Rob's web

Belichting

In de fotografie wordt belichting vaak als "uitlichting" aangeduid, de "belichting" is de totale hoeveelheid licht die op het gevoelige materiaal of de beeldsensor valt. Deze belichting is afhankelijk van de helderheid van het onderwerp, het diafragma, de belichtingstijd en de filmgevoeligheid (ISO-waarde) van de film.

Contrast

Een contrast is het verschil tussen tegenstellingen en overeenkomsten. Bijvoorbeeld tussen licht en donker of tussen twee kleuren, tussen personen, tussen of binnen stukken muziek (juxtapositie). Een hoog contrast duidt op een groot verschil, zwart en wit, dag en nacht. Een laag contrast duidt op weinig verschil: grijstinten onderling bijvoorbeeld.

Het contrast tussen letters en de achtergrond is bijvoorbeeld bepalend voor de leesbaarheid. Als er weinig of geen verschil in helderheid is, maar alleen verschil in kleur, dan kan dit voor een kleurenblinde te weinig contrast opleveren.

Belichtingsmeter

De belichtingsmeter bestaat uit een lichtgevoeligecel die de lichtsterkte op een meter laat zien. In moderne camera's wordt het meetsignaal aan de sluitertijden of diafragma sturing gekoppeld.

Een belichtingsmeter kan in de camera ingebouwd zijn of als los apparaat gebruikt worden.

Meetveld

Interne lichtmeters hebben meestal een aanpassing van het meetveld.

Integraalmeting met nadruk op het midden

Intergraalmeting wil zeggen dat het gemiddelde wordt berekend van de lichtwaarden van het gehele beeld, waarbij het midden van het beeldvlak een zwaarder accent krijgt dan de zijkanten.

Deze methode kan in de meeste omstandigheden worden gebruikt als het licht geleidelijk over het beeld veerdeeld is en en licht en schaduw een evenwicht vormen.

Indien een camera geen omschakelbaar meetveld heeft is dit de standaard methode.

Integraalmeting

Deelmeting

Bij deelmeting wordt hoofdzakelijk het midden van het beeld gemeten, ongeveer 13% van het totale beeldoppervlak.

Deze methode levert goede resultaten op als het onderwerp van de foto afsteekt tegen een erg lichte of erg donkere achtergrond.

Deelmeting

Spotmeting

Bij spotmeting wordt een nog kleiner deel van het beeld gemeten, slechts 2,7%. Daardoor kan de fotograaf het beeld heel precies berekenen.

Spotmeting

Camera's met spotmeting kunnen uitgerust zijn met een multi-spot functie, waarbij de fotograaf eerst meerdere punten meet waarna de camera het gemiddeld berekend.

Grijswaarde

Grijswaarde is de maat waarmee de lichtintensiteit voor een foto wordt gemeten. Het interpreteren van de juiste grijswaarde speelt een belangrijke rol bij het Zone-systeem.

18% middengrijs

In de fotografie hanteert men een grijswaarde van 18% (middengrijs) voor een gemiddelde onderwerp; veel belichtingsmeters zijn op deze waarde gekalibreerd of geijkt. Dit houdt in dat als de lichtwaarde van het onderwerp exact 18% grijs bedraagt, een sensor of film optimaal wordt belicht. Voor digitale fotografie geldt dat de grijswaarde de gedigitaliseerde waarde is van de intensiteit van een CCD-pixel is. In de praktijk blijkt dat zeer veel situaties inderdaad gemiddeld zijn verlicht.

Zone-systeem

Het zone-systeem is een systematische methode om fotografische afdrukken precies zo te krijgen als de maker voor ogen had. Het systeem is bedacht door de fotograaf Ansel Adams en is gebaseerd op previsualisatie van de afdruk op basis van het waargenomen beeld.

Het zone-systeem is bedacht in een tijd dat men ieder negatief afzonderlijk kon bewerken (platen kamera's). Het systeem is echter ook bruikbaar met middenformaat-camera's waarbij de filmmagazijnen verwisselbaar zijn.

Het zonesysteem verdeelt zowel het waargenomen beeld, het negatief als de afdruk in maximaal 10 zones: van detailloos donker oplopend naar detailloos licht. De zones zijn genummerd van 0 tot 9 in Romeinse cijfers en hebben betekenis zoals in onderstaand overzicht.

Zone 0maximaal haalbaar zwart van het afdrukmateriaal
Zone Ibijna zwart
Zone IInet onderscheidbare structuur
Zone IIIschaduw met structuur
Zone IVgemiddeld donker, schaduwpartijen
Zone Vmiddengrijs, 18% grijskaart
Zone VIblanke huid in zonlicht
Zone VIIlicht met structuur
Zone VIIIlaatste sporen van structuur
Zone IXmaximaal wit van het afdrukmateriaal

Merk op dat de gebruikte grijstinten op verschillende beeldschermen verschillend helder weergegeven worden. Ze dienen daarom alleen ter indicatie

Door een consequente methode van belichten, ontwikkelen en afdrukken is vooraf te bepalen hoe de contrastomvang van het beeld past op de contrastomvang op het negatief en op het papier. Door op de juiste manier te belichten, te ontwikkelen en af te drukken wordt een optimale print bereikt.

