De hierna volgende beschrijving van een 160 meter ontvangstconvertor en CW zender mag dan, naar huidige opvatting, ouderwets zijn opgezet maar de eenvoud en het feit dat het geheel is opgebouwd rond onderdelen welke uit een oude radio kunnen worden gesloopt, ofwel uit de junkbox worden opgevist, maken het ten voile waard om te publiceren. Dat e.e.a. is uitgerust met buizen is naar mijn mening geen bezwaar. Waarom zouden we van ons "vacuum" afstand doen in eenvoudige schakelingen als deze, waar we dan de nodige spullen voor het grijpen hebben en simpel zijn?
Als er een amateurband is die zich bij uitstek leent voor zelfbouw en experimenten, dan is het wel onze 160 meter. Veel koopspul is er (gelukkig) nog niet voor 160 meter, alleen op de allerduurste transceivers is deze band aanwezig.
Een en ander is er de oorzaak van, dat de 160 meter band nog vrij rustig is, hoewel er al een dantal PAo's aktief is. Sinds kort behoort ook ondergetekende daartoe. Het bleek zb eenvoudig om op 160 QRV te geraken, dat het zinvol leek eens te beschrijven hoe een en ander in zijn werk is gegaan, mogelijk als stimulans voor aankomende "topband" enthousiasten. Ms eerste stap werd bij de PTT een machtiging aangevraagd. Binnen luttele dagen lag deze in de bus en konden de experimenten beginnen. Achtereenvolgens zullen worden behandeld de ontvangkant, de zendkant en de antenne-mogelijkheden van een eenvoudige 160-meter installatie.
Fig. 1.
Besloten werd in eerste instantie eens wat te gaan luisteren op 160, om de diverse mogelijkheden en ook eventuele moeilijkheden te leren kennen. Daartoe werd een simpele buizenconvertor ontworpen, die uitstekende resultaten bleek te geven. Het schema vindt u in fig. 1. Het toppunt van eenvoud, met Touter junkboxonderdelen, of spullen uit een oude radio. De uitgangsfrequentie van de convertor ligt in de 10 meter-band. Dit biedt twee voordelen boven een andere middenfrequentie: ten eerste is het gevaar van doorstraling van het oscillatorsignaal vrijwel nihil en ten tweede kunnen we in de oscillator een goedkoop 27 MHz kristal toepassen. Vele kristalfrequenties zijn bruikbaar, zolang we er maar voor zorgen dat het mengprodukt 1.825 - 1.835 plus de kristalfrequentie in de 10 meter-band (28-29.7) valt.
In het proefmodel van de convertor werd geen HF-versterking toegepast, aangezien de gevoeligheid voldoende bleek. In bepaalde (ongunstige) gevallen kan een eenvoudige HFtrap echter misschien nog wel wat verbetering brengen.
De ingangsspoel L1 is de bekende Amroh 402 spoel. Het voordeel van deze spoel is dat er vrijelijk geexperimenteerd kan worden met de gunstigste antenne-aanpassing zoals uit het schema blijkt. Uiteraard kan er ook een MG antennespoel uit een of andere BCL doos gebruikt worden. We halen er dan zoveel windingen af dat Hilversum 1 te horen is met bijna maximale capaciteit van de afstemcondensator. Voor dit probeersel moeten we dan wel even een kristalontvangertje maken en de antenne koppelen we via een 10 pF c'tje met de bovenkant van de kring. Een nieuwe koppelspoel voor de antenne met de nodige aftakkingen is dan een simpele zaak. De HF-smoorspoel in de anodekring van de mixer is allerminst kritisch: het kan een dumpgeval-met-schijfjes zijn, maar bijv. ook een Amroh F-4 of iets wat daarop lijkt.
De kristaloscillator bevat, zoals gezegd, een 27 MHz kristal, d.w.z. een 9 MHz lu-istal dat in de derde boventoon genereert. Spoel L2 staat dan ook op 27 MHz. Met behulp van een grid-dipper is zo'n spoeltje snel gefikst.
Met het trimmertje tussen de triode-anode en g3 van de heptode kunnen we de mengtrap op maximale conversie steilheid instellen met als resultaat optimale gevoeligheid. We regelen af op circa 10 Volt over de 47k weerstand tussen g3 en massa. Doe dat wel met een buis- of fetvoltmeter. Beschikt u niet over een dergelijk machien, mask er dan een of meet met behulp van uw oude trouwe multimeter ongeveer 0,2 mA door eerdergenoemde weerstand.
Deze convertor werd in uiterst korte tijd in elkaar gesoldeerd en werkte meteen zeer bevredigend: met de 20 m groundplane als antenne (alleen binnenader coax aangesloten) werd onder meer gehoord G, GM, D, OK/OL en PA met goede signaalsterkten (CW). En dat was voor de tijd van het jaar (begin augustus) bepaald niet zo slecht. De 160 meter is nl. een echte "winterband".
Bij ondergetekende is de convertor aangesloten op een vrij bejaarde HW-100, die geen apart CW-filter bezit. Toch zijn de CW-signalen zonder veel moeite tussen de scheepvaart QRM uit te vissen. Voor degenen die zonder al te veel moeite willen kennismaken met de 160 meter is deze convertor misschien eens een aardig zelfbouw-objekt, waarvoor weinig moeite en nog minder geld nodig is. Een sloopradio is de leverancier voor de onderdelen!
Fig. 2.
