Telex (of verreschrift; Engelse afkorting van Teleprinter exchange) is een manier om op elektronische wijze brieven te versturen of schriftelijk te communiceren.
De telex ontstond in de jaren 1920 en is eigenlijk zelfs het eerste medium dat het moderne "chatten" toeliet: een interactieve manier om teksten af te drukken op een typemachine op afstand, in het Engels doorgaans teleprinter genoemd. De al sinds 1867 bestaande stock ticker kon alleen beurskoersen en dergelijke ontvangen, en afdrukken op een strook papier. Dit was echter uitsluitend eenrichtingsverkeer.
Het grote nadeel van de telex is dat deze een eigen netwerk van centrales en kabels nodig heeft. Het kiezen gebeurde via de cijfers op het toetsenbord (onder meer in Nederland) of via een losse draaischijf zoals op de telefoon. Ruis en dergelijke waren minder hinderlijk dan bij telefoonverbindingen, en ten opzichte van telefonie was al eerder volautomatisch internationaal verkeer mogelijk.
Siemens T-100 telex in meubel met draaischijf kiezer.
Telex heeft een rijke geschiedenis en lag mede aan de basis van de economische internationalisering van de laatste decennia. Vanaf de jaren tachtig heeft de telex een enorme concurrentie gekregen van de telefax, die inmiddels ook al achterhaald is door de sterke opkomst van e-mail. Veel bedrijven en organisaties hebben nog wel een telefax, naast vele andere communicatiemiddelen. Wetgeving met betrekking tot de geldigheid van documenten speelt hierin onder andere een rol. Telex hield nog enige tijd stand tegen de fax, omdat hiermee verstuurde berichten rechtsgeldig waren en de met fax verstuurde berichten toen nog niet. Toen de rechter faxberichten erkende als rechtsgeldig werd de telex definitief overbodig.
In Nederland werd de telex in 1933 geïntroduceerd. Op 9 februari 2007 is KPN na 74 jaar gestopt met het telexverkeer. Er waren toen nog ongeveer 200 gebruikers.
De telex is een digitale communicatiewijze die gebaseerd is op de Baudot-code, genoemd naar Émile Baudot. Op deze code bestaan vele varianten, waarvan de Murray-code de bekendste is. De originele Baudot-code was geoptimaliseerd op het coderen met behulp van een toetsenbord: de meest gebruikte letters vergden de gemakkelijkste vingerbewegingen. De Murray-code is geoptimaliseerd naar de bandbreedte van een telexverbinding: de meest gebruikte letters veroorzaken de laagste frequentiecomponenten in het signaal op de lijn.
De Baudot-code bestaat uit 5 bits en telt dus 32 verschillende combinaties. Om de 26 letters uit het alfabet en de 10 cijfers af te drukken heeft men dus een probleem, dat opgelost werd door middel van de "letter - cijfer shift"-functie. Deze functie liet letterlijk op afstand de wagen van de verreschrijver oplichten, zodat andere en meer karakters (ook leestekens) konden worden afgedrukt.
Andere functies die we nog steeds in de computerwereld kennen zijn de "carriage return" en de "line feed". Deze commando's gaven respectievelijk het bevel aan de verreschrijver om de wagen terug te voeren naar het begin van het blad, om bijgevolg opnieuw aan de kantlijn te schrijven en om de papierrol naar boven te bewegen om een nieuwe regel te beginnen. Deze functies hebben nog steeds een eigen ASCII-code.
Code | Letters | Figures |
---|---|---|
43210 | ||
00000 | Blank | Blank |
00001 | E | 3 |
00010 | LF | LF |
00011 | A | - |
00100 | Space | Space |
00101 | S | ' |
00110 | I | 8 |
00111 | U | 7 |
01000 | CR | CR |
01001 | D | WRU |
01010 | R | 4 |
01011 | J | Bell |
01100 | N | , |
01101 | F | |
01110 | C | : |
01111 | K | ( |
10000 | T | 5 |
10001 | Z | + |
10010 | L | ) |
10011 | W | 2 |
10100 | H | |
10101 | Y | 6 |
10110 | P | 0 |
10111 | Q | 1 |
11000 | O | 9 |
11001 | B | ? |
11010 | G | |
11011 | Figures | Figures |
11100 | M | . |
11101 | X | / |
11110 | V | = |
11111 | Letters | Letters |
Om berichten snel te kunnen verzenden of regelmatig kan men deze eerst op een ponsband zetten. Een 1 wordt een gat en een 0 is geen gat.
