ontstaan dan twee nieuwe frekwenties, een van 189,3 MHz en een van 10,7 MHz. Deze laatste frekwentie wordt met behulp van een filter doorgegeven en verschijnt aan de 10,7 MHz-uitgang van de tuner.

In de MF-versterker wordt dit signaal nog versterkt waarna het in de z.g. fazedetektor komt waar het vergeleken wordt met een vaste frekwentie van 10,7 MHz. Is het fazeverschil tussen de twee signalen precies 90°, dan is de uitgangsspanning van de detektor nul volt. Is het fazeverschil groter of kleiner, dan geeft de detektor een spanning af die positief of negatief is al naar gelang de fazehoek groter of kleiner dan 90° is. De grootte van de spanning is hierbij evenredig met de grootte van het fazeverschil (figuur 2). De spanning die uit de fazedetektor komt wordt nu weer aan de VCO toegevoerd en wel zo, dat de schakeling probeert het verschil van 90° tussen de beide 10,7 MHz-signalen konstant te houden. Nu is het echter nog niet direkt duidelijk op welke wijze met dit sisteem de modulatie ontvangen wordt.

Het antennesignaal is FM gemoduleerd, dat wil zeggen dat de frekwentie ervan niet konstant is, maar varieert binnen bepaalde grenzen. Om nu toch uit de 10,7 MHz-uitgang van de tuner een konstante frekwentie (steeds 90° verschoven ten opzichte van het 10,7 MHz signaal uit de oscillator met het keramische filter) te laten komen, moet de fazegevoelige detektor de VCO in het ritme van de modulatie bijregelen, waardoor de uitgangsspanning van de detektor de modulatie precies volgt.

De uitgangsspanning van de detektor bevat dus het laagfrekwent signaal waar de stereo-informatie nog uitgehaald moet worden. Dit gebeurt in de stereodekoder die eveneens met een PLL-sisteem werkt. Aan de twee uitgangen van de stereodekoder kan dan het linker en rechter kanaal afgenomen worden (figuur 3).

Fig 3
Figuur 3. De ontvanger is pas kompleet met een stereodekoder en een voeding. Ook moet er een voldoende hoge spanning voor de afstemming aanwezig zijn.

De voeding zorgt voor een stabiele spanning van 12 Volt die brom- en ruis-vrij is. De afstemspanning van 18 Volt wordt met een zenerdiode gestabiliseerd.

De tuner

Als tuner wordt een tipe van Valvo, de FD IA gebruikt. De A achter het tipenummer betekent dat de tuner voorzien is van een AFC-ingang, hierop dient gelet te worden bij de aankoop. De tuner is in de fabriek geheel afgeregeld, aan deze afregeling mag niets veranderd worden. In figuur 4 is het schema afgedrukt. De antenne-ingang heeft een impedantie van 240 Ω tussen de aansluitpunten 1 en 3 en een impedantie van 60 Ω tussen 2 en 1 of 2 en 3. De afstemming geschiedt met behulp van 4 dubbele afstemdiodes waarvan er een voor het oscillatorgedeelte met de BF 451 wordt gebruikt.

De AFC-ingang en de MF-uitgang zijn geheel vrij van massa uitgevoerd waardoor het mogelijk is om ten opzichte van een willekeurig potentiaal te regelen. Met deze tuner kan het gehele FM-gebied van 87,5 tot 108 MHz worden ontvangen indien de afstemspanning varieert van 4 tot 30 Volt. Omdat de FM-band volgens de europese norm maar tot 104 MHz loopt is in het bouwontwerp de afstemspanning niet hoger dan 18 Volt. De totale versterking bedraagt 30 dB en de stroomopname is bij 12 Volt 9 mA.

Fig 4
Figuur 4. Het schema van de tuner. Deze tuner kan klaar gekocht worden en is al geheel afgeregeld.

