Rob's web

RTTY converter DJ6HP 2

Kiest men Rel = Re2 dan bepalen alleen de constanten die de versterking bepalen de bij elkaar te tellen spanningen. In principe worden echter in deze schakeling beide ingangsspanningen samengevoegd en omdat deze voor de ingang respectievelijk positief en negatief gelijkgericht werden en elkaar opvolgen verschijnt aan de uitgang van deze schakeling het oorspronkelijke RTTY-signaal.

Het hierop aanwezige LF wordt door de terugkoppelingstak, resp. de Rc hier in, onderdrukt, waardoor deze trap tevens een onderdoorlaat-karakteristiek heeft.

Voor de grensfrequentie geldt de formule:

Eq 6

De gewenste grensfrequentie in de converterschakeling bepaalt weer de informatie-inhoud, dus de seinsnelheid. Ook hier geldt de regel 1,6 x de puls-snelheid in hertz, dus 80 hertz voor 50 baud.

Deze versterkertrap heeft ook een dubbele functie. Daarom wordt hij in de literatuur vaak als addition-low-pass filter betiteld.

De complete schakeling

In fig. 4 de complete schakeling van de converter. De operationele versterkers OP6 en OP7, in deze beschrijving als OP-AMP aangeduid, werken tussen ontvanger LF-uitgang en converter-begrenzer als actieve filters met een versterkingsfaktor van ongeveer 12 maal. De filters zijn berekend voor een bandbreedte van 80 Hz.

Fig 4
Fig. 4. RTTY-converter.

Voor de begrenzer worden de signalen van de beide actieve filtertrappen samengevoegd en verschijnen aan de uitgang met een amplitude van ongeveer 25100Vss. OP1 wordt met instelpotmeter P8 op symmetrische begrenzing ingesteld.

Met P1 en P2 worden de OP-AMPs OP2 en OP3 dusdanig ingesteld, dat aan de uitgangen X en Y een uitgangs-amplitude van 8 volt resulteert. De bandbreedte van deze trappen is weer op 80 Hz berekend. De versterking bedraagt 0,5 maal.

Terwijl de actieve filters in OP6 en OP2 op de vaste MARK frequentie van 1275 Hz zijn afgeregeld, zijn de actieve filters voor SPACE, OP7 en OP3, omschakelbaar op de resonantiefrequenties van 1445, 1700 en 2125 Hz. In het RTTY-verkeer resulteert dit in de gebruikelijke shiftfrequenties 170, 425 en 850 Hz.

Deze omschakelingen vinden plaats m.b.v. een vier standen schakelaar waarvan de vierde schakelstand een traploze variabele shift mogelijk maakt via potmeter P4.

Het met de dioden gelijkgerichte signaal van de selectiekringen bereikt de low-pass trap OP4. De grensfrequentie is 80 Hz en wordt bepaald door de weerstand van 220k en de condensator van 15nF. De symmetrie van het uitgangssignaal wordt met P9 ingesteld, waarbij de uitgangsspanning zonder uitsturing 0 volt moet zijn.

De hierop volgende Schmitt-trigger OP5, voor het corrigeren van de signaalflanken uit OP4, heeft in de toegepaste weerstandssamenstelling een schakel-hysterese van ca 0,8V waardoor kleine stoorsignalen genegeerd worden. De transistor BC237 dient alleen als inverter voor normal/reverse shift.

De schakeltransistor MJE340 schakelt de lijnstroom waarmee de telex selectormagneet wordt gestuurd. Deze transistor moet spanningen tot 200 volt kunnen schakelen en een vermogen van ½ tot 1 watt kunnen verwerken.

Voor de OP-AMPs OP1 en OP5 is het type 709 gekozen, terwijl voor de andere OP-AMPs zowel 741's als 709's kunnen worden gebruikt. Op de oorspronkelijke print waren voor de 709's frequentiecompenserende onderdelen geprojecteerd maar het bleek dat toepassing van de 741 deze onderdelen overbodig maakte omdat de 741 al inwendig gecompenseerd is.