Als men een fout maakt corrigeert men die door de ponsband terug te zetten met de drukknop op de ponser en dan op de Letters-toets te drukken en hierna de juiste teken. Indien men met cijfers of leestekens bezig was eerst de Figures-toets indrukken en dan weer verder gaan.
Op de ponsband wordt ook een transport strip met kleine gaatje geponst tussen bit 1 en 2. Doordat deze niet in het midden zit kan de band niet worden gespiegeld.
Men begint de ponsband met minimaal eenmaal op de Letter-toets te drukken, waarna het bericht kan worden ingevoerd. Eindig ook met op de Letter-toets te drukken.
Als men een naar een nieuwe regel moet gaan drukt men eerst de carriage return (CR) en dan op de linefeed (LF) i.v.m. de traagheid van de wagenterugloop. Indien nodig kan men hiena nog een extra linefeed geven voor een lege regel.
In rust loopt er een gelijkstroom van 40mA door de machine die er voorzorgt dat de decoder op het begin punt blijft staan. Het zendcontact en ontvangstmagneet staan in serie zodat men op papier kan zien wat men in typt en zo dus een copie heeft.
Drukt men op een toest dan wordt er een startpuls gegeven door de stoom te onderbreken, waardoor de ontvanger start en synchroon meeloopt met de coder. De lengte van het startbit is een bit. Hierna worden de vijf databits verzonden waarna er een stopbit wordt geven van 1,5 bit lengte. De stopbit is weer stroom door de ontvanger waardoor het mechaniek weer wordt stil gezet.
Op de onderstaande tekening is dit duidelijk te zien. Mark (1) is stroom en space (0) is geen stroom. Dit is dus een digitale vorm van datatransmissie waarbij stroom wordt gebruikt i.p.v. een spanning.
De tijdsduur van een bit is afhankelijk van de seinsnelheid. Bij een snelhied van 50 Baud is de bitduur 20 ms. Bij machines voor 45,45 Baud is de bitduur 22 ms.
Een aantal type telexmachines kan twee kleuren printen. Hierbij wordt rood gebruikt voor verzonden tekst en zwart voor ontvangen tekst. De T-100 doet dit.
Deze machine is de opvolger van de T37 (1933 - 1960). Het grote verschil is de printer. Bij de T37 ging de gehele wagen heen en weer terwijl bij de T100 de printkop heen en weer gaat zodat de machine ook smaller geworden is.
De eerste versie van de T100 lijkt veel op een bureautypmachine en is voor zien van een ponsband maker en zender. De abonneekast werd los geplaatst.
T100a.
Tot 1976 waren alle telexmachines volledig mechanisch opgebouwd wat zorgde dat de machines tijdens bedrijf luidruchtig waren. Daarnaast moest er geregeld onderhoud aan de machines plaatsvinden zodat deze gesmeerd zijn werk kon doen.
In 1976 werd de eerste electronische telex door Siemens geleverd. Deze is opgebouwd met CMOS ic's en de printer was van het daisywheel type, welke ook op schrijfmachines werd gebruikt.
Siemens T1000.
De T1000 werd geleverd van 1976 tot 1985 waar het werd vervangen door de T1000S. De ponsband apparatuur werd vervangen door een diskette station en er werd een beeldscherm toegevoegd. Deze werd geleverd tot 1990.
Siemens T1000S.
Naast de T1000S is ook nog de T1200 geleverd. Deze werd geleverd van 1986 tot 1991. Dit was dan ook de laatste telex die door Siemens gebouw werd. De telefax kwam in gebruik en heeft veel werk van de telex overgenomen.
Siemens T1200.
Op basis van de Siemens T1000 heeft Philips Usfa een crypto module gebouwd die zorg draagde voor het versleutelen van de telexberichten. Dit was de Aroflex UA-8116 welke onder de telex was bevestigd. Deze machine was ook leverbaar als de T1000-CA.
RTTY is een draadloze vorm van telexverkeer. Deze werd veel gebruikt in de scheepvaart en wordt nog steeds door radiozendamateurs gebruikt. Er kan gewerkt worden met standaard telexmachines waarbij de abonneekast buiten werking is gesteld of omgebouwd. De lijnstroom wordt dan met een modem verbonden.
Voor RTTY gebruik dient de WRU toest niet gebruikt te worden. Verwijder de beugel onder de Blank-toests en plaatst de onder de WRU-toets. Bij ponsband uitzendingen zou dan waartaal op het papier van het tegenstation verschijnen.