Aansluitingen tuner
1-2antenne, 60 Ω coaxiaal
1-3antenne, 240 Ω simmetrisch
4voedingsspanning Ub = +12 V
5voedingsspanning massa
6-7MF-uitgang
8afstemspanning
9-10AFC-spanning

Fig 5
Figuur 5. De aansluitstrip van de tuner is zowel geschikt voor een steekverbinding als voor soldeerverbindingen. In de figuur is de nummering van de aansluitingen aangegeven, hierop moet bij de montage gelet worden.

Fig 6
Figuur 6. Met behulp van deze grafiek is het mogelijk het verband tussen afstemspanning en frekwentie te bepalen. De lijn is voor spanningen lager dan 4 Volt niet doorgetrokken, maar de laagste frekwentie ligt bij 65 MHz.

Het afstembereik: 65 tot 108 MHz

Met de Valvo-tuner kunnen ook frekwenties beneden de FM-band worden ontvangen. Hier kunnen regelmatig bij goede ontvangstkondities de oost-europese zenders worden beluisterd. Uit de grafiek in figuur 6 blijkt dat hiervoor de afstemspanning lager moet zijn dan 4 Volt.

De normale FM-band loopt van 87,5 MHz tot 104 MHz, dit komt dus overeen met een spanning van 4 tot 18 Volt. Deze spanning wordt gemaakt met de schakeling volgens figuur 7. Wanneer men ook de oosteuropese band wil ontvangen, hoeft alleen weerstand R40 vervangen te worden door een doorverbinding.

Fig 7
Figuur 7. Omdat de voedingsspanning van de tuner maar 12 Volt is, moet de afstemspanning van 18 Volt met een apart schakelingetje warden gemaakt. Hetzelfde circuit kan ook voor 28 Volt uitgangsspanning gebruikt worden wanneer de ingangsspanning 33 Volt is en de zener een 28 Volt tipe is.

In Amerika is de FM-band wat groter, n.l. tot 108 MHz. Om deze frekwenties te kunnen ontvangen moet de afstem-spanning 28 Volt bedragen. Diode D8 moet dan weg worden gelaten. Op R37 kan een ongestabiliseerde spanning van 34 volt worden aangesloten. Zenerdiode D7 wordt een 28 volt tipe. C34 en C35 moeten voor 35 volt geschikt zijn. Een bijkomend voordeel van het uitgebreide afstembereik is, dat o.a. ook de politiezenders goed ontvangen kunnen worden. Om een goede afstemming mogelijk te maken is het afstemcircuit met twee potentiometers uitgevoerd, een voor de 'ruwe' instelling en een voor de fijnregeling. Ook bij de ontvangst van de gewone omroepzenders werkt deze manier van afstemmen heel prettig. Mensen met een dikke beurs kunnen natuurlijk ook een tien-slagspotmeter gebruiken. De verhouding tussen de waarde van de potmeters is een op tien gekozen, hetgeen een prettige regeling garandeert. Deze verhouding is echter helemaal niet kritisch en kan eventueel aan de persoonlijke smaak worden aangepast. Ook de totale waarde van de potmeters is niet belangrijk omdat er alleen een spanning die nauwelijks belast wordt, mee wordt ingesteld. Een gunstige waarde is 22 k, maar ook 100 k zal zonder meer voldoen.

Fig 8
Figuur 8. Met de beide potmeters wordt een grof- en een fijnregeling van de afstemspanning verkregen. Met behulp van het metertje kan worden afgelezen op welke frekwentie er is afgestemd.