Met deze converter zijn ook hogere snelheden dan 50 baud mogelijk als men de filters breder dimensioneert. Hiervoor past men de voorgeschreven formules toe, waarbij de eenvoudigste manier is kleinere filtercondensatoren te kiezen. Bij dergelijke experimenten dient men wel in het oog te houden dat de stoorafstand proportioneel met de snelheid afneemt en het aantal aanslagen van amateurs meestal onder de 250 per minuut ligt. Dit is veel minder dan 50 baud, zodat men de eerzucht om met hogere snelheid te kunnen schrijven moet betalen met een slechtere overdrachtskwaliteit!

Bouw

Omdat de converter geen kritische componenten bevat valt over de bouw niet veel op te merken. De onderdelen-opstelling laat geen ruimte voor twijfels.

Afregeling

(MP = meetpunt; zie schema)

  1. Stroomtoevoer aansluiten (+15V, -15V en massa).
  2. 1275 Hz 0,5Vss aansluiten op de ingang. Met P10 signaal op MP1 op maximum afregelen (resonantie).
  3. Signaal op MP3 (ca 25Vss) met P8 op symmetrische begrenzing instellen. Daarbij moeten de geclipte amplitudes aan beide zijden even breed zijn.
  4. Signaal op Y op maximum instellen met P3, daarna met P1 op 8Vss instellen.
  5. Doorverbindingen a-b en e-f aanbrengen (met de sthakelaar of voor de voorlopige afregeling met draad). 1445 Hz op de ingang aansluiten. Signaal op MP2 met Pll op maximum instellen. Signaal op X met P5 op maximum instellen, nadien met P2 op 8Vss. De doorverbindingen a-b en e-f wegnemen.
  6. 1700 Hz, 0,5Vss aansluiten op de ingang (425 Hz shift). Afregelen als bij punt 5 echter met de doorverbindingen a-c en e-g en de potmeters P12 en P6. P2 hoeft niet bijgesteld te worden. Ook deze doorverbindingen weer verwijderen.
  7. 2125 Hz, 0,5Vss aansluiten op de ingang (850 Hz shift). Afregelen als bij punt 5 met de doorverbindingen a-d en e-h en de potmeters P13 en P7. P2 hoeft niet te worden bijgesteld. Doorverbindingen verwijderen.
  8. Ingang aan massa leggen. Uitgang van OP4 met P9 op nul volt instellen. Doorverbinding naar massa weer wegnemen.
  9. Aan de uitgang van OP5 meten. Toongenerator op ingang aansluiten. Bij wisseling van het ingangssignaal van de toongenerator tussen de shiftfrequenties schakelt de uitgang tussen zijn positieve en negatieve maximum heen en weer.

Eenvoudige afstemindicator

Na deze afregeling kan de converter bedraad en in zijn definitieve behuizing gemonteerd worden.

Afstemindicatie op een kathodestraalbuis

De signalen worden van de punten X en Y afgenomen.

Meestal gebruikt men bij selectieve LF-converters een oscilloscoopbuis, die, hoewel kostbaar in aanschaf, beslist het beste is omdat deze de afstemming twee-dimensioneel weergeeft en daardoor het bijstellen en optimaal naregelen van de ontvanger aanzienlijk vereenvoudigt.

Men kan hiervoor de voordeligste en eenvoudigste oscillograaf gebruiken, waarbij het ene signaal aan de X- en het andere aan de Y-ingang wordt toegevoerd. Kies voor R=10k. Men kan ook volstaan met een eenvoudige scoop met een 3 cm buis. Afbuigversterkers zijn in dit geval niet noodzakelijk omdat het uitgangssignaal van de actieve filters in tegenstelling tot meer conventionele LC-kringen zeer laagohmig is. R=10 ohm.

Het schema van zo'n simpele afstemscoop wordt gegeven in fig. 7.

Fig 7
Fig. 7.

Men transformeert simpelweg de wisselspanning van X en Y via transistortrafo's omhoog tot de waarde die de gebruikte kathodestraalbuis voor voldoende afbuiging nodig heeft. Meestal is ca 100Vss toereikend, zodat de spanningsversterking van de trafo's 1 : 10 moet bedragen (impedantie 1 : 100).

Natuurlijk kan men ook met eenvoudige optische indicaties to werk gaan, waarbij LEDS gebruikt worden, of EMM801, maar met de huidige overbezetting van de amateurbanden is een dergelijke methode nauwelijks meer toereikend.

Deel 1 - Deel 2.

PA0ERI.