De standaard-afwerkmethode gaat uit van een contrastomvang van 10 diafragmastops in het originele beeld, met een aangepaste ontwikkeling van het negatiefmateriaal kan dit aangepast worden naar 8, 9, 11 of 12 stops. Bij de opname wordt dus al bepaald hoe het negatiefmateriaal ontwikkeld moet worden.

Om de contrastomvang en belichting goed te kunnen bepalen is een spotmeter nodig, hiermee kunnen de elementen in het beeld precies in de juiste zone geplaatst worden.

Hoewel met moderne donkerekamer technieken het zone-systeem minder van belang is om vooraf rekening mee te houden, wordt het basisidee van het opdelen in 10 stappen nog gebruikt voor het krijgen van een optimale belichtingstijd en afdruk. Hierbij bepaalt men de lichtste en donkerste partijen in een beeld en legt deze in de juiste zone. Hieruit volgt dan een correcte belichtingstijd.

Met de opkomst van digitale techniek en gebruik van histogrammen voor een correcte belichting is het zonesysteem helemaal achterhaald. Het basisidee van het zonesysteem is echter nog steeds van toepassing: door het bepalen van de lichte en donkere partijen bepaal je eigenlijk de randen van het histogram.

Voorbeeld

Een beeld met een extreem hoog contrast wordt zo belicht en ontwikkeld dat het beeld op het negatief vrij zacht is en in de donkere kamer goed te printen. Omgekeerd kan een beeld met weinig contrast door het negatief extra lang te ontwikkelen worden omgezet naar meer contrast voor een betere afdruk.

Belichtingsmeting

Voor we de juiste sluitertijd en diafragma kunnen instellen moeten we eerst een belichtingsmeting doen. Gebruiken we de ingebouwde lichtmeter dan wordt het een stuk eenvoudiger om de zaak in te stellen.

We zorgen dat de juiste filmgevoeligheid (ISO waarde) op de camera is ingesteld. We hebben nu de eerste variabele ingevoerd.

Op het moment dat de meting wordt uitgevoerd geeft de belichtingsmeter een lichtwaarde (EV) af. Dit doet hij door de lichtsterke tegen de ISO-waarde van de film te nemen. De lichtwaarde is de tweede variabele.

Voor iedere lichtwaarde is er een aantal combinaties van sluitertijd en diafragma dat hetzelfde resultaat geeft. We hebben nu nog twee variabelen over. De camera zou zonder verdere informatie hier niets mee kunnen. We moeten nu de derde variabel invoeren. Dit is of de sluitertijd of het diafragma. De keuze is afhankelijk van wat men wil. Men kan op de camera ook een belichtingsprogramma instellen, deze haalt de informatie uit een tabel.

Nu we drie van de vier variabelen weten kan de camera de vierde instellen en de fotograaf kan de ontspanknop verder indrukken na acceptatie van de uitkomst.

Exposure Value

Exposure Value (EV) is gewoon een manier om sluitertijd en diafragma te combineren tot een enkele waarde. Hoewel sluitertijd en diafragma beide veel "neveneffecten" met zich meebrengen, zoals bewegingsonscherpte en scherptediepte, houdt EV daar geen rekening mee. EV heeft alleen betrekking op belichting.

Het berekenen van de EV voor een bepaalde combinatie van instellingen gebeurt via deze formule:

Eq 1

Waarbij:
N = f-getal
t = sluitertijd.

Exposure Value
 11.422.845.681116223245
30"-5-4-3-2-10123456
16"-4-3-2-101234567
8"-3-2-1012345678
4"-2-10123456789
2"-1012345678910
1"01234567891011
2123456789101112
42345678910111213
834567891011121314
16456789101112131415
305678910111213141516
6067891011121314151617
125789101112131415161718
2508910111213141516171819
50091011121314151617181920
1000101112131415161718192021
2000111213141516171819202122
4000121314151617181920212223

Voorbeeld combinaties tijd/diafragma

Combinaties bij een EV van 13
Diafragma1.422.845.6811162232
Sluitertijd4000200010005002501256030158

Het maken van de foto

Voor we de film gaan belichten dienen een aantal zaken overwogen te worden.

  1. Scherptediepte
  2. Bewegings-onscherpte
  3. Voorgrond- / achtergrond-onscherpte

Nadat we weten wat belangrijk is kunnen we de meest geschikte belichtingsmethode kiezen en eventuele hulpmiddelen.

Belichtingsmethodes

AE met sluitertijden voorkeur

De fotograaf stelt zelf de sluitertijd in en de camera stelt het diafragma in.

