In aansluiting op het artikel over lfd in CQ-PA nr. 21 volgen hierna wat aanwijzingen omtrent de praktische uitvoering van het aanbrengen van condensatoren, spoeltjes, etc. tegen lfd, naar aanleiding van in de praktijk opgedane ervaringen.
1. Een veel voorkomende situatie is de volgende:
Bij pu-, tape- of andere ingangen welke met een DIN (of gelijkwaardige) plug zijn uitgevoerd, treft men vaak de volgende situatie aan (zie fig. 1).
Fig. 1.
De afscherming van een dergelijke ingang (meestal verbonden aan punt 2) wordt niet bij de plug aan chassis gelegd maar pas bij de eerste versterkertrap.
Uit lf-oogpunt bezien is dit volkomen correct. Het op meerdere punten aarden van een dergelijke afscherming kan aanleiding zijn tot lf-(brom)-inductiestromen in deze afscherming.
Voor hoogfrequent ligt de zaak geheel anders; via de afscherming kan een hf-signaal het apparaat binnendringen.
Een passende oplossing is het aanbrengen van een condensator in de grootte orde van 1000 pF tussen punt 2 van de plug en de aardlip of chassis. In feite staat deze condensator tussen chassis en chassis (via de afscherming), maar voor hf is de afscherming nu ontkoppeld. Voor laagfrequent blijft de situatie zoals hij was.
Ook bij luidspreker-uitgangen treft men deze situatie wel aan. De retourleiding (aardzijde) is via een "omweg" in het apparaat aan chassis gelegd. Dit kan dan ook de reden zijn om zowel de "hete" zijde als de aardzijde van een luidsprekeruitgang tegen chassis te ontkoppelen. Bij het ontkoppelen van de "hete" zijde kan bij sommige eindtrappen instabiliteit optreden. Indien dit het geval is dient men in serie met de condensator een weerstandje van ca. 10 Ohm op te nemen.
2. Het aanbrengen van condensatoren over transistoraansluitingen in gedrukte bedrading. Het gemakkelijkst brengt men deze aan door ze eenvoudig op de koperzijde van de print te solderen. De aansluitdraden zo kort mogelijk houden! Let er wel op geen sluiting te maken tegen eventueel naastliggende printsporen.
De condensatoren dienen van het (keramische) schijf- of knooptype te zijn; de zgn. "flat-foil" condensatoren (Philips) voldoen in dit opzicht goed.
Beslist geen condensatoren toepassen, die van nature voor hoogfrequent induktief kunner zijn (gewikkelde polyester typen).
Het kan voorkomen, dat de soldeerzijde van de print moeilijk te bereiken is. In een enkel geval kan men dan nog net de condensatoren op de transistoraansluitdraden aanbrengen aan de onderdelen-zijde.
Voorwaarde is wel dat de transistor voldoende uitsteekt en niet door langdurige verhitting door uw soldeerbout tot heelgeleider i.p.v. halfgeleider wordt gedegradeerd! Veelal treft men in de print (bij sommige Japanse apparaten) reeds gaatjes aan om een C in te plaatsen. Dit is meestal zo, als in het schema tussen basis-emitter onbenoemde condensatoren staan aangegeven. Ze zitten er dan beslist niet in (waarom eigenlijk niet?). Het aanbrengen van een paar honderd pF's geeft dan al vaak voor 100% verbetering.
3. Het aanbrengen van spoeltjes (microchokes) in serie met transistoraansluitingen.
Het eenvoudigst gaat dit door m.b.v. een "Stanley" mesje een stukje printspoor (±1 mm weg te snijden en daarna het spoeltje op de sporen te solderen (zie fig. 2).
Fig. 2.
Let er wel op de draden van de microchokes niet al te scherp te buigen (net als bij diodes dit kan inwendige onderbrekingen tot gevolg hebben.
De situatie kan zich voordoen, dat aan een transistoraansluitpunt meerdere sporen uitkomen. Beide sporen moeten dan worden doorgesneden en de onderlinge verbinding moet worden hersteld; daarna spoel aanbrengen (zie fig. 3).
Fig. 3.
4. Wat gegevens over "microchokes". Deze microchokes zijn in vele waarden verkrijgbaar en hebben de volgende eigenschappen:
Fig. 4.
Zelfinductie (µH) | D.C. weerstand (Ω) | Max. stroom | Philips codenr. |
---|---|---|---|
10 | 1,7 | 300 mA | 2422 535 00109 |
100 | 1,9 | 60 mA | 2422 535 00101 |
330 | 11 | 40 mA | 2422 535 00331 |
470 | 20 | 35 mA | 2422 535 00471 |
Een enkele keer kan de gelijkstroomweerstand handig van pas komen.
Indien een transistor met een emitterweerstand van 20 Ohm moet worden "behandeld" kan men met voordeel van deze eigenschap gebruik maken: De weerstand in kwestie vervangen door een microchoke van 470 µH (D.C. weerstand: 20 Ohm).
De waarde in µH is d.m.v. de normale kleurcode voor weerstanden opgebracht, echter zonder de "tolerantiering", 3 ringen dus. Overigens geldt dit alleen voor de Philips micro-chokes.
5. Een verschijnsel, dat zich ook nog wel eens voordoet is, dat lfd verdwijnt of vermindert, indien de antennekabel (fm) wordt losgenomen van het "gestoorde" apparaat. Duidelijk is, dat het hf-signaal via deze kabel (meestal via de afscherming) wordt overgedragen.
Een goede remedie hiertegen (ook tegen overbelasting aan de ingang van tv-ontvangers - tvi) is een galvanische scheiding in de (coax) kabel aan te brengen (zie fig. 5).
Fig. 5.
R.L. Schippers, PA0RLS.