Rob's web

Het schakelen van grote vermogens met een relais en een triac

Fig 1
Fig. 1. Schema.

Bij het schakelen van grote vermogens is het hoofdprobleem het elimineren van vonkenoverslag tijdens het maken en breken van de contacten. Dit geldt in principe voor alle soorten schakelaars, of dit nu relais- dan wel tuimelcontacten zijn.

De "contact-bounce" (het denderen van de contacten) heeft hier alles mee te maken; het is een mechanisch probleem. Zoals uit figuur 1 blijkt staan het relais en de triac parallel. Een triac mag korte tijd zwaar worden overbelast, waarvan dan ook dankbaar gebruik wordt gemaakt.

In het schema is sprake van een relais met 5 A contacten en een 8 A triac. Ze maken het samen mogelijk 50 A te schakelen! U leest het goed vijftig Ampere. Door S1 te sluiten worden het relais en de triac bekrachtigd. Het relais heeft 15 milliseconden nodig om op te komen, "contact-bounce" stromen boven 5 A zouden reeds een daverende vonkenregen veroorzaken. De triac is echter aanmerkelijk snelleribij de eerste positieve periode duurt het slechts een microseconde, voordat de triac volledig geleidt. Bij een netfrequentie van 50 Hz duurt dit ongeveer 10 milliseconden. Dit houdt in dat het relais tenminste 5 milliseconden trager is, waardoor de vonken niet meer voorkomen. Zodra RLA1 is gesloten, is de triac verder buiten werking, totdat het relais afvalt. Bij opening van S1 valt het relais af, maar de triac blijft nog geleiden omdat C1 nog steeds is geladen. Nadat de lading van C1 via R1 en R2 naar de gate van de triac is weggevloeid stopt ook deze met geleiden. De minimum afschakeltijd van de triac is 1 microseconde, maar kan door wijziging van de R en C worden verlengd.

De hier toegepaste triac is de MAC 6-3 van Motorola.

G.J. Ritman, PA-1746.