De secans (Latijn voor de snijdende), aangeduid met sec, van een scherpe hoek a in een rechthoekige driehoek is gelijk aan: sec(α) = schuine zijde / aanliggende zijde.
De secans van een scherpe hoek a in een rechthoekige driehoek is dus het omgekeerde van de cosinus van deze hoek. sec(α) = 1 / cos(α).
Uit de goniometrische cirkel en de stelling van Pythagoras kan de volgende relatie met de tangens afgeleid worden: tan2(α) + 1 = sec2(α)
De cosecans, aangeduid met csc, van een scherpe hoek a in een rechthoekige driehoek is de secans van het complement van die hoek. csc(α) = sec(90° - α)
Uitgedrukt in de zijden van de driehoek, geldt: csc(α) = schuine zijde / overstaande zijde.
De cosecans van een scherpe hoek in een rechthoekige driehoek is dus het omgekeerde van de sinus van die hoek. csc(α) = 1 / sin(α).
Uit de goniometrische cirkel en de stelling van Pythagoras kan de volgende relatie met de cotangens afgeleid worden: cot2(α) + 1 = csc2(α).