Tot nu toe is er nog niet gesproken over de afstemschaal. Omdat het geheel gemakkelijk na te bouwen moet zijn, is hiervoor een elektrische uitlezing met een metertje gekozen. Dit meetinstrument kan gewoon direkt op de afstemspanning worden aangesloten, de wijzer volgt dan de afstem-spanning zodat op ieder moment afgelezen kan worden hoe groot de spanning is. Met behulp van de ijktabel van figuur 6 is het mogelijk om een schaalverdeling te maken waarop de frekwentie of de zender direkt af te lezen is. Voor dit metertje is een tipe met een zo groot mogelijke schaal het meest geschikt. De gevoeligheid mag liggen tussen 50 en 500 µA, in het schema is een tipe met een gevoeligheid van 100 µA toegepast in serie met 2 × 100 k. Bij een gevoeliger instrument moeten de beide weerstanden vergroot worden tot 2 × 220 k en bij gebruik van een 500 µA-instrument moet er 2 × 22 k worden gebruikt.

Op deze wijze en in kombinatie met de nieuwe frontplaat uit de print-service krijgt men dan zonder kunsten vliegwerk een fraai apparaat.

Het MF-gedeelte

Fig 9
Figuur 9. De MF-versterker bestaat slechts uit een transistor en de TBA. Er worden geen MF-filters gebruikt.

Het opvallendste bij de MF-versterker is wel het ontbreken van de filters die normaal voor de benodigde selektiviteit zorgen. Bij het feedback-sisteem zijn deze vervallen omdat de tuner al enige selektiviteit geeft en de PLL zelf maar op een frekwentie tegelijk kan inlocken. Omdat de MF-versterker nu deel uitmaakt van de terugkoppellus zouden de eisen die aan de filters gesteld worden wat betreft de fazefout ekstreem hoog zijn, een reden temeer dus om geen filters meer te gebruiken. Het 10,7 MHz MF-signaal wordt in een voortrapje met een eentransistor versterker ongeveer 30 dB versterkt en vervolgens begrensd door de twee diodes. De TBA zorgt hierna voor zo veel versterking dat ook bij de zwakkere zenders het signaal begrensd wordt. Deze blokspanning gaat direkt via een interne doorverbinding verder naar het tweede deel van de TBA, de vermenigvuldiger.

De fazedetektor

Fig 10
Figuur 10. De fazedetektor bestaat uit een helft van de TBA 120. Hierna komt het signaal in een laagdoorlaatfilter en een versterkertrapje met een transistor.

Het tweede deel van de TBA 120 bevat een vermenigvuldiger die uitstekend te gebruiken is als fazedetektor. De MF wordt met behulp van een interne verbinding toegevoerd, het vaste oscillatorsignaal van 10,7 MHz komt binnen via punt 9. Aan uitgang 8 ontstaat een signaal dat behalve een gelijkstroomkomponent ook nog hogere frekwenties bevat. Omdat alleen de gelijkspanningskomponent met het laagfrekwent signaal van belang is, is er achter de detektor een filter geplaatst met een versterkertrapje met de BC 157B. Van de kollektor van deze transistor kan het laagfrekwent signaal worden afgenomen dat vervolgens via de stereodekoder in het linker en rechter kanaal gesplitst wordt. Het laagfrekwent signaal gaat bovendien weer terug naar de AFC-ingang van de tuner om de VCO te sturen. De regellus van de PLL feedback is daarmee gesloten.

De stereodekoder

De stereodekoder is al eerder in Elektuur (nov. '72) gepubliceerd, de beschrijving ervan kan dus kort zijn. De dekoder heeft geen spoelen omdat er een PLL-sisteem wordt toegepast. De afregeling beperkt zich tot het inregelen van de oscillator op de 19 kHz piloottoon. Het PLL-sisteem zorgt voor een optimale kanaalscheiding (40 dB). Op de schakeling kan een indikatielampje dat maksimaal 75 mA trekt worden aangesloten. Een LED geniet de voorkeur omdat de inbouw dan eenvoudig is en de LED nooit stuk gaat. De uitgangsspanning van de dekoder is 2 x 0,1 Volt, voldoende om de bijbehorende eindversterker uit te sturen. Deze uitgangen mogen hoogstens met 22 k belast worden.