Na enige dagen luisteren bekroop ondergetekende al gauw de lust om ook eens wat HF de lucht in te sturen. Wederom werd een greep in de junkbox gedaan en de zender van fig. 2 was het resultaat. Het is een zeer simpel drietraps geval geworden, alleen voor CW. De zender bestaat uit een VFO op 900 kHz, een verdubbelaar, tevens driver, en een eindtrap (HI) met 10 Watt input en een pi-filter uitgang.
Ms schakeling werd een Clapp gekozen, vanwege de spreekwoordelijk goede stabiliteit. Zelfs zonder spanningsstabilisatie staat de oscillator zeer stevig in zijn schoenen en geeft een goede T9 bij sleutelen.
Als oscillatorspoel werd weer een Amroh 402 genomen, die voor dit doel uitstekend geschikt bleek. Met de aangegeven condensatorwaarden resoneert de zaak op ca. 900 kHz (rond 320 meter, gemakkelijk te kontroleren op een goede omroepdoos). Het is aan te bevelen voor de C's in het oscillator gedeelte mica-exemplaren te nemen. De afstem-C van 500 pF wordt voorzien van een goede fijnregeling.
S1 is de "influitschakelaar". Neem hiervoor een licht-schakelend exemplaar.
Deze buis fungeert tevens als sleutelbuis. In de kathodeleiding is een eenvoudig klikfilter opgenomen. Voor spoel L2 kan weer een 402 worden genomen en deze wordt met de 30 pF trimmer eenmalig afgeregeld in het midden van de band, dus op 1.830 MHz. Is de trimmer van 30 pF niet voldoende, dan kan natuurlijk een vaste C worden bijgeschakeld.
De PA is conventioneel van opzet. De ELM; vrij willekeurig gekozen, doet het op deze lage frequentie uitstekend, het rendement is goed en de buis vertoont geen neiging tot TPTG-oscilleren, ondanks het feit dat er geen afschermschotje over de voet is geplaatst. Het pi-filter stelt ons in staat de meest uiteenlopende antennes te gebruiken. De spoel in het proefmodel is afkomstig uit een tuningunit type TU-5B en resoneert met de aangegeven condensatorwaarden prima op 160 meter. Wie niet het geluk heeft toevallig iets dergelijks in zijn junkbox te hebben, kan gemakkelijk zelf iets maken.
Neem voor de spoelvorm een (liefst keramisch) exemplaar van minimaal 21/2 cm diameter, met draad van ca. 1 mm. Met de dipper is het juiste aantal windingen (± 40) op eenvoudige wijze te bepalen. Met een stuk duims PVC pijp, van de loodgieter geritseld, gaat het ook uitstekend.
De afstem-C's zijn gewone ontvanger-typen, waarbij de loading-C een duo is met beide sekties parallel. Voor sommige antennes zal echter een sektie al voldoende zijn, terwijl voor andere configuraties nog een extra vaste parallel-C nodig zal zijn. E.e.a. experimenteel te bepalen (Cx in het schema). Aan de uitgang is nog een schakelingetje aangebracht om de relatieve output te kunnen bepalen. Met de trimmer van 30 pF kan de uitslag van de meter worden ingesteld.
S2 maakt deel uit van het relais dat ook de antenne omschakelt. In dit geval een relais uit een BC-625. Eventueel kan voor S2 ook een schakelaar worden gebruikt, waardoor alleen het "bedienings-comfort" wat terugloopt, we kunnen dan voor de antenne ook een simpele schakelaar gebruiken. Bij 10 Watt input Levert de eindtrap voldoende HF (ca. 6 Watt) om met een redelijke antenne een heel eind "weg te komen", zeker bij goede kondities en in de avonduren.
Voor velen lijkt dit het grote struikelblok. Vooral in de stad (waar ondergetekende woont) valt het niet mee een halve- of kwartgolfantenne te realiseren, aangezien de ruimte daarvoor te beperkt is of de huisbaas iets dergelijks niet graag ziet. Een heel goede antenne voor mensen met weinig ruimte is de "helically wound vertical", zoals die werd beschreven door wijlen PAoSN in CQ-PA van 14 april 1972. In de praktijk is echter gebleken dat ook willekeurige draadantennes van minimaal 15 meter lang, niet al te laag opgehangen, zeer redelijke resultaten geven, met name in de avonduren. Kan het pi-filter, hoe flexibel ook, de (onbekende) impedantie van zo'n antenne niet aan, dan kunnen we nog een aparte antennetuner gebruiken. Hierover bestaat genoeg literatuur. Kunt u echter ook geen draadantennes van enige lengte en/of hoogte kwijt, dan nog behoeft dat geen beletsel te zijn om op 160 meter uit te komen. Want ziet hoe ondergetekende zijn QSO's draait: met de binnenader van de coax die zijn 3-banden groundplane voedt aan de uitgang van het pi-filter gehangen, en twee C's van 1000 pF in serie, parallel over de loading C, werd gewerkt met: G3, G4, DJo, DL3, OK1, OL4, PAo en PA7. De rapporten van "over de grens" varieerden tussen 4-5-9 en 5-8-9. Toch wel een bewijs dat er echt niet veel voor nodig is om te kunnen uitkomen.
Dit artikel pretendeert niet een up-to-date 160 meter-station te hebben beschreven. Dat was ook niet zo zeer de bedoeling. De opzet is om amateurs die spelen met de gedachte wat aan 160 te gaan doen maar die tegen bepaalde aspekten opzien, te tonen dat met zeer simpele apparatuur en antenne bijzonder leuke resultaten kunnen worden geboekt. En de voldoening weer eens wat zelf te hebben gebouwd is er des te groter om. Tot werkens op topband, en voor eventuele vragen altijd QRV.
PA0GBY, Rob.