Met deze methode is het mogelijk de bewegingsonscherpte te beïnvloeden. Indien het diafragma te klein is en/of de gewenste scherptediepte te groot wordt kan men een grijsfilter gebruiken zodat het diafragma groter wordt.

AE met diafragma voorkeur

De fotograaf stelt zelf het diafragma in en de camera stelt de sluitertijden in.

Met deze methode is het mogelijk om de scherptediepte te beïnvloeden. Indien de kortste sluitertijd van de camera te lang is, kan men met een grijsfilter gebruiken zodat de sluitertijd langer wordt.

AE met werkdiafragma

Deze methode is een variant van de diafragmavoorkeur. Het diafragma is afhankelijk van de contructie of instelling van de lens.

Spiegelobjectieven, microscopen en telescopen hebben een vaste diafragma. We moeten de camera in werkdiafragma mode zetten of Av mode kiezen waarbij de camera dan zelf in deze mode omschakeld. Dit is te herkennen door F00.

Geprogrammeerde belichting

Onder normale lichtomstandigeheden kan het automatische programma van de camera de sluitertijd en diafragma instellen.

Deze methode wordt aangeduid als P of program.

Deze methode gebruikt men als je onverwacht een foto wilt maken zonder eerst de optimale instelling uit te zoeken.

Afhankelijk van de camera kunnen uit een of meerdere belichtingsprogramma's gekozen worden.

Onder twee diagrammen van de Canon T90.

Program T90
Program bij FD 50 f/1.4.

Vari program
Variabel program bij FD 50 f/1.4.

Op sommige camera's kun je door aan het selectie wiel te draaien je een andere sluitertijd/diafragma combinatie kiezen met dezelfde EV. Dit kan pas als je de sluiterknop half hebt ingedrukt. Dit zijn vaak meer mogelijkheden dan het vari-program.

Handbediening van sluitertijd en diafragma

De fotograaf stelt de sluitertijd en diafragma zelf in. Ook de bulb stand valt hieronder.

Deze methode wordt gebruikt als we willen over- of onderbelichten. Ook in situaties waarin de ingebouwde belichtingsmeter niet gebruikt kan worden is deze mode ideaal.

AE met scherptediepte voorkeur

Deze methode bestaat pas sinds de introductie van de autofocus camera. De fotograaf kiest de twee uiterste punten van de afstand en de camera berekend het diafragma. Indien het resultaat geldig is berekent de camera de sluitertijd en kan er worden afgedrukt. Deze methode is een variant op de AE met diafragma voorkeur.

Bij niet autofocus systemen kan men dit zelf uitrekenen of op het objectief kijken als deze scherptediepte markeringen heeft.

Safety shift

Safety Shift is de helpende hand voor veel EOS-camera's die de belichting onder controle houden wanneer het licht onverwacht of geleidelijk verandert.

Laat me je een scenario geven. Je kiest ervoor om enkele actiefoto's te maken en je weet dat de juiste sluitertijd de sleutel is tot het vastleggen van beweging. Als dat betekent dat u de modusknop naar Tv draait, is Safety Shift de beschermengel voor uw blootstelling.

Wordt er te weinig licht gemeten dan stelt de camera een langere tijd in of een groter diafragma. Dit werkt alleen in Tv en Av modus. Ook bij overbelichting grijpt het in.

Belichtingscompensatie

Belichtingscompensatie is in de fotografie het aanpassen van belichtingsinstellingen een combinatie van filmgevoeligheid, belichtingstijd en diafragmagetal. Een, al dan niet in het fototoestel ingebouwde, belichtingsmeter geeft vaak de belichtingsinstellingen aan. Soms is het echter wenselijk om af te wijken van de aangegeven waarden. Dit kan gebeuren vanwege een ongebruikelijke belichting van het onderwerp, ongewenste standaardinstellingen van de gebruikte camera, beoogde overbelichting of onderbelichting, of voor beoogde verdere bewerkingen zoals HDR fotografie.

Gebruik

Belichtingscompensatie kan handmatig worden bijgesteld indien een gemeten (te fotograferen) situatie heel erg wit; of heel erg zwart is.

Situaties waarin belichtingscompensatie wenselijk kan zijn:

De regeling is standaard ±2 stops.

Gangbaar is een schaaltje met -2 • -1 • 0 • +1 • +2 voor ½ stops en -2 • • -1 • • 0 • • +1 • • +2 bij 1/3 stops. Hieronder loopt een wijzer de de ingesteld waarde aangeeft.

Op sommige systemen kan dit ook met de flitser worden gedaan.

Vaak vindt je op oudere camera's ¼ • ½ • 1 • 2 • 4 voor ½ stops en ¼ • • ½ • • 1 • • 2 • • 4 bij 1/3 stops. Dit zijn vermenigvuldigings factoren. Ze komen met de boven beschreven schaal overeen.