De 10,7 MHz oscillator

Om de ontvanger zo goedkoop mogelijk te houden is er in de oscillator als frekwentiebepalend element in plaats van een kristal een keramisch filter gebruikt. Hiervoor is het tipe SFC of SFE 10,7 MA te gebruiken. De stip op de filters moet rood zijn, omdat dan de afwijking van de frekwentie ten opzichte van 10,7 MHz minimaal is.

Het schema is in figuur 11 afgedrukt. Het bestaat in wezen uit een tweetrips versterker waarvan de in- en uitgang door middel van het filter gekoppeld zijn. Op de doorlaatfrekwentie van het filter (10,7 MHz) zal de schakeling dus gaan oscilleren. De versterking is voldoende groot om een betrouwbaar oscilleren te garanderen.

Fig 11
Figuur 11. Ook de 10,7 MHz oscillator munt uit door eenvoud. Als goedkoop alternatief voor een kristal is een keramisch filter gebruikt.

De voeding

De voeding (figuur 12) bevat meer komponenten dan tot nu toe gebruikelijk was. Dit is gedaan omdat er aan de stabiliteit, de snelheid van de regeling en de brom- en ruisvrijheid hoge eisen worden gesteld. Het is n.l. gebleken dat PLL-schakelingen gevoelig zijn voor variaties in de voedingsspanning, speciaal een te lange inregeltijd van de voeding kan de goede werking verstoren.

Fig 12
Figuur 12. De voeding is tamelijk uitgebreid om een goede stabilisatiefaktor te bereiken. De kortsluitbeveiliging is ingesteld op 140 mA. De afstemspanning wordt met een zenerdiode gestabiliseerd en met RC-filters afgevlakt.

Er is voorzien in een kortsluitbeveiliging met transistor T9 en de weerstand R36 van 4,7 Ω. Dit wil niet zeggen dat de voeding gedurende onbeperkte tijd kortsluiting verdraagt, bij 18 Volt en 140 mA is de dissipatie immers al 2,5 Watt! De BC 160 moet voorzien zijn van een koelster.

De uitgangsspanning van de voeding is gelijk aan de zenerspanning plus de 0,6 Volt van de basis-emitter overgang. Voor 12 Volt uitgangsspanning zou de juiste zenerspanning dus 11,4 Volt zijn, maar het is niet bezwaarlijk om hiervoor een 12 Volt tipe te nemen. De uitgangsspanning is dan iets hoger, n.l. 12,6 Volt.

De afstemspanning wordt met behulp van een apart circuitje gemaakt. De diode zorgt ervoor dat kondensator C altijd wordt opgeladen tot de hoogste spanning over de brugcel. Hierna wordt de spanning gestabiliseerd met een zenerdiode van 18 Volt en een ekstra afvlaksektie. Met de afstemspanning van 18 Volt loopt het afstembereik tot 104 MHz. Wil men de afstemspanning opvoeren tot 28 Volt, dan moet de diode D8 vanuit een aparte spanningsbron van 34 Volt worden gevoed. De rest van de voeding mag hier niet op zijn aangesloten omdat dan de dissipatie van de serietransistor T7 in de voeding veel te groot wordt.

Het laagfrekwent gedeelte

Om van de ontvanger een kompleet spelend apparaat te maken moet achter de stereodekoder nog een voorversterker (voor de volume- en de klankregeling) en een eindversterker komen. Natuurlijk kan de feedback FM-ontvanger ook op een bestaande installatie worden aangesloten of kan men een ander ontwerp voor de versterker kiezen, b.v. wanneer er een groter uitgangsvermogen dan 5 of 10 Watt gewenst is. De uitgangsspanning van de ontvanger is 2 × 100 mV over 22 k.

Ook het omgekeerde is mogelijk, wanneer men al een ontvanger of een platenspeler heeft, kan men volstaan met het bouwen van de regel- en eindversterker. De frontplaten zijn in de printservice verkrijgbaar, zodat men zijn produkt altijd kan voorzien van een nette kast.

