Rob's web

Toch nog onbekende trafo's

Home - Techniek - Electronica - Radiotechniek - Radio amateur bladen - Twenthe Beam - Toch nog onbekende trafo's


Zijn er na de vorige twee artikeltjes toch nog trafo's die ons amateurs blijven boeien en hebben we aan de hints van de vorige artikeltjes niet genoeg, dan gaan we dit keer iets theoretischer te werk.

Een trafo heeft als wikkeling een zelfinductie (zoveel Henry). Dit kunnen we natuurlijk meten met een zelfinductiemeter, jammer genoeg heeft niet iedereen maar zo'n ding ter beschikking. Dit kunnen we ook wel experimenteel te weten komen. We nemen een wisselspanning van ong. 10 Volt 50 Hz van een trafo en sluiten hierop de te meten wikkeling met in serie een weerstand aan. We meten de spanning over de weerstand en over de te meten wikkeling. We veranderen de weerstand nu zodanig dat de beide spanningen gelijk worden. Nu is de reactantie (geleerd woord voor weerstand door zelfinductie) gelijk aan de weerstand dus:

2pi × f × L = R, L = R: 2pi × f) dit geeft L = R : (6,28 x 50) dit is dan L = R : 314 (Henry). Hebben we dit berekend dan weten we de zelfinductie van die wikkeling. We kunnen voor ons zelf dan bepalen hoeveel spanning we op deze wikkeling zouden willen zetten. Stel we willen hier 6,3 Volt op zetten en we hebben gevonden dat deze wikkeling 1 Henry zelfinductie heeft, dan is in dat geval de nullaststroom te berekenen. Dit gaat als volgt: 6,3 : 2pi x f x L = de nullaststroom dus 6,3 : 314 = 0,02 Ampère de vollast zou dan zo,n 20 Ampère kunnen zijn. Dus een trafo van zo'n 125 VA.

We kunnen bij boven beschreven meting ook de spanning op de overige wikkelingen meten en weten daarvoor ook de transformatie verhoudingen. Let op de spanningen op de andere wikkelingen kan veel hoger zijn dan we verwachten dus kijk uit.

Hebben we een wikkeling gevonden die bijvoorbeeld een factor 40 transformeert dan heeft die wikkeling een zelfinductie van 40 x 40 = 1600 Henry. Willen we deze wikkeling aansluiten op 220 Volt dan gaat er een nullaststroom lopen van 220 : 1600 × 314 = circa 0,5 mA. Dit zou dus betekenen dat met deze primaire wikkeling een vermogen van zo'n 220 x 0,5 =110 VA kan transformeren.

We kunnen dit ook anders bekijken. we beschouwen de nul-laststroom als een stroom die getransformeerd moet worden. Hebben we een wikkeling met een transformatieverhouding van 40 dan wordt de nullaststroom 40 maal kleiner. Dus 20 : 40 = 0,5 mA en dus 1000 x is een vollaststroom van 0,5 Amp. Het vermogen is dan 220 x 0,5 = 110 VA.

Na dit alles weten we nog niet of dit wel het echte voltastvermogen is. Ook dit kunnen we experimenteel bepalen door in onze testschakeling de weerstand te verlagen en de transformatie verhouding in de gaten te houden. Want wanneer de magnetisatie in verzadiging komt wordt de wisselspanning vervormd en zal de trafo deze vervorming niet goed door geven. Dit is natuurlijk beter te zien met een oscilloscoop. Hebben we dit punt gevonden dan vinden we een stroom, de zogenaamde verzadigingsstroom. We gaan nu met in ieder geval minder dan de helft van deze verzadigingsstroom en vermenigvuldigen deze met de reactantie en we krijgen de spanning waarop deze wikkeling aangesloten kan worden. Veel succes met het meten en experimenteren bij problemen geef ik graag raad.

PA0HOF, Hennie.