
Fig. 1. Schema.
Een voorversterker met een bipolaire transistor lijkt uit de tijd, maar de prestaties van deze voorversterker zijn toch goed genoeg om het nogmaals te publiceren. Het ruisgetal van de voorversterker ligt rond de 1 dB, wat komt door de eigenschappen van de BFT66 en de mogelijkheid om de ingang van de versterker redelijk op 50 Ohm te kunnen krijgen. Door een goede ingangs-SWR is de efficiency van de versterker goed, terwijl tegelijkertijd de optimale bronweerstand voor de transistor (75 Ohm) met een spoeltje te verkrijgen is. De bronweerstand die de basis van de transistor ziet bepaalt namelijk in welke mate de ruis van de transistor de S/N verhouding verslechtert.
L1 en L2 fungeren als transformatoren, waarmee de signalen in- en uitgekoppeld worden. L1 en L2 zijn vrijdragende spoelen, die van 1 mm dik koperdraad gewikkeld worden. De binnendiameter van L1 is 6 mm, die van L2 is 8 mm. L1 heeft 4 windingen, met een spoellengte van 6 mm. De aftakkingen liggen op resp. 1,25 en 1,75 winding van de koude kant. L2 heeft 5 wikkelingen, met een aftakking op 3 windingen en een op een halve wikkeling vanaf de koude kant.
Men kan de voorversterker op een print maken, maar het kan uiteraard ook in een blikken doosje met 'zweefbouw' gemaakt worden. In feite is de zwevende bouwtechniek voor een versterker gunstig, omdat parasitaire capaciteiten en indukties van de printbanen vermeden worden. Toepassing van luchttrimmers (tronser trimmers of toltrimmers) verhoogt de kwaliteit. De koppel en ontkoppel condensatoren moeten keramische typen zijn (geen MKM o.i.d. gebruiken).

Fig. 2. Print.
PA3DTR.