De versterker heeft drie ingangen, een voor de tuner, een voor een bandrekorder en een ingang voor een magneto dinamisch platenspelerelement. Naar wens kan dit aantal ingangen op eenvoudige wijze worden uitgebreid. De regelversterker heeft verder een bandrekorder-uitgang waardoor er opnamen kunnen worden gemaakt zonder dat snoeren hoeven te worden verwisseld.

Het uitgangsvermogen is afhankelijk van de impedantie van de luidspreker, bij een speaker van 8 Ω is het vermogen dat kontinu kan worden afgegeven 5 Watt, bij 4 Ω is dit 10 Watt. Deze versterker zal in de volgende Elektuur worden beschreven.

De bouw

Aan de hand van de onderdelenlijst kunnen de komponenten bij de handelaar gekocht worden. Voor sommige onderdelen zijn ekwievalenten aangegeven. Met deze onderdelen is de schakeling getest, het gebruik van andere dan de aangegeven onderdelen levert natuurlijk een zeker risiko op. Voor het keramische filter kan zowel de SFC als het nieuwere tipe SFE gebruikt worden. Wel moet even op de montage gelet worden, de aansluitingen van de pootjes zijn niet hetzelfde. Voor het filter zijn alleen tipen met een rode stip te gebruiken.

Fig 13a
Fig 13b
Fig 13c
Figuur 13. Het volledige schema van de feedback FM-ontvanger. Voor een komplete ontvanger is het aantal komponenten gering. Omdat er bovendien geen dure onderdelen zijn gebruikt, is het geheel voor weinig geld te bouwen.

Onderdelenlijst
R11k5
R2330 Ω
R322 kΩ
R4,R26,R273k9
R5,R7,Rg,R12,R24,R25,R34,R381 kΩ
R6220 Ω
R8,R11,R20,R28,R29,R39100 kΩ
R10,R16100 Ω
R13,R17,R334k7
R14820 Ω
R15,R405k6
R182k7
R19,R21,R30,R4110 kΩ
R22220 kΩ
R2315 kΩ
R3127 kΩ
R322k2
R35470 Ω
R364,7 Ω
R371k8
R4268 kΩ
P1,P34k7 instelpotmeter
P21 kΩ instelpotmeter
P42k2 potmeter
P522 kΩ potmeter
P6100 kΩ instelpotmeter
C147 µF, 16V
C2,C6,C71 nF keramisch
C3,C4,C5,C13100 nF
C8,C9,C10,C11,C124n7
C14,C191µ5, 16V
C15,C1715 µF, 16 V
C16560 pF keramisch
C1833 pF
C202µ2, 16 V
C2147 nF
C22470 pF
C23470 nF
C24,C25220 nF
C26,C2822 nF
C27,C29,C3510µF, 16 V
C301000µ, 25 V
C31,C32,C33,C3447 µ, 25 V
C3510µF, 25 V
T1BF 254
T2,T3BF 199 of BF 254
T4,T6BC 157 B
T5,T8,T9,T10BC 147 B
T7BC 160
D1,D2,D4,D5,D81N4148
D3LED
D6zener 12 V, 400 mW
D7zener 18 V, 400 mA
B14x diode 50 V, 1 A zoals 1N4001
IC1TBA 120
IC2MC 1310
tunerFD1A
keramisch filterSFC 10,7 MHz of SFE 10,7 MHz met rode stip
indikatiemetertje100 µA
koelster voor T7
trafovolgens tabel 1

Fig 14
Figuur 14. De koperzijde van de print voor de FM feedback ontvanger. Op deze print kan de hele schakeling worden gebouwd.

Fig 15
Figuur 15. De bovenkant van de print. Alle onderdelen en aansluitpunten zijn hier getekend.

