Rob's web

Versterkeralternatief voor Ω-antenne

De in het maartnummer beschreven Ω-antenne bestaat uit twee delen. Het ene deel is het eigenlijke nieuwe van de antenne: een rond gebogen geleider die laag-ohmig moet worden afgesloten en die ondanks de kleine afmetingen een goede ontvangst mogelijk maakt, mits er van een goede versterker gebruik gemaakt wordt. Zo'n goede versterker vormt dan ook het tweede deel van de "aktieve raamantenne". Dat het een goede versterker is lijdt geen twijfel. De signaal-ruisverhouding is optimaal en in het frekwentiegebied 20 MHz tot 30 MHz zal het niet. gemakkelijk zijn met een andere versterker dezelfde resultaten te behalen. Toch kleeft er een nadeel aan het in het artikel gehanteerde koncept van een versterker rond de BFT66. De ingangsimpedantie is voor een echt goed resultaat namelijk nog niet laag genoeg. Deze bedraagt nog altijd zo'n 50 Ω en dat is er de oorzaak van, dat bij lagere frekwenties de gevoeligheid met 6 dB per oktaaf afneemt. Verder worden in het versterkertje ferrietkralen van het type varkensneus gebruikt en die blijken niet overal even gemakkelijk verkrijgbaar te zijn. Kortom een alternatief versterkertje zonder varkensneusjes en met een echt lage ingangsimpedantie mag best besproken worden.

In figuur 1 is het schema van het voorversterkeralternatief voor de Ω-antenne te zien. De ingangsimpedantie is afhankelijk van de gebruikte transistoren, maar zal zeker kleiner zijn dan 1 Ω. De bandbreedte is maar liefst zo'n 5,5 oktaaf groter; het frekwentiebereik loopt door tot 100 kHz. Het voordeel is dat de gunstige eigenschappen van de Ω-antenne nu ook tot uiting komen in de tropen- en navigatiebanden alsmede op de lange- en de middengolf. Natuurlijk is er een koncessie gedaan op een ander gebied om deze resultaten te kunnen behalen: de signaal/ ruis-verhouding is nu slechter dan van de versterker met de BFT66.

Fig 1
Fig. 1.

De lage ingangsimpedantie is gerealiseerd door de emitter van T2 direkt terug te koppelen naar de basis van T1. De ruststroom door beide transistoren wordt bepaald door R1 en R2, waarbij uiteraard R2 de ruststroom door T2 bepaalt. De versterker kan op dezelfde voeding worden aangesloten als de versterker met de BFT66. Het is overigens noodzakelijk om het geheel in een blikken kastje te monteren en het printje op een plaats met aarde te verbinden.

Voor wie niet de mogelijkheid heeft om de omega-antenne op het dak te monteren en dus de antenne binnenshuis heeft staan, mag een extra voordeel niet onvermeld blijven. In figuur 2 is het vervangingsschema van de loopantenne met een variabele afstemkondensator en de ingangsimpedantie van de versterker getekend. Met de afstemkondensator kan dit geheel in serie-resonantie worden gebracht. Overigens moet bij toepassing van deze metode de ontvanger wel voorzien zijn van een ingangsverzwakker omdat het gevaar voor oversturing niet denkbeeldig is. Natuurlijk is dit afstembaar maken van de antenne alleen bij relatief lage frekwenties mogelijk. Bij een omega-antenne van rondgebogen aluminium slijtprofiel (verkrijgbaar bij diverse doe-het-zelf-zaken) met een doorsnede van 2 meter en een breedte van 3,9 cm ligt de bovenste grensfrekwentie bijvoorbeeld bij 22 MHz. Voor frekwenties tussen 20 en 30 MHz is de antenne wel afstembaar te maken, maar dan moet de afstemkondensator parallel aan de loop worden geplaatst.

Fig 2
Fig. 2.

R.R. Venekamp