Een lasdoos maakt deel uit van een elektrische installatie, en dient voor het onderbrengen van verbindingen (lassen) van installatiedraad. Lasdozen werden in het verleden van ijzer gemaakt, maar tegenwoordig vanwege het kostenaspect, maar vooral ook uit veiligheidoverwegingen (risico bij kortsluiting) alleen nog maar van kunststof.
De traditionele lasdoos - ook wel normaaldoos genoemd - wordt gemaakt in ronde of vierkante vorm. De doos heeft invoeropeningen (spruiten) waarop installatiebuis met de standaarddiameter van 16 mm kan worden aangesloten, en is voorzien van een deksel dat met twee boutjes wordt vastgezet. De lasdoos heeft stootranden die het te ver doorsteken van de buis in de doos voorkomen.
Normaaldozen zijn er in allerlei configuraties, zodat altijd een passende lasdoos kan worden gevonden voor een bepaalde situatie. Naast zijspruiten kunnen ze ook voorzien zijn van een achterspruit.
Binnenmaat is ⌀ 56 mm en 26 mm diep.
Veel van de bovenstaande modellen zijn niet leverbaar.
Naaast de ronde lasdozen worden ook vierkante lasdozen met afgeronde hoeken geleverd.
NEN-1010:1962 artikel 262 lid 3: Trekdozen moeten in een voldoende aantal in het buizennet aanwezig zijn. Tussen twee dozen mogen in de regel niet meer dan vier bochten voorkomen.
Een flauwe S-bocht wordt als een bocht geteld.
Normaaldozen hebben dezelfde kleur als de buizen.
Bij de banuladozen (Bakker Nummer Lasdozen) liggen de buis invoeringen op twee lagen. Iedere doos is door een nummer bepaald.
Montage van banuladozen geschiedt uitsluitend in zicht.