Het SFE-filter komt in de drie gaatjes die op een lijn liggen, dwars op de lengterichting van de print. Het is niet belangrijk welke kant als in- en uitgang van het filter wordt genomen. De montage is nog eens getekend in figuur 16. De gestippelde lijn geeft de omtrek van het filter aan, de gaten die gebruikt moeten worden zijn zwart gemaakt. Het dubbel omlijnde cirkeltje bij de SFC is het korte pootje dat niet mag worden aangesloten.

Fig 16
Figuur 16. Om vergissingen te voorkomen is hier getekend hoe het keramisch filter SFE (links) en het filter SFC (rechts) moet worden aangesloten. De zwarte punten zijn de gebruikte gaatjes. De open rondjes mogen niet worden aangesloten.

Voor de afstemindikatiemeter is een eksemplaar gekozen met verschillende losse schaaltjes. Op de achterkant van een van de schaaltjes is met behulp van wrijfletters een indeling in MHz gemaakt. Er zijn echter ook metertjes te koop die al voorzien zijn van een MHz-schaal.

De tuner kan op of naast de print komen. In dit laatste geval is wel de frontplaat te kort. De verbindingen moeten zo kort mogelijk zijn.

Ook de verbindingen naar de afstemindikator en de afstempotmeters moet zo kort als mogelijk zijn. Eventueel kan (bij lange leidingen) een kondensator van 47 p van punt 8 van de tuner naar massa de ontvangst verbeteren. Wel wordt hierdoor de afstemming trager.

Nadat alle komponenten gemonteerd zijn en de IC's in de voetjes zijn geplaatst (let op aan welke kant de inkeping moet zitten) wordt P1 en P6 helemaal linksom en P2 helemaal rechtsom gedraaid. Na het inschakelen van de voeding en het aansluiten van de antenne is het dan al mogelijk om enkele zenders te ontvangen.

P1 kan nu langzaam rechtsom worden gedraaid. Het volume neemt dan geleidelijk toe en op een gegeven moment begint het geluid te vervormen. De juiste stand van de insteller is die, waarbij net geen vervorming optreedt en het volume konstant blijft wanneer de afstemming iets wordt verdraaid. Over punt 9 en 10 van de tuner staat bij juiste afregeling ongeveer een half volt (10 positief ten opzichte van 9). Hierna kan P2 worden afgeregeld. De ruis wordt nu geleidelijk minder tot een bepaald punt waar ook weer vervorming optreedt (er ontstaat een 'krakend' geluid).

De instelling van P1 en P2 moet gebeuren bij een stereo-uitzending omdat de bandbreedte van het laagfrekwent hierbij het grootst is. P2 bepaalt deze bandbreedte, P1 geeft de AFC-diode in de tuner een zodanige voorspanning dat de diode in een lineair gebied werkt.

Wil men zwakke mono-zenders of de politie beluisteren, dan kan met P2 de bandbreedte verkleind worden. Verdraaien van P1 levert hierbij nauwelijks winst.

Omdat de instelpotmeters elkaar enigszins beinvloeden, moet de afregeling enkele malen herhaald worden.

De afregeling van de potmeter voor de stereodekoder gaat als volgt: Men zoekt een zender op waarvan men weet of vermoedt dat er een stereo-uitzending op is. P3 wordt dan verdraaid totdat de led oplicht. Het potje moet halverwege het gebied waar binnen de led brandt, staan.

Met P6 tenslotte wordt het indikatiemetertje op volle schaaluitslag geijkt. De frontplaat die in de EPS-service verkrijgbaar is, is zo ontworpen dat er indikatiemetertjes met verschillende afmetingen gebruikt kunnen worden. Een voorbeeld voor het schaaltje is in figuur 17 afgedrukt.

Fig 17
Figuur 17. Het afstemschaaltje dat in de indikatiemeter geplakt kan worden. Wanneer er een meter met andere afmetingen wordt gebruikt kan dit schaaltje als voorbeeld dienen.

Voor de afstemming kunnen een of twee potentiometers worden ingebouwd. Draadgewonden tipen verdienen de voorkeur omdat die niet kunnen kraken. De waarde van 22 k is niet kritisch.

Een mooie oplossing voor de afstemming is het gebruik van een tienslags potentiometer. Soms worden deze goedkoop aangeboden, wanneer men dus wat geluk heeft hoeft het niet zo'n grote uitgave te zijn.

De keuze van de transformator wordt bepaald door de eindversterker die men bij de ontvanger bouwen wil.

Tabel 1 geeft hiervan een overzicht. Alle trafo's zijn voor 18 Volt, alleen de maksimale stroom verschilt.

Tabel 1.
 luidsprekertrafo
tuner-18 V, 250 mA
tuner + 2 × 5 Watt versterker8 Ω18 V, 2 A
tuner + 2 × 10 Watt versterker4 Ω18 V, 3 A

Tabel 1. Het vermogen van de trafo is afhankelijk van de eindversterker die bij de ontvanger wordt ingebouwd. Alleen voor de ontvanger is een trafo van 18 Volt en 250 mA voldoende. Als versterker kan dan een bestaande installatie worden gebruikt.

Voor het geval dat er ergens iets fout is gegaan bij de montage zijn in tabel 2 een aantal meetwaarden aangegeven. De metingen zijn zoveel mogelijk gedaan met een universeelmeter van 20 kΩ/V.

Tabel 2.
MeetpuntGelijkspanning
in Volt met
universeelmeter
20 kΩ/V
Wisselspanning
top-top in Volt
te meten met
oscilloskoop
Opmerking
A6,80
B7-8-varieert met afstemming
C8-9300 mVidem
D2,3300 mV 
E0,76200 mV 
G9,5100 mV 
H7,8-alleen te meten met BVM Zin = 1 MΩ
J7,2- 

Tabel 2. In deze tabel zijn enkele meetwaarden gegeven om het foutzoeken (indien nodig) gemakkelijk te maken. De gelijkspanningsmetingen op twee na kunnen met een universeelmeter worden gedaan. Voor de wisselspanningen moet men in het bezit van een oscilloskoop zijn.

Lek van Elektuur

In het artikel over de Feedback FM ontvanger komen een aantal verschillen tussen de komponentenwaarden in de stuklijst en het schema voor. De waarden volgens de stuklijst zullen het best voldoen, omdat T1 dan een iets hogere versterking levert.

In figuur 13 zijn de waarden van P4 en P5 omgewisseld.

Meetpunt A heeft betrekking op de kollektorspanning van T1 en E op de emitterspanning van T3.

Bij het bouwen van de ontvanger is gebleken, dat bij de tuners FD lA tussen de verschillende eksemplaren grote verschillen kunnen voorkomen. Bij een van de tuners bleek de gunstigste voedingsspanning 8 volt te zijn, bij zowel hogere als lagere spanningen nam de ruis sterk toe. Bovendien was de antenne-ingang niet voldoende simmetrisch.

Wanneer bij het nabouwen de ontvanger slecht werkt, dan kan men op de volgende wijze de invloed van de voedingsspanning van de tuner onderzoeken: De printbaan die naar punt 4 gaat (= voedingslijn 12 V) wordt op ongeveer 2 cm van aansluiting 4 onderbroken; deze onderbreking wordt overbrugd met een instelpotmeter van 1 k. Om de voedingsspanning te ontkoppelen wordt (parallel aan de kondensator in de tuner) een kondensator van 4n7 tussen punt 4 en 2 gesoldeerd.

Met behulp van de trimmer kan de voedingsspanning nu worden gevarieerd. Een verbetering van de gevoeligheid kan in sommige gevallen worden bereikt wanneer het huis van de tuner met de massa wordt verbonden (punt 2).